In deze huurzaak vorderde de eiseres, die sinds 20 januari 2010 een woning huurt van de gedaagde, een huurkorting van 60% vanwege de aanwezigheid van loden leidingen in de woning. De huurprijs bedroeg laatstelijk € 804,62. De eiseres, die met haar minderjarige zoon in de woning woont, had de beheerder van de woning op 11 november 2020 op de hoogte gesteld van de loden leidingen en verzocht deze te vervangen. Na een onderzoek door Vitens Laboratorium op 27 november 2020 bleek het loodgehalte in het kraanwater 85,9 microgram per liter te zijn, wat aanzienlijk hoger is dan de norm van 5 microgram per liter die door de Gezondheidsraad wordt aanbevolen. De eiseres vorderde dat de gedaagde de loden leidingen zou vervangen en dat de huurprijs verlaagd zou worden met terugwerkende kracht vanaf 11 november 2020.
De gedaagde erkende de verplichting om de loden leidingen te verwijderen, maar betwistte de vordering tot huurkorting. Hij stelde dat hij afhankelijk was van derden voor de vervangingen en dat hij de woning tegen een lagere huurprijs had verhuurd. De kantonrechter oordeelde dat de aanwezigheid van loden leidingen een ernstig gebrek vormde, wat rechtvaardigde dat de huurprijs met 60% verlaagd werd. De kantonrechter bepaalde dat de huurkorting inging op 29 maart 2021, de datum waarop de eiseres de gedaagde had gesommeerd om het gebrek te verhelpen, en dat de gedaagde de kosten van het geding moest vergoeden. De gedaagde werd veroordeeld tot terugbetaling van het teveel betaalde huurbedrag aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente.