ECLI:NL:RBAMS:2022:4212

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/13/719063 / KG ZA 22-548
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de VVD-fractie door een Statenlid na onvrijwillig vertrek

In deze zaak vorderde een lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, eiseres, toelating tot de VVD-fractie waaruit zij onvrijwillig was vertrokken. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam oordeelde dat de fractie niet onzorgvuldig of onrechtmatig had gehandeld bij de beslissing om eiseres uit de fractie te zetten. De rechter concludeerde dat er geen formele relatie bestond tussen de fractieleden en dat de fractieleden zelf de regels voor hun samenwerking bepalen. Eiseres had verschillende keren de gelegenheid gekregen om haar beschuldigingen van intimidatie te onderbouwen, maar had dit nagelaten. De rechter oordeelde dat de fractieleden hun visie mochten geven op het vertrek van eiseres, en dat de publicatie van hun verklaring niet onrechtmatig was. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/719063 / KG ZA 22-548 EAM/LO
Vonnis in kort geding van 21 juli 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 6 juli 2022,
advocaat mr. R.H. Stam te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. L.L.M.M. Smeets te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 14 juli 2022 heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagden] hebben verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig: [eiseres] met mr. Stam, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 4] , [gedaagde 5] , [gedaagde 6] en [gedaagde 7] met mr. Smeets.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 20 maart 2019 hebben de laatste Provinciale Statenverkiezingen plaatsgevonden.
2.2.
In artikel 11 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten en Statencommissies Noord-Holland 2015 (hierna: het Reglement van orde) staat het volgende.

Artikel 11 Fracties
1. De leden van Provinciale Staten, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. (…)
4.De fractie doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de voorzitter van:
a. een voorgenomen optreden van één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie;
b. een voorgenomen optreden van twee of meer fracties als één fractie;
c. de voorgenomen aansluiting van één of meer leden van een fractie bij een andere fractie. (…)”
2.3.
[eiseres] is op 8 juli 2019 beëdigd als duo-Statenlid en, na het vertrek van een ander Statenlid, op 11 november 2019 beëdigd als lid van de Provinciale Staten Noord-Holland namens de VVD Noord-Holland.
2.4.
In augustus 2019 zijn de fractieleden het zogenoemde ‘fractiecharter’ overeengekomen; een aantal basisafspraken met betrekking tot de samenwerking en communicatie. In het fractiecharter staat onder meer het volgende.
“(…)
Algemene uitgangspunten van de fractie
2. Fractieleden handelen in de lijn en de geest zoals bepaald in het fractiecharter, het coalitie-akkoord en het verkiezingsprogramma;
3. Fractieleden plaatsen elkaar en VVD gedeputeerden niet voor verrassingen: afspraak=afspraak; (…)
5. Fractieleden hanteren een open en transparante stijl binnen de fractie; informatie wordt gedeeld met de gehele fractie; (…)
Rollen en verantwoordelijkheden
(…)
11. De fractievoorzitter is tevens aanspreekpunt en vertrouwenspersoon voor de fractieleden. In geval van een in de fractie onoverbrugbaar conflict wordt in eerste instantie overleg gevoerd met de fractievoorzitter. Indien nodig wordt het bestuur/een bestuurslid gevraagd te bemiddelen. (…)”
2.5.
Op 14 april 2021 heeft [eiseres] (zonder opgaaf van redenen) de WhatsApp-groep van de fractie verlaten.
2.6.
[gedaagde 1] , de fractievoorzitter, heeft een fractievergadering ingelast op 23 april 2021. In een verklaring van [naam 1] (voorzitter van het regiobestuur VVD Noord-Holland) en [gedaagde 1] staat dat het doel daarvan was: het bespreken van ‘de vele problemen die [eiseres] heeft veroorzaakt door haar van het fractiecharter afwijkende gedrag’. Als voorbeelden van dit gedrag worden gegeven: het indienen van schriftelijke vragen zonder de fractie daarin te kennen, het doen van uitlatingen over de portefeuille van een ander Statenlid, het posten van filmpjes en het doen van uitlatingen op social media in strijd met de afspraken binnen de fractie, het doen van beloftes aan wethouders zonder de fractie daarin te kennen en in strijd met het verkiezingsprogramma. In de fractievergadering is het niet tot een inhoudelijk gesprek over deze onderwerpen gekomen.
