ECLI:NL:RBAMS:2022:4256

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
13/221200-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van moord na onvoldoende bewijs van betrokkenheid

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van moord op 12 december 2019, heeft de rechtbank Amsterdam op 25 juli 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij samen met anderen betrokken was bij de levensberoving van het slachtoffer, die op het parkeerterrein van Health City in Amstelveen werd doodgeschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op twee momenten een baken onder het voertuig van het slachtoffer heeft verwijderd, maar kon niet bewijzen dat hij op de hoogte was van een plan om het slachtoffer te liquideren. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de moord, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of medeplichtigheid aan de moord. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werden de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/221200-20
Datum uitspraak: 25 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 26 november 2020, 19 februari 2021, 6 mei 2021, 15 juli 2021, 23 september 2021, 21 december 2021, 2 maart 2022, 24 mei 2022, 21 juni 2022 en 22 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officieren van justitie, mrs. W.J. de Graaf en D. Sarian (hierna: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat door of namens de benadeelde partijen/nabestaanden [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , bijgestaan door mr. W. van Egmond, en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] , bijgestaan door mr. L. van Gaalen-van Beuzekom, naar voren is gebracht.
Het onderzoek is gesloten op 25 juli 2022, waarna direct uitspraak is gedaan in de zaak van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] (13/216435-20 en 13/327157-21) en [medeverdachte 2] (13/048291-21 en 13/327180-21)

