ECLI:NL:RBAMS:2022:4427

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
13/100443-22 en 13/741042-19 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenvoudige winkeldiefstal en diefstal van benzine door tanken zonder te betalen met gestolen kentekenplaten

Op 27 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder een knuffelbeer en benzine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, betrokken was bij een serie vermogensdelicten, waaronder het tanken van benzine zonder te betalen en het stelen van kentekenplaten. De zaak kwam voor de rechtbank na een zitting op 13 juli 2022, waar de officier van justitie, mr. I. Barendregt, de vordering indiende. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen door de politie betrouwbaar waren, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij sommige feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de inbraak in een bedrijfspand, maar achtte de diefstal van de knuffelbeer en de benzine wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank weigerde een contactverbod met de medeverdachte op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/100443-22 (Promis)
Parketnummer vordering tul: 13/741042-19
Datum uitspraak: 27 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit andere hoofde gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Barendregt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kortgezegd en na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
medeplegen van inbraak in een bedrijfspand in Amsterdam op 29 januari 2022;
medeplegen van diefstal van een knuffelbeer bij een tankstation in Amsterdam op 20 maart 2022;
medeplegen van diefstal, subsidiair verduistering, door op of omstreeks 27 januari, 19 maart, 21 maart en 23 maart 2022 bij verschillende tankstations in Amsterdam te tanken zonder te betalen.
medeplegen van diefstal, subsidiair heling, van kentekenplaten van verschillende auto’s in Amsterdam op of omstreeks 27 januari, 19 maart, 21 maart en 23 maart 2022.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.1.1.
Bedrijfsinbraak
De officier van justitie heeft zich bij requisitoir op het standpunt gesteld dat op basis van de aangifte, de camerabeelden en de herkenningen van verschillende verbalisanten, kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen hebben ingebroken in het bedrijfspand van [naam bedrijf BV] . Daarbij acht de officier van justitie de herkenningen door de verschillende verbalisanten betrouwbaar, nu deze afzonderlijk van elkaar hebben plaatsgevonden en de specifieke uiterlijke kenmerken worden beschreven waaraan verdachte wordt herkend als de persoon die op de camerabeelden te zien is. Bovendien hebben verbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte herkend na het zien van de bewegende beelden, die van een betere kwaliteit waren dan de
stillsdie in het dossier zijn gevoegd.
4.1.2.
Diefstal van knuffelbeer
Ook het onder 2 ten laste gelegde acht de officier van justitie bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij de knuffelbeer heeft meegenomen zonder te betalen en dat medeverdachte [medeverdachte] daar niets van wist. Die verklaring schuift de officier van justitie ter zijde en gaat er op basis van de uiterlijke verschijningsvorm vanuit dat verdachten deze diefstal in vereniging hebben gepleegd. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben namelijk ook later die avond bij dat tankstation samen nog een andere knuffelbeer weggenomen en zijn de volgende dag samen naar het tankstation gegaan om de knuffels alsnog af te rekenen. Bovendien was de knuffelbeer van een zodanig formaat dat het medeverdachte [medeverdachte] niet kan zijn ontgaan dat verdachte deze niet had betaald.
4.1.3.
Diefstal van benzine en kentekenplaten
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde diefstal van benzine en kentekenplaten vindt de officier van justitie dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de op 27 januari 2022 en 23 maart 2022 gepleegde feiten. Daarom dient verdachte volgens haar voor deze feiten te worden vrijgesproken.
Voor de diefstallen die zijn gepleegd op 19 en 21 maart 2022 is er naar het oordeel van de officier van justitie voldoende bewijs om aan te nemen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de kentekenplaten hebben gestolen, deze op de Citroën C1 van de vader van verdachte, dan wel de Volkswagen Polo van zijn schoonzus, hebben gezet en daarmee hebben getankt zonder te betalen. Daartoe baseert de officier van justitie zich voor de feiten van 19 maart 2022 op de verklaring van de medewerker van de [naam bedrijf] waaruit blijkt dat op die dag twee mannen in een Citroën C1 met deuken in het rechterachterportier het tankstation binnenrijden, het feit dat de vader van verdachte over een Citroën C1 beschikt die een deuk in de rechterachterzijde heeft, dat de kentekenplaten kort daarvoor in de nabije omgeving van het tankstation zijn gestolen en dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op de camerabeelden van 21 maart 2022 worden herkend als de personen in de Citroën C1.
