In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door mr. L.M. Ravestijn, tegen mr. C. Kraak, de kantonrechter. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de behandeling van een civiele procedure waarin verzoekster als gedaagde partij werd aangesproken door haar verhuurder. De verhuurder beschuldigde verzoekster van overlast, wat verzoekster betwistte. Tijdens de zitting op 14 december 2021 had de rechter vragen gesteld over de psychische gesteldheid van verzoekster, wat leidde tot de vrees van verzoekster dat de rechter vooringenomen was.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De rechtbank oordeelde dat de vragen van de rechter niet duidden op vooringenomenheid, maar eerder bedoeld waren om verzoekster de kans te geven te reageren op de stellingen van de wederpartij. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoekster zijn aangevoerd geen grond voor wraking opleverden. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.
De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.