ECLI:NL:RBAMS:2022:4426

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
13/100454-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedrijfsinbraak en diefstal van benzine door tanken zonder te betalen met gestolen kentekenplaten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere vermogensdelicten, waaronder bedrijfsinbraak en diefstal van benzine. De verdachte, geboren in 1995 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van een inbraak in een bedrijfspand in Amsterdam op 29 januari 2022, de diefstal van een knuffelbeer bij een tankstation op 20 maart 2022, en het tanken zonder te betalen bij verschillende tankstations op meerdere data in maart 2022. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij de herkenning door verbalisanten van de verdachte op camerabeelden een belangrijke rol speelde. De officier van justitie heeft gepleit voor een veroordeling op basis van deze herkenningen en andere bewijsstukken, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van onvoldoende bewijs en onbetrouwbare herkenningen. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte schuldig bevonden aan de inbraak en de diefstal van benzine en kentekenplaten op 21 maart 2022, maar sprak hem vrij van de andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/100454-22 (Promis)
Datum uitspraak: 27 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende op het adres [adres 1] ,
nu gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Barendregt en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. van den Berg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kortgezegd en na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
medeplegen van inbraak in een bedrijfspand in Amsterdam op 29 januari 2022;
medeplegen van diefstal van een knuffelbeer bij een tankstation in Amsterdam op 20 maart 2022;
medeplegen van diefstal, subsidiair verduistering, door op of omstreeks 27 januari, 19 maart, 21 maart en 23 maart 2022 bij verschillende tankstations in Amsterdam te tanken zonder te betalen.
medeplegen van diefstal, subsidiair heling, van kentekenplaten van verschillende auto’s in Amsterdam op of omstreeks 27 januari, 19 maart, 21 maart en 23 maart 2022.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.1.1.
Bedrijfsinbraak
De officier van justitie heeft zich bij requisitoir op het standpunt gesteld dat op basis van de aangifte, de camerabeelden en de herkenningen van verschillende verbalisanten, kan worden bewezen dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] heeft ingebroken in het bedrijfspand van [naam bedrijf BV] Daarbij acht de officier van justitie de herkenningen door de verschillende verbalisanten betrouwbaar, nu deze afzonderlijk van elkaar hebben plaatsgevonden en de specifieke uiterlijke kenmerken worden beschreven waaraan verdachte wordt herkend als de persoon die op de camerabeelden te zien is. Bovendien hebben verbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte herkend na het zien van de bewegende beelden, die van een betere kwaliteit waren dan de
stillsdie in het dossier zijn gevoegd.
4.1.2.
Diefstal van knuffelbeer
Ook het onder 2 ten laste gelegde acht de officier van justitie bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij bij de kassa een telefoonkaart aan het afrekenen was en dat hij niet heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte] een knuffelbeer mee nam zonder te betalen. De officier van justitie schuift deze verklaring ter zijde en gaat er op basis van de uiterlijke verschijningsvorm vanuit dat verdachten deze diefstal in vereniging hebben gepleegd. Medeverdachte [medeverdachte] en verdachte hebben namelijk ook later die avond bij dat tankstation nog een knuffelbeer weggenomen en zijn de volgende dag samen opnieuw naar het tankstation gegaan om die knuffels alsnog af te rekenen. Bovendien was de knuffelbeer van een zodanig formaat dat het verdachte niet kan zijn ontgaan dat medeverdachte [medeverdachte] deze niet had betaald.
4.1.3.
Diefstal van benzine en kentekenplaten
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde diefstal van benzine en diefstal van kentekenplaten vindt de officier van justitie dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de op 27 januari 2022 gepleegde feiten. Dat geldt ook voor de diefstal van kentekenplaten op 23 maart 2022. Daarom dient verdachte volgens het Openbaar Ministerie voor deze feiten te worden vrijgesproken.