2.7.
Op 7 mei 2021 heeft [gedaagde 1] een gesprek gehouden met [eiseres] en met [naam 1] om een oplossing te zoeken voor de (kennelijk) gerezen problemen. Daarna heeft op 19 juni 2021 nog een gesprek in dezelfde setting plaatsgevonden. In de gesprekken met [naam 1] en [gedaagde 1] heeft [eiseres] gezegd dat zij zich geïntimideerd voelt door [naam 2] , lijsttrekker, politiek leider en Gedeputeerde. [naam 1] en [gedaagde 1] hebben [eiseres] gevraagd deze ‘beschuldiging’ te substantiëren en daarvan een voorbeeld te noemen. Dit heeft [eiseres] niet gedaan. [gedaagde 1] heeft [eiseres] gevraagd zich in het vervolg aan de afspraken binnen de fractie te houden, en voorzichtig te zijn met het uiten van beschuldigingen als zij die niet kan onderbouwen. [eiseres] heeft de intentie uitgesproken zich aan de afspraken te houden.
2.8.
Tijdens een fractievergadering op 24 augustus 2021 is een discussie ontstaan tussen [eiseres] en [naam 2] . In de notulen van die vergadering staat onder meer het volgende.
2.9.
Op 7 september 2021 heeft opnieuw een fractievergadering plaatsgevonden, waarin [eiseres] heeft meegedeeld dat zij in overleg met de fractievoorzitter het initiatief heeft genomen voor een afspraak met [naam 2] om het probleem op te lossen. In de notulen staat onder meer het volgende.
2.10.
[naam 2] was niet bij de vergadering op 7 september 2021 aanwezig, maar heeft wel vernomen wat daar besproken is. Naar aanleiding daarvan heeft [naam 2] besloten dat hij geen één-op-één gesprek met [eiseres] wilde hebben, en heeft hij [naam 1] verzocht om daarbij aanwezig te zijn.
2.11.
[eiseres] en [naam 2] hebben op tussen 9 en 13 september 2021 de volgende WhatsApp-berichten uitgewisseld (de hieronder door de advocaat van [gedaagden] genoemde datum van 18 september 2021 is onjuist).
2.12.
Vanwege de ontstane situatie is besloten een extra factievergadering in te lassen. [gedaagde 1] heeft op 13 september 2021 alle fractieleden mondeling uitgenodigd. Op 17 september 2021 is de agenda in het digitale documentensysteem IBABS geplaatst, dat voor alle fractieleden toegankelijk is. De volgende agendapunten zijn aangekondigd.
2.13.
Op vrijdagmiddag 17 september 2021 heeft een van de fractieleden, [gedaagde 7] , [eiseres] gebeld om met haar te praten over de aangekondigde fractievergadering.
2.14.
In de notulen van de vergadering van 18 september 2021 staat onder meer het volgende.
[eiseres] is daarna verschillende keren en door verschillende personen gevraagd haar beschuldiging van intimidatie te onderbouwen en voorbeelden te geven. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. Vervolgens is aan haar gevraagd of zij nog onderdeel wil uitmaken van de fractie. Zij heeft daarop bevestigend geantwoord. Aan de overige fractieleden is gevraagd of zij nog vertrouwen hebben in [eiseres] en of zij nog lid van de fractie zou mogen blijven. De meerderheid van de fractieleden heeft daarop negatief geantwoord. [eiseres] heeft toen de vergadering verlaten.
2.15.
[eiseres] heeft diezelfde dag op Twitter bericht dat zij ‘na een intimiderende vergadering uit de fractie van de VVD Noord-Holland [is, vzr.] gezet’, dat zij dat zeer betreurt omdat zij ‘al meer dan 20 jaar VVD-er in hart en nieren is’, ‘Een die ervaren intimidatie aankaart.’.
2.16.
Op 19 september 2021 heeft [eiseres] een blog gepost met haar zienswijze op de vergadering van de dag ervoor en het opzeggen van het vertrouwen in haar. Zij heeft een link naar de blog op Twitter gepost.
2.17.
