7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon en omstandigheden van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een hinderlijk en veel voorkomend strafbaar feit dat schade en overlast bij de gedupeerde bedrijven veroorzaakt. Verdachte lijkt zich dat niet te (willen) realiseren. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (hierna: het strafblad) van verdachte van 22 maart 2022 blijkt immers dat verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld voor winkeldiefstallen en dat hij ten tijde van het onderhavige feit in een proeftijd liep. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw een winkeldiefstal te plegen.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 10 februari 2022 en 25 maart 2022, respectievelijk opgesteld door reclasseringswerkers [naam 1] en [naam 2] . Hierin is, zakelijk weergegeven, gerapporteerd dat verdachte uiteindelijk niet meegewerkt heeft aan het opstellen van een reclasseringsadvies. Eerdere toezichten van de reclassering zijn mislukt omdat verdachte zich niet aan de afspraken hield. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog, omdat verdachte zich meermaals schuldig heeft gemaakt aan het plegen van vermogensdelicten. Verdachte is bovendien tot ongewenst vreemdeling verklaard en heeft daardoor geen recht op structurele sociale voorzieningen in Nederland. Bij een bewezenverklaring wordt oplegging van een onvoorwaardelijk ISD-maatregel geadviseerd. Behandeling in het kader van de ISD-maatregel voor vreemdelingen (hierna: ISD-VRIS) zal zijn gericht op de terugkeer van verdachte naar zijn land van herkomst. Psychiater S. Rakhshandehroo heeft in het ISD-trajectconsult van 8 februari 2022 gerapporteerd dat er aanwijzingen zijn voor verslavingsproblematiek. In het kader van een ISD-maatregel kan nadere diagnostiek en behandeling van eventuele verslavingsproblematiek plaatsvinden, aldus de reclasseringswerkers.
De rechtbank heeft ter zitting reclasseringswerker [naam 3] (hierna: [naam 3] ), verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam, als deskundige gehoord. [naam 3] heeft ter terechtzitting benadrukt dat ISD-VRIS gericht zal zijn op resocialisatie en interventies in het land van herkomst. Volgens [naam 3] leert de ervaring dat repatriëring vanuit Nederland naar [land van herkomst] stabiel verloopt.
Motivering
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte van 22 maart 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportages, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag worden opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank vindt oplegging van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk om het overlast veroorzakende delictgedrag van verdachte te doorbreken en de maatschappij te beveiligen. Verdachte heeft zich meermaals schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Eerder opgelegde straffen en toezichten van de reclassering hebben niet geleid tot het terugdringen van de recidive.
Verdachte is in 2020 tot ongewenst vreemdeling verklaard en hij heeft sindsdien ook Nederland verlaten. Verdachte is echter toch teruggekeerd naar Nederland – ondanks zijn status als ongewenst vreemdeling – en heeft hier opnieuw strafbare feiten gepleegd. Om recidive in de toekomst te voorkomen en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij ziet de rechtbank daarom geen andere mogelijkheid dan om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen.
Door het ontbreken van een rechtmatige verblijfsstatus zijn er op dit moment geen andere mogelijkheden om met verdachte aan de slag te gaan. Binnen de ISD-maatregel kan gewerkt worden aan de (verslavings)problematiek van verdachte zodat de kans op recidive in de toekomst (al dan niet in het buitenland) verminderd wordt. Als verdachte hieraan meewerkt, zal van een kale detentie (zoals de verdediging stelt) dus geen sprake zijn.
Gelet op het bovenstaande verwerpt de rechtbank dan ook het verweer van de verdediging dat niet voldaan is aan de ‘zachte criteria’ om de ISD-maatregel op te leggen. De inzet van de ISD-maatregel zal daarnaast gericht zijn op terugkeer naar [land van herkomst] met een ‘zachte landing’, zodat er ook in [land van herkomst] opvang en zorg voor verdachte is na de ISD-maatregel in Nederland. Het verweer van de verdediging dat er op dit moment in [land van herkomst] geen ruimte is voor een zachte landing vanwege alle vluchtelingen uit Oekraïne wordt verworpen nu dit onvoldoende onderbouwd is. Bovendien acht de rechtbank de ISD-maatregel ook zonder een ‘zachte landing’ opportuun gelet op het grote gevaar voor recidive en de overlast die verdachte veroorzaakt.
De rechtbank verwerpt ook het verweer van de verdediging om verdachte via vreemdelingenbewaring uit te laten zetten naar [land van herkomst] . Verdachte is namelijk in het verleden na uitzetting toch teruggekeerd naar Nederland en is hier weer gerecidiveerd. Bovendien is er dan nog steeds geen oplossing gevonden voor de (verslavings)problematiek van verdachte en is er ook geen sprake van een ‘zachte landing’ in [land van herkomst] . Om dezelfde reden wordt ook het verweer van de verdediging verworpen om slechts een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. Bij een eventuele repatriëring wordt de ISD-maatregel door de minister van Justitie en Veiligheid opgeheven. De snelheid waarmee een dergelijke repatriëring met zachte landing kan worden georganiseerd is mede afhankelijk van de mate waarin verdachte ontvankelijk is voor de geboden interventies en inzicht zal geven in zaken. Verdachte heeft daarmee invloed op de duur van zijn maatregel. De tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet geen noodzaak om het verzoek van de verdediging te volgen om uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voorzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen. Indien de verdediging meent dat voortzetting van de maatregel niet meer opportuun is, kan de verdediging zelf verzoeken om een tussentijdse toetsing.