Voor de diefstallen die zijn gepleegd op 19 en 21 maart 2022 is er naar het oordeel van de officier van justitie voldoende bewijs om aan te nemen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de kentekenplaten hebben gestolen, deze op de Citroën C1 van de vader van medeverdachte, dan wel de Volkswagen Polo van zijn schoonzus, hebben gezet en daarmee hebben getankt zonder te betalen. Daartoe baseert de officier van justitie zich voor de feiten van 19 maart 2022 op de verklaring van de medewerker van de [naam bedrijf] waaruit blijkt dat op die dag twee mannen in een Citroën C1 met deuken in het rechterachterportier het tankstation binnenrijden, het feit dat de vader van medeverdachte [medeverdachte] over een Citroën C1 beschikt die een deuk in de rechterachterzijde heeft, dat de kentekenplaten kort daarvoor in de nabije omgeving van het tankstation zijn gestolen en dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op de camerabeelden van 21 maart 2022 worden herkend als zij de eerder gestolen knuffels komen afrekenen.
Met betrekking tot de feiten op 21 maart 2022 overweegt de officier van justitie als volgt. Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat op 21 maart rond 20.30 uur de kentekenplaten met nummer [kenteken 1] van een zwarte Volkswagen Polo zijn gestolen. Op de camerabeelden van Shell tankstation [locatie] is te zien dat op 21 maart 2022 om 20.51 uur door twee personen in een zwarte Volkswagen Polo met dat kenteken wordt getankt zonder te betalen. Daarbij wordt medeverdachte [medeverdachte] herkend en de bestuurder van de auto draagt een zwarte glimmende jas. Vervolgens worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] om 21.19 uur samen gezien bij het Total tankstation, waarbij verdachte een zwarte glimmende jas draagt. Ten slotte zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] om 21.48 uur samen in het [naam hotel] . Gelet op het korte tijdsverloop waarin verdachten op verschillende locaties samen worden gezien en de korte reisafstand tussen deze locaties, gaat de officier van justitie er vanuit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de diefstal van benzine en kentekenplaten op 21 maart 2022 samen heeft gepleegd.
Ten slotte acht de officier van justitie ook bewezen dat verdachte zich op 23 maart 2022 heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van brandstof.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken en voert daartoe het volgende aan.
4.2.1.
Bedrijfsinbraak
Allereerst heeft de raadsvrouw beargumenteerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde bedrijfsinbraak, omdat de herkenningen van verdachte als één van de personen op de camerabeelden niet betrouwbaar zijn. De herkenningen hebben plaatsgevonden door verbalisanten van hetzelfde politieteam en in het kader van een onderzoek naar dezelfde strafbare feiten dat zich specifiek richtte op verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Gelet op de voorkennis waarover de verbalisanten ten tijde van de herkenning beschikten, alsmede de bewuste of onbewuste beïnvloeding door hun verwachtingspatronen om verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] te herkennen, is de herkenning niet betrouwbaar. Daarnaast zijn de herkenningen tot stand gekomen op basis van beeldmateriaal van onvoldoende kwaliteit en stellen de verbalisanten verdachte te herkennen aan specifieke uiterlijke kenmerken die niet op de beelden te zien zijn.
4.2.2.
Diefstal van knuffelbeer
Ten aanzien van het medeplegen van de diefstal van de knuffelbeer heeft de verdediging erop gewezen dat enig bewijs dat duidt op een samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ontbreekt.
4.2.3.
Diefstal/verduistering van benzine
Voor de onder 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw primair integrale vrijspraak bepleit, nu de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten niet kan worden bewezen. Allereerst blijkt ten aanzien van 27 januari 2022 uit de aangifte dat er op die dag door twee personen in een Citroën C1 wordt getankt zonder te betalen, maar geen van beiden wordt herkend. Alhoewel de raadkamer de gevangenhouding mede heeft gebaseerd op dit feit achtte de rechter-commissaris voor dit feit onvoldoende ernstige bezwaren aanwezig. Ten tweede verklaart de medewerkster van de [naam bedrijf] dat de Citroën C1 die op 20 maart te zien is dezelfde auto betreft die op 19 maart 2022 heeft getankt zonder te betalen, maar zij verklaart niet dat zij ook dezelfde personen in de auto ziet. Ook zijn de bestuurder en bijrijder van de Citroën C1 op de camerabeelden van 19 maart 2022 niet herkenbar in beeld. Ten derde leidt de vaststelling dat verdachte en medeverdachte op 21 maart om 21.19 uur samen de knuffelberen hebben afgerekend en vervolgens om 21.48 uur met de Volkswagen Polo bij het [naam hotel] zijn geweest, niet zonder meer tot de conclusie dat zij ook om 20.51 uur samen bij de Shell hebben getankt zonder te betalen. Ten slotte wordt het enige bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de feiten op 23 maart 2022 gevormd door onbetrouwbare herkenningen van verdachte op
stillsvan camerabeelden. Opnieuw zijn deze herkenningen gedaan door opsporingsambtenaren van hetzelfde politieteam die over voorkennis en een bepaald verwachtingspatroon beschikten, en zijn de beelden van onvoldoende kwaliteit om een betrouwbare herkenning op te baseren.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu de betrokkenheid van verdachte bij de feiten niet kan worden gekwalificeerd als diefstal, maar slechts als verduistering. Immers kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat de auto telkens voorzien was van valse kentekenplaten.