Op de website van de VVD Noord-Holland is naar aanleiding van de blog van [eiseres] op 19 september 2021 een bericht geplaatst met de titel ‘Nadere verklaring omtrent vertrek van mevrouw [eiseres] ’, waarin de overige fractieleden hun verhaal doen over de ontstane situatie.
2.18.
Op 22 september 2021 heeft [eiseres] op Twitter bericht dat zij verder gaat als Statenlid onder het label ‘Liberaal Noord-Holland’.
2.19.
In januari 2022 heeft de fractie het bericht bedoeld onder 2.17 van de website verwijderd en het is sindsdien niet meer zichtbaar.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden te veroordelen om [eiseres] weer toe te laten tot de fractie en de fractievergadering, op straffe van een dwangsom;
gedaagden te veroordelen een rectificatie te plaatsen van het onder 2.17 genoemde bericht van 19 september 2021, op straffe van een dwangsom;
althans een andere voorziening te treffen in lijn met de hiervoor gevorderde voorzieningen;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] heeft – samengevat en voor zover van belang – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Zij is onterecht uit de fractie gezet, alleen maar omdat zij heeft aangekaart intimidatie te hebben ervaren.
[gedaagden] hebben zich bij de gebeurtenissen tussen 24 augustus en 18 september 2021 niet aan de regels in het fractiecharter gehouden. Zo is er geen overleg of bemiddeling geweest met de fractievoorzitter ( [gedaagde 1] ) voorafgaand aan de vergadering van 18 september 2021 en is de agenda van de vergadering niet met [eiseres] gedeeld. Verder heeft tijdens de vergadering eerst [naam 2] het woord gekregen, waardoor [eiseres] zich daarna ten overstaan van de hele fractie moest verdedigen, terwijl zij juist het slachtoffer is van intimidatie.
[eiseres] ondervindt schade als gevolg van haar gedwongen vertrek uit de fractie.
Niet alleen is haar reputatie beschadigd, onder meer door de verklaring als genoemd onder 2.17, maar ook wordt zij beperkt in haar mogelijkheden om haar taak als Statenlid uit te voeren. Als ‘afgesplitst Statenlid’ krijgt zij maar 50% van de spreektijd en 13% van de fractievergoeding die andere eenmansfracties hebben. Ook is er terughoudendheid bij VVD-leden uit andere bestuurslagen waarmee normaliter wordt samengewerkt. [eiseres] moet steeds uitleggen waarom zij als VVD-lid geen deel mag uitmaken van de VVD-fractie in Noord-Holland. Verder wordt uiterlijk 1 september 2022 de kandidatenlijst voor de verkiezingen in 2023 afgerond. Zij wil daar graag aan meedoen en ook daarom is het van belang dat zij weet dat zij bij een eventuele herverkiezing deel uitmaakt van de fractie.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats is de vraag waaraan het ‘ontslag’ of vertrek van [eiseres] moet worden getoetst. Een fractie van een politieke partij is geen juridische entiteit en er bestaat geen arbeidsrechtelijke relatie tussen de fractie en haar leden. Het betreft een samenwerkingsverband van gelijkgestemde volksvertegenwoordigers. De huidige fractie (inclusief [eiseres] ) heeft de afspraken over de samenwerking vastgelegd in het zogenoemde fractiecharter. Daarin zijn geen afspraken gemaakt over het aanstellen, schorsen of ontslag van leden uit de fractie. [eiseres] heeft gesteld dat daarom voor de overige fractieleden de mogelijkheid ontbrak om haar uit de fractie te zetten. Ook heeft zij gesteld dat het fractiecharter een duurovereenkomst is, voor bepaalde tijd, namelijk tot de volgende verkiezingen, en dat zij om die reden niet uit de fractie gezet had kunnen worden. Aan deze stellingen wordt voorbij gegaan. Het Reglement van orde (artikel 11 lid 4) biedt immers de mogelijkheid dat leden gaan optreden als zelfstandige fractie, zoals zij ook heeft gedaan. Bovendien is een (politiek) samenwerkingsverband dat niet zou kunnen worden beëindigd niet goed voorstelbaar.
4.2.