Met betrekking tot de feiten op 21 maart 2022 overweegt de officier van justitie als volgt. Verdachte bekent ter zitting de diefstal van de kentekenplaat en de benzine te hebben gepleegd. Voorts blijkt uit de verklaring van getuige [getuige] dat op 21 maart rond 20.30 uur de kentekenplaten met nummer [kenteken 1] van een zwarte Volkswagen Polo zijn gestolen. Op de camerabeelden van Shell tankstation [locatie] is te zien dat op 21 maart 2022 om 20.51 uur door twee personen in een zwarte Volkswagen Polo met dat kenteken wordt getankt zonder te betalen. Daarbij wordt verdachte herkend en de bestuurder van de auto draagt een zwarte glimmende jas. Vervolgens worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] om 21.19 uur samen gezien bij het Total tankstation, waarbij [medeverdachte] een zwarte glimmende jas draagt. Ten slotte zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] om 21.48 uur samen in het [naam hotel] . Gelet op het korte tijdsverloop waarin verdachten op verschillende locaties samen worden gezien en de korte reisafstand tussen deze locaties, gaat de officier van justitie er vanuit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de diefstal van benzine en kentekenplaten op 21 maart 2022 samen heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
4.2.1.
Bedrijfsinbraak
De raadsman heeft bepleit dat behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en dat verdachte in dit geval dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, omdat de herkenningen van de verbalisanten niet betrouwbaar zijn en de
stillsin het dossier onvoldoende duidelijk zijn om vast te stellen dat verdachte de persoon op de camerabeelden is. De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de herkenningen door de verbalisanten zijn beïnvloed door hun verwachtingspatroon dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] altijd samen zijn. Daarnaast is de beschrijving van de uiterlijke kenmerken van de persoon op de beelden te algemeen om een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren.
4.2.2.
Diefstal van benzine en kentekenplaten
Voorts heeft de verdediging betoogd dat vrijspraak dient te volgen voor de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten op 27 januari, 19 maart en 23 maart 2022, nu het bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij deze feiten ontbreekt. Op 27 januari 2022 en 23 maart 2022 wordt bij de tankstations een Citroën C1 gezien. Echter kan niet worden vastgesteld dat dit de Citroën C1 van de vader van verdachte betreft, laat staan dat verdachte op die momenten deze auto bestuurde. Ten aanzien van 19 maart 2022 merkt de raadsman op dat de medewerker van het tankstation Total heeft verklaard dat het dezelfde auto is die op 20 maart heeft getankt zonder te betalen, maar dat zij niet verklaart dat het ook dezelfde personen zijn. Dat verdachte op 20 maart de bestuurder van de Citroën C1 was, betekent niet zonder meer dat hij die auto ook op 19 maart bestuurde. Verdachte wordt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkend, maar deze herkenning is onbetrouwbaar. De
stillvan de camerabeelden is te onduidelijk om verdachte daarop te herkennen. Ten aanzien van de diefstal van de kentekenplaten en van de benzine op 21 maart 2022 heeft de verdedigingen geen opmerkingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het beantwoorden van de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, stelt de rechtbank het volgende voorop.
