In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Aalsmeer, en het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn. De eiser, die onder bewind staat en is geïndiceerd voor de Wet langdurige zorg (Wlz), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering. Het college had deze aanvraag gedeeltelijk toegewezen, maar het voedingsbudget dat de eiser ontving, werd door het college aangemerkt als inkomen, wat leidde tot een afwijzing van het verzoek om volledige bijstand.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het voedingsbudget van € 172,90 dat de eiser maandelijks ontvangt, niet als inkomen moet worden aangemerkt in de zin van de Participatiewet. De rechtbank oordeelde dat de rigide toepassing van het beleid van het college in dit geval tot onevenredige gevolgen leidt, aangezien de eiser al een hoge eigen bijdrage voor de Wlz betaalt en het voedingsbudget bedoeld is om hem te ondersteunen in zijn zelfstandigheid.
De rechtbank heeft het bestreden besluit van het college vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit moet nemen, waarbij het voedingsbudget niet bij de draagkrachtberekening wordt betrokken. Tevens is het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 1518,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.