4.2.4.
Diefstal/verduistering van kentekenplaten
Verder heeft de raadsvrouw betoogd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kentekenplaten heeft weggenomen en dat daarom vrijspraak voor het primair ten laste gelegde moet volgen. Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde heling van de kentekenplaten omdat er geen bewijs voorhanden is dat verdachte, nadat hij later als bijrijder in de Citroën C1 is ingestapt, wetenschap had van het feit dat de kentekenplaten die op de auto zaten niet bij die auto hoorden, laat staan dat hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het beantwoorden van de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, stelt de rechtbank het volgende voorop.
Betrouwbaarheid van herkenningen
Allereerst wijst de rechtbank erop dat in het strafrecht behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen van personen op foto’s of camerabeelden en de bewijskracht daarvan; zeker in de gevallen waarin dit het enige bewijsmiddel voor de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit betreft. Dat de herkenningen worden gedaan door opsporingsambtenaren van hetzelfde politieteam of dat zij op voorafgaand aan de herkenning over informatie over de te herkennen personen beschikken, staat niet zonder meer aan de betrouwbaarheid van die herkenningen in de weg. Om de betrouwbaarheid van herkenningen te toetsen zal de rechtbank telkens moeten nagaan of het beeldmateriaal op basis waarvan een herkenning heeft plaatsgevonden, voldoende duidelijk is om een valide herkenning op te kunnen baseren. Alleen in dat geval kan een herkenning betrouwbaar worden geacht.
Tanken zonder te betalen: diefstal of verduistering?
Daarnaast moet de rechtbank beoordelen of het wederrechtelijk toe-eigenen van de brandstof, zoals onder 3 ten laste is gelegd, het strafbare feit diefstal of verduistering oplevert. Van diefstal is sprake als de verdachte de brandstof met het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening wegneemt, welk oogmerk hij (reeds) ten tijde van het tanken dient te hebben. Van verduistering is sprake als de betrokkene de brandstof anders dan door misdrijf onder zich heeft en hij zich deze wederrechtelijk toe-eigent. Van belang hierbij is met name de intentie waarmee de verdachte heeft getankt, alsmede of het tanken als wegnemen of slechts als - anders dan door misdrijf - onder zich krijgen wordt aangemerkt. Of de gedraging diefstal of verduistering oplevert, zal afhankelijk zijn van de feiten en omstandigheden van het geval (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:367).
De rechtbank stelt vast dat bij het tanken zonder te betalen gebruik is gemaakt van een voertuig met gestolen, althans niet bij het voertuig behorende, kentekenplaten. Alleen al uit deze omstandigheid leidt de rechtbank af dat voorafgaand aan het tanken de intentie bestond om niet voor de brandstof te betalen. Ook het feit dat men direct na het tanken het tankstation verlaat en niet op enige wijze aanstalten maakt om voor de brandstof te betalen, levert naar de uiterlijke verschijningsvorm diefstal op. Daarmee wordt het verweer van de raadsvrouw dat ten aanzien van verdachte slechts sprake kan zijn van verduistering, verworpen.
De Citroën C1
Tot slot stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat de grijze Citroën C1 met een deuk in het rechterachterportier, de Citroën C1 betreft die aan de vader van medeverdachte [medeverdachte] toebehoort.
Het voorgaande in aanmerking nemend, komt de rechtbank tot de volgende beslissingen.
4.3.1.