Betrouwbaarheid van herkenningen
Allereerst wijst de rechtbank erop dat in het strafrecht behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen van personen op foto’s of camerabeelden en de bewijskracht daarvan; zeker in de gevallen waarin dit het enige bewijsmiddel voor de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit betreft. Dat de herkenningen worden gedaan door opsporingsambtenaren van hetzelfde politieteam of dat zij op voorafgaand aan de herkenning over informatie over de te herkennen personen beschikken, staat niet zonder meer aan de betrouwbaarheid van die herkenningen in de weg. Om de betrouwbaarheid van herkenningen te toetsen zal de rechtbank telkens moeten nagaan of het beeldmateriaal op basis waarvan een herkenning heeft plaatsgevonden, voldoende duidelijk is om een valide herkenning op te kunnen baseren. Alleen in dat geval kan een herkenning betrouwbaar worden geacht.
Tanken zonder te betalen: diefstal of verduistering?
Daarnaast moet de rechtbank beoordelen of het wederrechtelijk toe-eigenen van de brandstof, zoals onder 3 ten laste is gelegd, het strafbare feit diefstal of verduistering oplevert. Van diefstal is sprake als de verdachte de brandstof met het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening wegneemt, welk oogmerk hij (reeds) ten tijde van het tanken dient te hebben. Van verduistering is sprake als de betrokkene de brandstof anders dan door misdrijf onder zich heeft en hij zich deze wederrechtelijk toe-eigent. Van belang hierbij is met name de intentie waarmee de verdachte heeft getankt, alsmede of het tanken als wegnemen of slechts als - anders dan door misdrijf - onder zich krijgen wordt aangemerkt. Of de gedraging diefstal of verduistering oplevert, zal afhankelijk zijn van de feiten en omstandigheden van het geval (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:367).
De rechtbank stelt vast dat bij het tanken zonder te betalen telkens gebruik is gemaakt van een voertuig met gestolen, althans niet bij het voertuig behorende, kentekenplaten. Alleen al uit deze omstandigheid leidt de rechtbank af dat voorafgaand aan het tanken de intentie bestond om niet voor de brandstof te betalen. Ook het feit dat men direct na het tanken het tankstation verlaat en niet op enige wijze aanstalten maakt om voor de brandstof te betalen, levert naar de uiterlijke verschijningsvorm diefstal op.
De Citroën C1
Tot slot stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat de grijze Citroën C1 met een deuk in het rechterachterportier, de Citroën C1 betreft die aan de vader van verdachte toebehoort.
Het voorgaande in aanmerking nemend, komt de rechtbank tot de volgende beslissingen.
4.3.1
Vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde bedrijfsinbraak
Verdachte heeft ter terechtzitting zijn betrokkenheid bij de inbraak ontkend. Daartegenover staat dat verdachte door drie verbalisanten wordt herkend op de beelden van de beveiligingscamera’s. De rechtbank stelt echter vast dat de beelden van gezichtskenmerken op basis waarvan deze herkenningen hebben plaatsgevonden onvoldoende duidelijk zijn om enkel en alleen daarop een valide herkenning te baseren. Daarmee zijn de herkenningen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] niet zonder meer betrouwbaar en is mogelijk dat hun conclusies zijn beïnvloed door verwachtingspatronen en voorinformatie. Dit betekent dat de rechtbank niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat verdachte de persoon is die op de camerabeelden te zien is. Daarom zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2.
Partiële vrijspraak van medeplegen bij diefstal knuffelbeer
Verdachte heeft bekend dat hij de knuffelbeer heeft weggenomen zonder te betalen en dat medeverdachte [medeverdachte] daar niets van wist. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er ten tijde van de diefstal een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten bestond die was gericht op het plegen van deze diefstal. Dat medeverdachte [medeverdachte] ook in de winkel van het tankstation aanwezig was en de volgende dag samen met verdachte de knuffelbeer alsnog heeft afgerekend, vindt de rechtbank geen bijdrage van voldoende gewicht om hem als medepleger aan te merken. Daarom zal de rechtbank verdachte van dit bestanddeel vrijspreken.
4.3.3.