2.Inleiding en tenlastelegging

Op 12 december 2019 is op het parkeerterrein van sportcomplex Health City aan de Escapade in Amstelveen [slachtoffer] doodgeschoten, op het moment dat hij zijn toen vijfjarige zoontje [benadeelde partij 1] hielp om in zijn auto plaats te nemen.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij zich, samen met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan deze levensberoving van [slachtoffer] . Dat is aan verdachte tenlastegelegd als moord. Als moord niet kan worden bewezen dan is dit als medeplichtigheid aan moord/doodslag tenlastegelegd.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank – met de verdediging – van oordeel dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
3.1.
Feiten en omstandigheden
3.1.1.
Gebeurtenissen 11 en 12 december 2019
Camerabeelden
Op camerabeelden die op het parkeerterrein van Health City in Amstelveen zijn opgenomen, is te zien dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) op 12 december 2019 zijn auto (BMW) parkeert, waarna hij samen met zijn zoontje het pand van Health City binnengaat. Ongeveer een kwartier later parkeert een persoon een motorvoertuig buiten het parkeerterrein van Health City en loopt naar de BMW van [slachtoffer] . Deze bestuurder van het motorvoertuig verricht gedurende vijf seconden handelingen onder de BMW, waarna hij op een scherm van zijn telefoon lijkt te tikken en weer wegloopt. Terwijl de persoon het parkeerterrein afloopt, rijdt een Volkswagen Transporter busje het parkeerterrein op. In deze Transporter zitten twee gewapende mannen. Eén van hen heeft het vuur op [slachtoffer] geopend, waarna [slachtoffer] ter plekke is overleden.
Ook op camerabeelden van de dag daarvoor, op 11 december 2019, is te zien dat een motorrijder in donkere kleding zijn voertuig buiten het terrein van Health City parkeert, ruim een kwartier nadat [slachtoffer] zijn BMW heeft geparkeerd. Vervolgens loopt de bestuurder van het motorvoertuig naar de BMW van [slachtoffer] en verricht binnen een tijdspanne van zes minuten in totaal driemaal handelingen onder het voertuig.
Verklaring verdachte
Tijdens het derde politieverhoor van verdachte op 23 februari 2022 en tijdens de zittingen van 21 en 22 juni 2022 zijn de hiervoor beschreven camerabeelden aan verdachte getoond. Verdachte heeft verklaard dat hij op de beelden is te zien en dat hij toen in opdracht van een ander – die hij niet bij naam wil noemen – een baken heeft weggehaald onder de BMW. Beide keren kreeg hij van te voren via zijn opdrachtgever, die hem op 10 december 2019 persoonlijk had benaderd, een zogenaamde ‘gebruikerstelefoon’ overhandigd. Via deze telefoon werd het kenteken en het type voertuig aan hem doorgegeven, op basis waarvan hij wist onder welk voertuig hij een baken moest weghalen. Beide keren heeft hij via de gebruikerstelefoon aan zijn opdrachtgever doorgegeven dat het was gelukt om het baken en de simkaart te verwijderen, waarna hij het baken en de gebruikerstelefoon weer heeft teruggegeven. Verdachte had de GPS-tracker, waarmee het baken kon worden gelokaliseerd, niet zelf in zijn bezit.
Verdachte is ervan op de hoogte dat bakens voor verschillende criminele doeleinden, zoals ontvoeringen, worden gebruikt, maar ontkent iets te hebben geweten van een plan om [slachtoffer] te liquideren. Verdachte kent zijn opdrachtgever niet als een persoon die zich bezighoudt met het (laten) voorbereiden en uitvoeren van liquidaties.
3.1.2.
Gebeurtenissen 6 december 2019
Zendmastgegevens
Op 6 december 2019 registreert het telefoonnummer van verdachte eerst een zendmast in de omgeving van Health City aan de Van der Hooplaan in Amstelveen en vervolgens een zendmast in de omgeving van Health City aan de Escapade in Amstelveen, waar [slachtoffer] enkele dagen later is doodgeschoten. Kort daarna registreert de telefoon van verdachte een zendmast die dekking geeft aan het verblijfadres van [slachtoffer] in Nederland (aan de [adres] in Amstelveen). De telefoon van [slachtoffer] straalt op dat moment dezelfde zendmast aan als de telefoon van verdachte. Dit is de enige keer in een periode van een half jaar dat de telefoon van verdachte deze zendmast registreert.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij ook op 4 december 2019 persoonlijk door een opdrachtgever is benaderd om een baken te verwijderen. Op 6 december 2019 kreeg hij via zijn gebruikerstelefoon instructies om op het parkeerterrein van Health City in het zuiden van Amstelveen (de rechtbank begrijpt: aan de Van der Hooplaan) een baken onder een voertuig te verwijderen. Vervolgens is hij naar Health City aan de Escapade gereden, welke locatie hij wederom via zijn gebruikerstelefoon doorkreeg, die hij op 7 december 2019 weer heeft teruggegeven. Volgens verdachte zou dit de reden kunnen zijn dat zijn telefoon die dag in de omgeving van beide sportclubs van Health City en in de omgeving van de woning van [slachtoffer] zendmasten registreert.
3.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte als medepleger betrokken was bij de moord op [slachtoffer] . Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de officier van justitie – samengevat weergegeven – gewezen op het volgende.
Uit de camerabeelden en de telefoon- en zendmastgegevens kan worden afgeleid dat verdachte niet alleen het baken heeft verwijderd (op 11 en 12 december 2019), maar ook het baken heeft geplaatst (op 6 december 2019) en heeft verwisseld (op 11 december 2019).
Verdachte heeft pas op 23 februari 2022 voor het eerst een inhoudelijke verklaring afgelegd, nádat hij door twee verbalisanten in januari 2020 op basis van de camerabeelden van Health City was herkend en nádat op 3 december 2021 het zogenaamde Sky-dossier was verstrekt. Hierdoor heeft verdachte zijn verklaring op de inhoud van het dossier kunnen afstemmen.
Uit communicatie van verdachte met anderen, afkomstig uit het zogeheten Sky-dossier, volgt dat verdachte deelneemt aan chatgroepen waarin het ‘pakken’ van personen met vuurwapens (AK-47) niet wordt geschuwd en dat verdachte ervaring heeft met het plakken van bakens. Bovendien volgt uit een WhatsAppgesprek met zijn zussen een aantal uren na de liquidatie dat verdachte ervan op de hoogte was dat [slachtoffer] ‘heet’ was.
Uit een tapgesprek vanuit de Penitentiaire Inrichting in maart 2020 kan worden afgeleid dat verdachte halverwege januari en in februari 2020 de beschikking had over veel geld. Volgens de gesprekspartner van verdachte moet verdachte zich de afgelopen twee maanden ‘El Chapo’ hebben gevoeld, omdat hij ‘een mooie kar onder zijn reet had’ en ‘doekoe in de zak’.
Op basis van alle feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang bezien, in combinatie met het feit dat verdachte ruim anderhalf jaar een beroep heeft gedaan op zijn zwijgrecht, kan worden bewezen dat verdachte op de hoogte was van het gezamenlijke (goed voorbereide) plan om [slachtoffer] te liquideren.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de levensberoving van [slachtoffer] .
3.4.
Oordeel van de rechtbank
Op basis van de onder 3.1 genoemde feiten en omstandigheden kan de rechtbank vaststellen dat verdachte tweemaal (op 11 en 12 december 2019) een baken onder het voertuig van [slachtoffer] heeft verwijderd. Dat verdachte ook een baken zou hebben geplaatst (op 6 december 2019) en verwisseld (op 11 december 2019) kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld.
Over zijn
wetenschapkan alleen worden vastgesteld dat verdachte wist dat het betreffende voertuig door middel van het baken werd gevolgd. Het dossier bevat geen harde aanknopingspunten voor de stelling dat verdachte wist van een plan om [slachtoffer] of een ander te liquideren. Dat verdachte vol opzet op de moord had, kan dus niet worden bewezen.
Ook voor opzet in voorwaardelijke zin is onvoldoende bewijs, omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het peilbaken een rol zou spelen bij een moord. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij er niet vanuit ging dat de persoon voor wie hij het baken moest verwijderen zich met moord bezig zou houden. Dat verdachte ruim anderhalf jaar een beroep heeft gedaan op zijn zwijgrecht en deelneemt aan chatgroepen waarin volgens de officier van justitie ernstige criminele delicten worden voorbereid, is onvoldoende om het tegendeel aan te nemen, te meer nu niet vast staat dat het in die chatgroepen ook om levensdelicten gaat. Verdachte wordt van het tenlastegelegde vrijgesproken.

4.Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

4.1.
Vorderingen
Namens benadeelde partij [benadeelde partij 1] (het zoontje) vordert [benadeelde partij 2] (zijn moeder/wettelijk vertegenwoordiger) in totaal € 57.700,- waarvan € 7.700,- aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit schade wegens gederfd levensonderhoud, en € 50.000,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande voor € 20.000,- uit affectieschade en voor € 30.000,- uit shockschade.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert zelf € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande uit affectieschade.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] , de vader van het overleden slachtoffer, vordert in totaal € 37.500,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande voor € 17.500,- uit affectieschade en voor € 20.000,- uit shockschade.
Tot slot vordert de benadeelde partij [benadeelde partij 4] , de zus van het overleden slachtoffer, € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade, bestaande uit shockschade.
4.2.
Niet-ontvankelijk
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken en aan hem dus geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Verklaart de
benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijkin hun vorderingen tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2022.