Bedrijfsinbraak
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden van [naam bedrijf BV] te zien is dat twee personen het bedrijfspand binnenlopen, zich naar de bovenverdieping begeven, samen het beeldscherm op het statief door de ruimte rijden en dat kort daarna één van beide met het beeldscherm de trap af loopt en diverse flessen alcoholische drank uit de kast achter de bar pakt. Deze laatstgenoemde persoon wordt door vier verbalisanten herkend als verdachte [verdachte] . De rechtbank vindt deze herkenningen betrouwbaar. Op de
stillsvan de camerabeelden (bijv. p. 25 van het procesdossier) is immers het hele gezicht van de verdachte te zien en het beeld is voldoende duidelijk om daarop een valide herkenning te baseren. Bovendien hebben twee van de vier verbalisanten hun herkenning gebaseerd op de bewegende beelden, die blijkens het proces-verbaal van betere kwaliteit waren dan de
stills. Op basis van deze herkenning acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak.
4.3.2.
Vrijspraak voor medeplegen diefstal knuffelbeer
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat hij de knuffelbeer heeft weggenomen zonder te betalen. Verdachte heeft verklaard dat hij daar niets van wist. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte bestond gericht op het plegen van dit feit. Dat verdachte op het moment van de diefstal ook in de winkel van het tankstation aanwezig was en de volgende dag samen met medeverdachte [medeverdachte] de knuffelbeer alsnog heeft afgerekend, vindt de rechtbank geen bijdrage van voldoende gewicht om hem als medepleger aan te merken. Daarom zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
4.3.3.
De onder 3 en 4 ten laste gelegde diefstal van benzine en kentekenplaten
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten gepleegd op 27 januari en 23 maart 2022 niet bewezen kunnen worden en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dat geldt ook voor de diefstallen gepleegd op 19 maart 2022. Uit de aangifte van tankstation [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres 2] , blijkt dat op 19 maart 2022 om 18.19 uur een groen/grijze Citroën C1 met het kenteken [kenteken 2] en opvallende deuken aan de rechterzijkant heeft getankt zonder te betalen. Later blijkt dat de platen met kenteken [kenteken 2] tussen 17.45 en 18.45 uur zijn weggenomen van (en na de diefstal weer teruggeplaatst op) een auto die 350 meter verderop aan de [adres 2] stond geparkeerd. Gelet op de kleine afstand tussen deze locatie en het tankstation, alsmede de zeer beperkte tijd tussen beide feiten, gaat de rechtbank er vanuit dat degene die zich schuldig hebben gemaakt aan het tanken zonder te betalen, ook verantwoordelijk zijn voor de diefstal van de kentekenplaten.
De Citroën C1 staat op naam van de vader van medeverdachte [medeverdachte] en hij wordt door twee verbalisanten op de camerabeelden van de Total herkend als de bestuurder van het voertuig. Verdachte is niet te zien op de camerabeelden van 19 maart 2022 en op basis van de verklaring van de medewerkster van de Total dat de auto die op 20 maart komt tanken (een grijze Citroën C1 met een deuk in de zijkant van de rechterachterdeur) dezelfde auto betreft als de auto die op 19 maart heeft getankt zonder te betalen, kan niet zonder meer worden vastgesteld dat verdachte ook op beide dagen samen met medeverdachte [medeverdachte] in die auto zat. Gelet op het ontbreken van bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij deze strafbare feiten, zal de rechtbank hem daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht daarentegen wel bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van kentekenplaten en brandstof op 21 maart 2022 en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de kentekenplaten [kenteken 1] op 21 maart 2022 rond 20.30 uur zijn gestolen op de [adres 3] te Amsterdam. Getuige [getuige] zag dat de kentekenplaten door de bijrijder van een zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] werden weggenomen. Vervolgens wordt om 20.49 uur door een zwarte Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 1] getankt zonder te betalen bij het Shell tankstation aan de [straat] . Dat is ongeveer 6 minuten rijden vanaf de [adres 3] , de locatie waar de kentekenplaten zijn gestolen. De bijrijder van de Volkswagen Polo wordt op de beelden herkend als medeverdachte [medeverdachte] . De bestuurder wordt niet herkend, maar vertoont uiterlijke kenmerken van verdachte en draagt een blauwe spijkerbroek en een zwarte glimmende jas. Kort daarna, om 21.19 uur, worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen gezien bij het tankstation [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres 2] , als zij de knuffelberen die de dag ervoor zijn gestolen willen af te rekenen. Dit tankstation bevindt zich op 13 minuten rijden vanaf het Shell tankstation aan de [straat] . Op de beelden van de Total wordt verdachte herkend en is te zien dat hij een zwarte glimmende jas en een blauwe spijkerbroek draagt. Uiteindelijk wordt de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] om 21.48 uur aangetroffen op het parkeerterrein van het [naam hotel] aan de A4. Afhankelijk van de gekozen route is dat vanaf de Total aan de [adres 2] 20 tot 27 minuten rijden. Op de camerabeelden van de receptie van het hotel worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden herkend. Deze herkenning wordt niet betwist. Op deze beelden is te zien dat verdachte een zwarte glimmende jas draagt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] hem op de avond van 21 maart 2022 belde met de vraag of hij hem ergens naartoe kon brengen, dat [medeverdachte] met een andere bestuurder naar zijn huis kwam, dat hij deze bestuurder heeft vervangen en daarna met medeverdachte [medeverdachte] naar het [naam hotel] is gereden. Gelet op de korte tijd, de korte reisafstanden en de overeenkomsten in de kleding van verdachte op de verschillende momenten dat verdachte in het bijzijn van medeverdachte [medeverdachte] wordt gezien, vindt de rechtbank de verklaring van verdachte over de andere bestuurder, niet aannemelijk en acht bewezen dat verdachte degene is die zich samen met medeverdachte [medeverdachte] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