De onder 3 en 4 ten laste gelegde diefstal van benzine en kentekenplaten
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten op 27 januari en 23 maart 2022 niet kunnen worden bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank acht daarentegen wel bewezen dat verdachte op 19 en 21 maart 2022 samen met een ander kentekenplaten en brandstof heeft gestolen. Over de feiten op 21 maart heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Met betrekking tot de feiten op 19 maart overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de aangifte van tankstation [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres] in Amsterdam, blijkt dat op 19 maart 2022 om 18.19 uur een groen/grijze Citroën C1 met het kenteken [kenteken 2] en opvallende deuken aan de rechterzijkant heeft getankt zonder te betalen. Later blijkt dat de platen met kenteken [kenteken 2] tussen 17.45 en 18.45 uur zijn weggenomen van (en na de diefstal weer teruggeplaatst op) een auto die 350 meter verderop aan de [adres] stond geparkeerd. Gelet op de kleine afstand tussen deze locatie en het tankstation, alsmede de zeer beperkte tijd tussen beide feiten, gaat de rechtbank er vanuit dat degene die zich schuldig hebben gemaakt aan het tanken zonder te betalen, ook verantwoordelijk zijn voor de diefstal van de kentekenplaten.
De grijze Citroën C1 staat op naam van de vader van verdachte en verdachte wordt door twee verbalisanten op de camerabeelden van de Total herkend als de bestuurder van het voertuig. De rechtbank vindt deze herkenningen betrouwbaar, nu de
stillwaarop de bestuurder van de auto zichtbaar is (p. 68 van het procesdossier) voldoende duidelijk is om daarop een valide herkenning tot kunnen baseren. Bovendien hebben de verbalisanten de herkenning gebaseerd op de bewegende beelden, welke blijkens het proces-verbaal van betere kwaliteit waren dan de
stillsdaarvan. Op de beelden is verder te zien is dat de bestuurder, de als verdachte herkende persoon, achter het stuur blijft zitten en dat de bijrijder naar de pomp loopt, tankt en weer in de auto stapt, waarna de auto wegrijdt, zonder dat de benzine is betaald.
Op basis van de relatie tussen verdachte en de Citroën C1, alsmede de herkenning van de verbalisanten vindt de rechtbank bewezen dat verdachte zich met een ander schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de brandstof, alsmede te kentekenplaten die daarbij zijn gebruikt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2
op 20 maart 2022 te Amsterdam, een knuffelbeer (ter waarde van 25,50 euro), die aan tankstation Total toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
3 primair
in de periode van 27 januari 2022 tot en met 23 maart 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
- op 19 maart 2022 33,99 liter benzine (ter waarde van 81,20 euro), toebehorende aan Tankstation Total, en
- op 21 maart 2022 47,29 liter benzine (ter waarde van 116,76 euro), toebehorende aan Shell tankstation [locatie] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
4 primair
in de periode van 27 januari 2022 tot en met 23 maart 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander
- op 19 maart 2022 kentekenplaten met het kenteken [kenteken 2] , die aan [persoon 1] toebehoorden, en
- op 21 maart 2022 kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] , die aan [persoon 2] toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden: de meldplicht en het meewerken aan ambulante behandeling, begeleid wonen, het vinden en behouden van dagbesteding en middelencontrole.
