Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Hoofdelijke aansprakelijkheidstaat – samengevat – dat ieder van bestuurders (van een vennootschap) overeenkomstig het tweede tot en met twaalfde lid hoofdelijk aansprakelijk is voor de bijdragen voor deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds.
3.Het geschil
bijdragenen dat zijn pensioenpremies. Weliswaar staat in het Uitvoeringsreglement een regeling voor het verstrekken van informatie, maar artikel 4 van dit reglement gaat alleen om de informatieverplichting door de werkgever. Ten tweede biedt dit artikel dus geen basis om aan [eiser] als
gewezen bestuurdervan de werkgever aan te spreken op het verstrekken van data en over te gaan tot de executie van dwangsommen wegens het niet verstrekken van data. Ten derde wordt in het Uitvoeringsreglement ook met geen woord gesproken over het opleggen van dwangsommen. Ten vierde beschikt [eiser] niet over personeelsdata van de failliete onderneming. Hij was immers op afstand betrokken bij het bedrijf. Hij kan dus niet aan de informatieverplichting voldoen. Bovendien mag [eiser] op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet over deze gegevens beschikken.
4.De beoordeling
nietkan nakomen. Zo’n met waarborgen omklede procedure heeft in dit geval niet plaatsgevonden. De wijze waarop BPF in deze zaak heeft gehandeld, is dan ook niet zorgvuldig.
1.016,00