Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechter
[eiser]
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
Salary, Holiday Allowance
Salary, Holiday Allowance
Vordering en verweer
Beoordeling
monetary items as proposed in the (…) draft contract. [eiser] heeft ruim de tijd gehad om de tweede arbeidsovereenkomst (die op 19 mei 2016 door partijen is ondertekend) te bestuderen en heeft deze ook van uitvoerig commentaar voorzien alvorens hij tot ondertekening daarvan overging. Het ligt dan ook voor de hand dat hij het onderwerp van vakantietoeslag ter sprake zou hebben gebracht als het zijn bedoeling was geweest dat betaling daarvan na 16 maart 2016 zou worden gecontinueerd. Bovendien valt niet goed te verklaren waarom [eiser] anders tot het einde van zijn dienstverband nooit aanspraak heeft gemaakt op betaling van vakantietoeslag. De daarvoor door [eiser] gegeven verklaring dat het uitblijven van betaling van vakantietoeslag hem eerder niet zou zijn opgevallen, valt niet te rijmen met de nauwgezetheid (blijkend uit e-mailcorrespondentie tussen partijen) waarmee hij tijdens de duur van zijn dienstverband bewaakte dat de financiële verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst door [gedaagde] werden nagekomen. [eiser] heeft verder aangevoerd dat hij er op basis van een schriftelijke mededeling van [gedaagde] dat de (eerste) arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden zou worden voortgezet op heeft vertrouwd dat hieronder ook de vakantietoeslag was begrepen, maar van een dergelijke schriftelijke mededeling van [gedaagde] is niet gebleken. Een dergelijke mededeling zou ook onlogisch zijn aangezien partijen na ommekomst van de eerste arbeidsovereenkomst uitgebreid hebben onderhandeld over de arbeidsvoorwaarden. Het moet er op basis van deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd dan ook voor worden gehouden dat partijen door ondertekening van de tweede en derde arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat met ingang van 16 maart 2016 geen vakantietoeslag meer aan [eiser] zou worden betaald.
holiday allowanceis blijven staan onvoldoende om die conclusie te rechtvaardigen. De stelling dat sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid als [eiser] na 16 maart 2016 geen aanspraak meer kan maken op vakantietoeslag, waaraan geen andere feiten en omstandigheden ten grondslag zijn gelegd dan hier voor besproken, strandt eveneens.