Daarnaast wil de officier van justitie dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] voor de duur van 2 jaar. Daarbij wordt gevorderd dat voor elke overtreding van dit contactverbod vervangende hechtenis van één week zal worden toegepast en dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de feiten die volgens de verdediging bewezen kunnen worden, kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur die verdachte op dit moment in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is het verzoek aan verdachte geen contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] op te leggen. Dat contactverbod zou de vriendschap tussen hen belemmeren en kan moeilijk worden gehandhaafd. Bovendien geldt er tot maart 2023 al een contactverbod als een bijzondere voorwaarde in het kader van het lopende toezicht.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een knuffelbeer en hij heeft samen met een ander tweemaal benzine getankt zonder daarvoor te betalen. Daarbij is gebruik gemaakt van kentekenplaten die zij kort daarvoor van geparkeerde auto’s in de omgeving van de betreffende tankstations hebben gestolen, kennelijk om de opsporing te bemoeilijken. Verdachte heeft met geen ander doel gehandeld dan zijn eigen financiële gewin en geen oog gehad voor de schade en overlast de uitbaters van benzinestations en de eigenaren van de kentekens door zijn gedrag hebben ondervonden. Met name deze laatstgenoemde slachtoffers zijn ernstig geraakt door het gedrag van verdachte. Zij werden aansprakelijk gesteld voor de diefstal van de benzine, moesten aangifte doen en nieuwe kentekenplaten aanvragen, waarvoor zij kosten hebben moeten maken. Bovendien kon een van de slachtoffers de auto tijdelijk niet gebruiken totdat deze van nieuwe kentekenplaten was voorzien. Verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven en zijn eigen belang, zijn financieel gewin en het feit om niet opgespoord te worden vooropgesteld. Dat neemt de rechtbank hem kwalijk. Daarnaast vindt de rechtbank het zorgelijk dat verdachte in een korte tijd meermalen in verband wordt gebracht met soortgelijke feiten. Ook lijkt verdachte geen inzicht te hebben in de verwijtbaarheid en de gevolgen van zijn gedrag. Zo heeft hij ter terechtzitting als verklaring voor de diefstal van de knuffelbeer gegeven dat hij deze wel wilde afrekenen, maar dat hij niet in de lange rij voor de kassa wilde staan. Evenmin heeft verdachte op enige wijze geuit dat hij spijt heeft van zijn daden.
8.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapportages van 14 en 22 juni 2022, opgesteld door mw. [persoon 3] , en de ter zitting overhandigde brief van 12 juli 2022 van dhr. [persoon 4] , de ambulant begeleider van verdachte bij [naam zorginstelling] .
Uit de reclasseringsrapportage van 14 juni 2022 blijkt dat sprake is van een delictspatroon in vermogens- en geweldsdelicten en het in vereniging plegen van strafbare feiten. Daarnaast is bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek, hetgeen hem beperkt om een stabiel leven op te bouwen. Het gebrek aan een vaste woonplek en structurele dagbesteding, zijn drugsverslaving en zijn negatief sociaal netwerk vormen risicofactoren voor crimineel gedrag. Verdachte staat bekend als veelpleger en is geregistreerd in de Top 600 van Amsterdam. De reclassering schat het risico op recidive hoog in. Verdachte wordt op dit moment in het kader van lopend toezicht begeleid door de reclassering en [naam zorginstelling] . Verdachte had een woonplek in [plaats] en werd daar meermalen per week bezocht door een ambulant woonbegeleider voor praktische hulp en motiverende gesprekken. Ook was hij aangemeld voor schuldhulpverlening. Na detentie kan verdachte niet terugkeren naar zijn woning in [plaats] als gevolg van diverse overlastmeldingen. Er is nog geen duidelijkheid over een eventueel nieuwe woonplek. De reclassering vindt het van belang dat de behandeling en begeleiding wordt voortgezet om de kans op recidive te verkleinen. Het plan van aanpak zoals dat is opgesteld is nog steeds passend en daarom ziet de reclassering geen aanleiding om in het kader van de onderhavige strafzaak een deels voorwaardelijke straf met andere interventies te adviseren. Uit het aanvullende rapport van 22 juni 2022 blijkt dat de reclassering zich wel kan vinden in het opleggen van een locatiegebod met elektronische monitoring als extra bijzondere voorwaarde bij het huidige toezicht. Het opleggen van een locatiegebod zou verdachte meer structuur in zijn leven kunnen bieden en hem kunnen motiveren om een zinvolle dagbesteding te vinden. Daarbij signaleert de reclassering wel een risico op overvraging van verdachte en de mogelijkheid dat een terugval in gebruik van verdovende middelen de haalbaarheid en de bereidheid om zich aan de regels van de elektronische monitoring te houden, negatief kan beïnvloeden.
