4.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] [slachtoffer 6] (hierna: [slachtoffer 6] ) heeft afgedreigd en dat zij de opbrengst van deze afdreiging, paysafecard’s ter waarde van € 200,-, hebben witgewassen. De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte als (mede)pleger de overige in de tenlastelegging genoemde mannen heeft afgedreigd of de opbrengst van deze afdreigingen heeft witgewassen.
Afdreiging van [slachtoffer 6] door ‘ [naam 2] ’ (bewezenverklaring)
Uit de aangifte volgt dat [slachtoffer 6] in de periode van 2 tot en met 3 februari 2018 is afgedreigd door de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres] . Uit het dossier komt naar voren dat dit e-mailadres in die periode negentien keer gebruik heeft gemaakt van het IP-adres dat behoort bij de woning van verdachte, waar hij alleen woonde en ingeschreven stond. [slachtoffer 6] heeft drie codes van paysafecards naar de gebruiker van dit e-mailadres gestuurd. Uit onderzoek naar de gegevensdragers van [medeverdachte] blijkt dat hierop in elk geval één van deze paysafecardcodes is teruggevonden. Uit de digitale communicatie tussen verdachte en [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat zij zich ook gezamenlijk hebben bezig gehouden met andere afdreigingen.
De stelling van verdachte dat ook anderen gebruik hebben kunnen maken van zijn WiFi-netwerk is onvoldoende concreet om daaruit af te leiden dat anderen daadwerkelijk van dit WiFi-netwerk gebruik hebben gemaakt (voor het plegen van strafbare feiten), te meer ook omdat verdachte nagelaten heeft om hierover meer informatie te verschaffen wie dit zouden zijn geweest. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het verdachte is geweest die zich vanaf zijn IP-adres heeft voorgedaan als ‘ [naam 2] ’.
Gelet op deze vaststellingen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer 6] gezamenlijk hebben afgedreigd.
Geen schakelbewijs
Uit het dossier komt naar voren dat bij alle zes de mannen die in de tenlastelegging worden genoemd een vergelijkbare manier van afdreigen heeft plaatsgevonden. Deze handelwijze is wat de rechtbank betreft echter niet dusdanig uniek dat hieruit bewijs voortvloeit dat verdachte naast het afdreigen van [slachtoffer 6] ook de andere mannen heeft afgedreigd. Voor een bewezenverklaring van de andere mannen is dan ook concreet bewijs van verdachtes betrokkenheid nodig.
Afdreigingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] door ‘ [naam 1] ’ (vrijspraak)
Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] zijn afgedreigd door de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres] . Op de telefoon van [medeverdachte] is een foto aangetroffen waarop een Omegle-webpagina te zien is waarop een bericht met het e-mailadres [e-mailadres] te zien is. De rechtbank vindt het, net als de raadsvrouw, aannemelijk dat de foto niet is gemaakt door degene met het e-mailadres [e-mailadres] , maar door de andere persoon in de chat. Uit het aantreffen van deze afbeelding bij [medeverdachte] kan dus niet worden afgeleid dat [medeverdachte] de gebruiker is van dit e-mailadres. Evenmin blijkt hieruit dat verdachte door middel van dit e-mailadres (als medepleger) mensen heeft afgedreigd.
Afdreigingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] door ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 4] ’
Op gegevensdragers die aan [medeverdachte] toebehoren zijn gegevens aangetroffen die erop wijzen dat [medeverdachte] betrokken was bij het afdreigen van [slachtoffer 4] (via [e-mailadres] ) en [slachtoffer 1] (via [e-mailadres] ). Uit het vonnis in de zaak tegen [medeverdachte] – dat door de verdediging is overgelegd – komt ook naar voren dat zij deze afdreigingen heeft bekend en dat zij hiervoor door de rechtbank als pleger is veroordeeld.
In het dossier bevindt zich geen bewijs voor directe betrokkenheid van verdachte (als medepleger) bij deze twee afdreigingen. De omstandigheid dat uit de afdreiging van [slachtoffer 6] en de communicatie tussen verdachte en [medeverdachte] naar voren komt dat zij zich gezamenlijk hebben bezig gehouden met afdreigingen volgt niet dat verdachte, zonder nader bewijs dat op zijn betrokkenheid wijst, ten aanzien van alle door [medeverdachte] gepleegde afdreigingen als medepleger is aan te merken.
Witwassen
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de paysafecard’s die door [slachtoffer 6] zijn afgegeven (ter waarde van in totaal € 200,-) als medepleger heeft witgewassen. Verdachte en [medeverdachte] hebben de codes van deze kaarten verworven, voorhanden gehad en hiervan gebruik gemaakt. Dat zij hiervan gebruik hebben gemaakt blijkt uit het feit dat het saldo op de kaarten € 0,- was ten tijde van de aangifte door [slachtoffer 6] .
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte de andere paysafecard’s (als medepleger) heeft witgewassen, omdat uit het dossier niet blijkt dat hij hierover heeft beschikt.
Periode
Uit de aangifte van [slachtoffer 6] op 7 februari 2018 komt naar voren dat de afdreiging heeft plaatsgevonden op 2 en 3 februari 2018. Uit de bijlagen bij de aangifte blijkt dat op dat moment het saldo op de paysafecard’s al € 0,- is. De rechtbank leidt hieruit af dat het afdreigen en witwassen (kort) voorafgaand en uiterlijk op 7 februari 2018 heeft plaatsgevonden.
De tenlastelegging gaat bij feit 1 en bij feit 2 uit van een pleegperiode in of omstreeks een periode vanaf 7 februari 2018 tot en met 10 april 2019 respectievelijk 9 juli 2019. De rechtbank is van oordeel dat de periode vanaf 2 februari 2018 binnen het bereik valt van omstreeks de ten laste gelegde periodes en zal bewezen verklaren dat verdachte de feiten omstreeks 7 februari 2018 heeft begaan.