Nu er geen formele relatie bestaat tussen de fractieleden en het om een politiek samenwerkingsverband gaat is het in de eerste plaats aan de fractieleden zelf om de regels voor hun samenwerking te bepalen en dient de rechter terughoudend te zijn met ingrijpen in die samenwerking. De fractieleden hebben geen afspraken over schorsing of ontslag vastgelegd. De enige grond voor toewijzing van de vorderingen van [eiseres] zou dan ook onrechtmatig handelen van [gedaagden] kunnen zijn. Daarvoor geldt een hoge drempel.
4.3.
Tijdens de vergadering van 24 augustus 2021 is een conflict ontstaan tussen [naam 2] en [eiseres] . Dit was geen op zichzelf staand voorval. [eiseres] had immers (om onbekende redenen) op 14 april 2021 de WhatsApp-groep van de fractie verlaten, en er had op 23 april 2021 een fractievergadering plaatsgevonden om over de samenwerking tussen [eiseres] en de rest van de fractie te praten. Omdat het tijdens die vergadering niet lukte om tot een inhoudelijk gesprek te komen hebben [gedaagde 1] en [naam 1] apart met [eiseres] gesprekken gevoerd. In deze gesprekken heeft [eiseres] voor het eerst geuit dat zij zich geïntimideerd voelde. Op de herhaaldelijke vraag of zij dit gevoel kon substantiëren heeft zij geen antwoord gegeven. Wel heeft [eiseres] beterschap beloofd op de (andere) punten die haar werden verweten (zie 2.6).
Tijdens de vergadering van 24 augustus 2021 heeft [eiseres] een stekelige opmerking gemaakt tegen [naam 2] , en [naam 2] heeft haar gevraagd die met een voorbeeld te verduidelijken, hetgeen zij niet wilde. Vervolgens heeft [eiseres] zich op de volgende vergadering, waarbij [naam 2] niet aanwezig was, beklaagd over [naam 2] . Zij heeft erbij gezegd dat zij een afspraak had gemaakt met [naam 2] om het uit te praten. [naam 2] heeft vernomen wat er tijdens de vergadering van 7 september 2021 is besproken en heeft naar aanleiding daarvan besloten dat hij niet één-op-één met [eiseres] in gesprek wilde, maar dat hij wilde dat [naam 1] daarbij aanwezig zou zijn. Dit is niet onzorgvuldig of in strijd met het fractiecharter, maar alleszins begrijpelijk. [naam 2] werd immers door [eiseres] beschuldigd van intimidatie, zonder dat zij die beschuldiging had verduidelijkt of onderbouwd. Zeker in het huidige tijdperk, waarin een beschuldiging van intimidatie of grensoverschrijdend gedrag al snel buitenproportioneel veel aandacht krijgt in de media en kan leiden tot een publieke veroordeling zonder voorafgaand onderzoek, is voorstelbaar dat [naam 2] in ieder geval een getuige of bemiddelaar bij het gesprek wilde hebben.
Toen hij dat aan [eiseres] mededeelde heeft zij daarop gereageerd door die mededeling als intimidatie te bestempelen. [naam 2] heeft daarna de afspraak afgezegd.
4.4.
Hoewel [eiseres] geen voorbeelden heeft gegeven en haar beschuldigingen niet heeft verduidelijkt, heeft [gedaagde 1] de zaak serieus genomen en een onderzoek ingesteld. Hij heeft alle notulen en Teams-beelden van fractiebesprekingen gelezen en bekeken, en heeft daarin geen enkel geval van intimidatie van [eiseres] door [naam 2] kunnen constateren.
Vervolgens is de kwestie nogmaals aan de orde gekomen tijdens de speciaal daarvoor ingelaste vergadering van 18 september 2021. [eiseres] stelt dat zij de agenda voor de vergadering niet heeft ontvangen. Zij heeft echter niet betwist dat de agenda, zoals gebruikelijk, in het digitale documentensysteem stond, en dat zij de middag ervoor is gebeld door een van de fractieleden, die haar heeft gewezen op het onderwerp van de vergadering. [eiseres] wist dus, of had moeten weten, dat de vergadering was belegd vanwege haar conflict met [naam 2] . Op die vergadering is zij wederom in de gelegenheid gesteld haar beschuldiging van intimidatie te onderbouwen, maar zij heeft dat weer nagelaten. Inmiddels was duidelijk een onhoudbare situatie ontstaan. De voorzitter heeft dan ook gevraagd aan [eiseres] of zij nog verder wilde in de fractie. Toen zij dat bevestigde heeft de voorzitter de overige fractieleden gevraagd of zij zich op dat moment een mening hadden kunnen vormen over de vraag of ze nog vertrouwen hadden in [eiseres] , en of zij daarover konden beslissen. Vervolgens is er gestemd en heeft de meerderheid van de fractieleden gezegd geen vertrouwen meer te hebben in [eiseres] .