Uit de brief van dhr. [persoon 4] volgt dat verdachte zijn afspraken nakomt en dat hij was aangemeld voor een verslavingsbehandeling en schuldhulpverlening bij [naam instelling] in Zaanstad. Verdachte stelt zich open voor begeleiding en doet zijn best om niet in contact te komen met zijn negatieve sociale netwerk. Het belangrijkste doel voor verdachte is het onderhouden van de band met zijn familie. Hij wil zich graag inzetten voor de maatschappij en wil zijn ouders niet meer teleurstellen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 juli 2022, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaar meermalen eerder is veroordeeld voor het in vereniging plegen van vermogensdelicten. Gelet op deze recidive dient volgens de LOVS-oriëntatiepunten per eenvoudige diefstal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken als uitgangspunt te gelden. Daarbij is het feit dat verdachte de diefstallen van benzine en kentekenplaten samen met een ander heeft gepleegd, nog niet als strafverzwarende omstandigheid meegewogen.
8.3.3.
De op te leggen straf
Enerzijds vindt de rechtbank het zorgelijk dat verdachte ondanks eerdere veroordelingen tot forse voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, alsmede het sinds 2019 lopende toezicht door de reclassering, opnieuw strafbare feiten pleegt. Anderzijds ziet de rechtbank gelet op deze voorgeschiedenis dan ook geen meerwaarde in het opnieuw opleggen van een deels voorwaardelijke straf. Daarnaast verloopt het huidige toezicht goed en heeft verdachte tenminste tot maart 2023 toezicht en begeleiding. Bovendien heeft de reclassering aangegeven geen aanvullende interventies noodzakelijk te achten.
Gelet op het voorgaande en omdat de rechtbank minder ten laste gelegde feiten bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie bij requisitoir heeft gevorderd, bestaat aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van de strafeis. De rechtbank zal aansluiten bij het eerder genoemde oriëntatiepunt en aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, opleggen.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om tevens een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex. 38v WvSr op te leggen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn vrienden, leven in dezelfde omgeving en hun ouders wonen in dezelfde buurt. Daarmee is de maatregel moeilijk te handhaven. Bovendien is het contactverbod eerder als bijzondere voorwaarde aan een voorwaardelijke straf gekoppeld, maar dat bleek ook niet effectief.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De benadeelde partij [persoon 5]
De benadeelde partij [persoon 5] vordert € 985,55 aan vergoeding van materiële schade en een niet nader genoemd bedrag aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Buiten dat de vordering niet is onderbouwd, kan verdachte niet tot vergoeding van deze schade worden verplicht, omdat verdachte voor het ten laste gelegde onderdeel van het feit waardoor de benadeelde partij schade zou hebben geleden, wordt vrijgesproken.
9.2
De benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 213,44 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Naast het feit dat de gevorderde vergoeding voor de geleden schade door het tanken zonder te betalen op 21 maart 2022 om 19:54 door een Citroën C met kenteken [kenteken 3] niet op de onderhavige dagvaarding staat, en verdachte voor de andere feiten waarop de gevorderde schade betrekking heeft, wordt vrijgesproken, voldoet de vordering niet aan de wettelijke vereisten. Deze is immers niet volledig ingevuld en niet ondertekend, hetgeen wel van een professionele partij verwacht mag worden.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 15 juni 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/741042-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 28 februari 2022 van de meervoudige strafkamer in Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met bevel dat van deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Op basis van het strafblad van verdachte stelt de rechtbank vast dat deze voorwaardelijke straf al bij de veroordeling van 7 oktober 2020 geheel ten uitvoer is gelegd en dat de vordering van de officier van justitie om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
diefstal.
Ten aanzien van het onder 3 primair en onder 4 primair ten laste gelegde:
telkens: diefstal, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart benadeelde partij [persoon 5] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/741042-19 niet-ontvankelijk.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. S. Djebali en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juli 2022.
[...]
[...]