1.op 29 januari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander uit een bedrijf gelegen aan de [adres 4] , een hoeveelheid drank, een tablet, een beeldscherm en een Ipad, geheel toebehorende aan [naam bedrijf BV] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, door het cilinder uit de deur te verwijderen.

3 primair
op 21 maart 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander 47,29 liter benzine (ter waarde van 116,76 euro), toebehorende aan Shell tankstation [locatie] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
4
primair
op 21 maart 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander meer kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] , toebehorende aan [persoon 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht en het meewerken aan begeleid wonen en schuldhulpverlening.
Daarnaast wil de officier van justitie dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] voor de duur van 2 jaar. Daarbij wordt gevorderd dat voor elke overtreding van dit contactverbod vervangende hechtenis van één week zal worden toegepast en dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
Indien tot een bewezenverklaring van één of meer ten laste gelegde feiten wordt gekomen, heeft de raadsvrouw er voor de strafmaat op gewezen dat verdachte inmiddels bijna drie maanden in voorlopige hechtenis zit en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een langere duur niet passend is. Verdachte wil graag geholpen worden bij het verkrijgen van een woning via begeleid wonen en bij het aflossen van zijn schulden. Aan deze hulp kan vorm worden gegeven in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Ook het contactverbod kan in plaats van een vrijheidsbeperkende maatregel als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. Daarnaast stelt de raadsvrouw voor aan verdachte een taakstraf op te leggen, nu hij deze in het verleden succesvol heeft afgerond en bereid is opnieuw een taakstraf uit te voeren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een bedrijfspand en diefstal van benzine, waarbij gebruik is gemaakt van kentekenplaten die zij kort daarvoor van een geparkeerde auto in de omgeving van het tankstation hebben gestolen, kennelijk om de opsporing te bemoeilijken. Verdachte heeft met geen ander doel gehandeld dat zijn eigen financiële gewin en geen oog gehad voor de schade en overlast de eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf BV] , de uitbater van benzinestation en de eigenaar van de kentekenplaten, door zijn gedrag hebben ondervonden. Met name dit laatstgenoemde slachtoffer is ernstig geraakt door het gedrag van verdachte. Het slachtoffer werd aansprakelijk gesteld voor de diefstal van benzine. Tevens moest aangifte worden gedaan en nieuwe kentekenplaten worden aangevraagd, waarvoor aangever kosten heeft moeten maken. Verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven en zijn eigen belang, zijn financieel gewin en het feit om niet opgespoord te worden vooropgesteld. Dat neemt de rechtbank hem kwalijk. Daarnaast vindt de rechtbank het zorgelijk dat verdachte in een korte tijd meermalen in verband wordt gebracht met soortgelijke feiten, iedere betrokkenheid ontkent en op geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
8.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsrapportage van 15 juni 2022, opgesteld door mw. [persoon 2] . De reclassering signaleert een delictspatroon voor vermogensdelicten, waarbij een financieel motief, een pro-criminele houding, een negatief sociaal netwerk en het ontbreken van dagbesteding en dagelijkse structuur risicofactoren zijn voor recidive. Verdachte heeft echter onvoldoende doorzettingsvermogen en oplossingsvaardigheden om zijn problemen zelfstandig aan te pakken. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat en zal zonder hulpverlening blijven bestaan. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij niet wil meewerken aan hulpverlening in een gedwongen kader. Daarmee acht de reclassering het toezicht niet uitvoerbaar en adviseert primair aan verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen. Indien verdachte zich ter terechtzitting wel bereid toont mee te werken aan reclasseringstoezicht, worden subsidiair de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht, meewerken aan beleid wonen/maatschappelijke opvang en schuldhulpverlening, en een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 juni 2022, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor het in vereniging plegen van vermogensdelicten Volgens de LOVS-oriëntatiepunten dient bij recidive per eenvoudige diefstal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken als uitgangspunt te gelden. Daarbij is het feit dat verdachte de diefstallen van benzine en kentekenplaten samen met een ander heeft gepleegd, nog niet als strafverzwarende omstandigheid meegewogen. Voor inbraak in een bedrijfspand geldt een gevangenisstraf van tien weken als uitgangspunt.