4.5.
Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat [gedaagden] onzorgvuldig hebben gehandeld, laat staan zodanig onzorgvuldig dat het handelen als onrechtmatig jegens [eiseres] is aan te merken. [gedaagden] hebben vanaf april 2021 verschillende gesprekken gevoerd met [eiseres] over haar samenwerking in de fractie. Zij hebben haar uitgebreid, en verschillende malen in de gelegenheid gesteld haar beschuldiging, of ervaren gevoelens van intimidatie te verduidelijken, zowel in aanwezigheid van de overige fractieleden als apart, maar [eiseres] heeft dat niet willen doen. [gedaagde 1] heeft zelf onderzoek gedaan door alle notulen en Teams-beelden erop na te slaan, heeft [naam 2] om een reactie gevraagd en heeft daarna [eiseres] nogmaals de kans gegeven zich uit te spreken. [eiseres] heeft dat steeds nagelaten. Onder deze omstandigheden zijn het niet [gedaagden] , maar is het eerder [eiseres] die onzorgvuldig heeft gehandeld, door een ernstige beschuldiging te uiten en vervolgens te weigeren deze te substantiëren. Zij heeft daarvoor de gelegenheid gehad en had ook mogelijkheden om haar beschuldiging te verduidelijken. Alle vergaderingen zijn immers gedocumenteerd in notulen of zelfs opgenomen op video. Zij heeft bovendien wel gezegd dat zij er met [naam 2] persoonlijk uit wilde komen, maar heeft hem vervolgens in het app-verkeer over de afspraak daarvoor opnieuw van intimidatie beschuldigd, waarmee zij olie op het vuur gooide. Daarbij ging het om zijn beslissing een derde bij het gesprek met haar aanwezig te laten zijn. Dat [eiseres] die wens als intimidatie bestempelt geeft te denken. Ter zitting is haar nogmaals gevraagd waaruit de intimidatie volgens haar bestond. Zij heeft toen gezegd dat het gaat om de manier waarop zij tijdens vergaderingen werd bejegend. Er werd minachtend tegen haar gesproken, ze kreeg geen ruimte om iets in te brengen, haar werd verweten dat ze uitspraken niet onderbouwt en dat ze los uit de heupen schiet. Maar ook ter zitting heeft [eiseres] haar verwijten niet concreet gemaakt. Dit had wel van haar verwacht mogen worden. Door dat steeds na te laten en wel beschuldigingen te blijven uiten heeft zij de zaak op scherp gezet. [gedaagden] kan niet worden verweten dat zij in die situatie hebben besloten het vertrouwen in [eiseres] op te zeggen.
4.6.
De slotsom is dan ook dat de vordering van [eiseres] haar toe te laten tot de fractie zal worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde rectificatie. In de eerste plaats is het bericht waar het om gaat al in januari 2022 van de website verwijderd. Bovendien kan niet worden gesproken van een onrechtmatige publicatie. De fractieleden hebben hun visie gegeven op het vertrek van [eiseres] , nadat zij daar zelf een uitgebreid blog over had geschreven en zich daarover op Twitter had uitgesproken, en waarbij zij [naam 2] en de term intimidatie ook heeft genoemd. Het stond de overige fractieleden dan ook vrij in het kader van een weerwoord daarop in het openbaar te reageren en een verklaring te plaatsen. De verklaring is bovendien niet onrechtmatig voor wat betreft vorm en inhoud. Er worden geen onnodig grievende bewoordingen gebruikt en ook worden geen onwaarheden geuit. Het gaat om de visie van de overige fractieleden en die mochten zij geven, net als [eiseres] haar kijk op de zaak mocht publiceren.
4.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.330,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: LO