8.3.3.
De op te leggen straf
De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte ondanks diverse eerdere veroordelingen opnieuw strafbare feiten pleegt. Een taakstraf, zoals door de raadsvrouw is voorgesteld, is dan ook niet passend. Om recidive in de toekomst te voorkomen is het belangrijk dat verdachte hulp krijgt. Met een eigen woonplek (wellicht buiten Amsterdam), een vaste dagelijkse structuur en dagbesteding en betalingsregelingen voor zijn schulden, zou verdachte zijn leven weer op orde kunnen krijgen. Dat zou hem ervan kunnen weerhouden zijn problemen op te lossen door vermogensdelicten te plegen. De reclassering kan hem daarbij helpen, maar dat wil verdachte niet. Ondanks dat verdachte ter zitting heeft verklaard bereid te zijn om hulp van de reclassering te aanvaarden, heeft de rechtbank niet de indruk gekregen dat verdachte intrinsiek gemotiveerd is om zich gedurende de aan bijzondere voorwaarden te houden. In overeenstemming met het advies van de reclassering ziet de rechtbank dan ook geen reden om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Gelet op het voorgaande en omdat de rechtbank minder ten laste gelegde feiten bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie bij requisitoir heeft gevorderd, bestaat aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van de strafeis. De rechtbank zal aansluiten bij de genoemde oriëntatiepunten en de strafverzwaring van het plegen van diefstallen van kentekenplaten en brandstof in vereniging daarbij meewegen. Alles overwegend zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, opleggen.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om tevens een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex. 38v WvSr op te leggen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn vrienden, leven in dezelfde omgeving en hun ouders wonen in dezelfde buurt. Daarmee is de maatregel moeilijk te handhaven. Bovendien is het contactverbod eerder als bijzondere voorwaarde aan een voorwaardelijke straf gekoppeld, maar dat bleek ook niet effectief.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De benadeelde partij [persoon 3]
De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 985,55 aan vergoeding van materiële schade en een niet nader genoemd bedrag aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Buiten dat de vordering niet is onderbouwd, kan verdachte niet tot vergoeding van deze schade worden verplicht, omdat verdachte voor het ten laste gelegde onderdeel van het feit waardoor de benadeelde partij schade zou hebben geleden, wordt vrijgesproken.
9.2
De benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 213,44 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Naast het feit dat de gevorderde vergoeding voor de geleden schade door het tanken zonder te betalen op 21 maart 2022 om 19:54 door een Citroën C met kenteken [kenteken 4] niet op de onderhavige dagvaarding staat, en verdachte voor de andere feiten waarop de gevorderde schade betrekking heeft, wordt vrijgesproken, voldoet de vordering niet aan de wettelijke vereisten. Deze is immers niet volledig ingevuld en niet ondertekend, hetgeen wel van een professionele partij verwacht mag worden.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
diefstal, door twee of meer verenigde personen en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van het onder 3 primair en onder 4 primair ten laste gelegde:
telkens: diefstal, door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart benadeelde partij [persoon 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. S. Djebali en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juli 2022.
[...]

1.[...]