ECLI:NL:RBAMS:2022:4195

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
AMS 21/5440
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van Wob-verzoek inzake stichting Mayday Rescue en de Witte Helmen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap De Volkskrant B.V. en de minister van Buitenlandse Zaken. De Volkskrant had op 3 november 2020 een Wob-verzoek ingediend om informatie over stichting Mayday Rescue en de Witte Helmen. De minister heeft op 15 april 2021 gereageerd op dit verzoek, maar een deel van de documenten niet openbaar gemaakt. Na bezwaar van De Volkskrant heeft de minister op 8 oktober 2021 een gedeeltelijke openbaarmaking gedaan, maar de Volkskrant heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 23 juni 2022 de zaak behandeld en heeft kennisgenomen van een geheim document met toestemming van De Volkskrant. De rechtbank oordeelt dat de integrale weigering van openbaarmaking van het rapport niet gerechtvaardigd is en dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde delen niet openbaar konden worden gemaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerder genoemde onderdelen als voorbeeld dienen. De rechtbank verklaart het beroep van De Volkskrant gegrond en bepaalt dat de minister het griffierecht moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5440

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak tussen

de besloten vennootschap De Volkskrant B.V., te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: E.T. Verwiel),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Raterink).

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder gereageerd op het verzoek van eiseres om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 8 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de stukken waarvan openbaarmaking is geweigerd, overgelegd met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft de rechtbank toestemming verleend om kennis te nemen van de niet openbaar gemaakte documenten als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2022.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres heeft op 3 november 2020 bij verweerder een Wob-verzoek ingediend. Zij wil graag meer inzicht in zaken rondom stichting Mayday Rescue en Syria Civil Defence (ook wel bekend als de Witte Helmen).
2. Met het primaire besluit zijn 191 documenten (inclusief bijlagen) aangetroffen die betrekking hebben op het verzoek. Verweerder heeft een deel van de documenten deels openbaar gemaakt. De overige documenten zijn niet openbaar gemaakt. Enkele documenten vallen buiten de reikwijdte van het verzoek.
3. Met de beslissing op bezwaar heeft verweerder alsnog een aantal documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Ook heeft verweerder een bij de nieuwe zoekslag aangetroffen document (bijlage bij document 17) alsnog openbaar gemaakt met uitzondering van de persoonsgegevens.
Standpunt eiseres
4. Eiseres betwist alleen de weigering van het document met het nummer 128 (unieke ID: [nummer] ) getiteld ' [rapport] ' (het rapport). Het rapport is ten onrechte integraal geweigerd met een beroep op de weigeringsgronden artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, onder e en onder g, van de Wob. Eiseres is van mening dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd, omdat niet per onderdeel is toegelicht wat de precieze weging van het te beschermen belang ten aanzien van het algemene belang van openbaarheid is.
Het oordeel van de rechtbank
5. Het geschil beperkt zich tot het rapport. De rechtbank heeft met toestemming van eiseres kennis genomen van dit geheime document.
6. Verweerder heeft integraal openbaarmaking van het rapport geweigerd.
7. De rechtbank is van oordeel dat de integrale weigering van openbaarmaking van het rapport niet kan worden gerechtvaardigd op grond van de toegepaste weigeringsgronden.
8. De rechtbank ziet na kennisneming van het document dat delen hiervan wel openbaar gemaakt hadden kunnen worden, al dan niet met weglakking van bepaalde namen of andere informatie. Het betreft delen van het rapport waarop de weigeringsgronden niet van toepassing zijn en die zelfstandig leesbaar zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de inhoudsopgave, 2.3 Terms of Reference, 2.4 Reporting, 3.4 Interviews en 3.5 Execution Right of response. Hierin is immers vooral algemene informatie (onder andere over de procedure) opgenomen en geen inhoudelijke informatie over het onderzoek. Het volledig weigeren van deze informatie is dan ook onvoldoende gemotiveerd.
9. Daarnaast is verweerder op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gehouden per document(onderdeel) te motiveren waarom openbaarmaking achterwege wordt gelaten. Bij de beoordeling van het document is de rechtbank gebleken dat de toegepaste weigeringsgronden enkel op de inventarislijst staan genoemd, en niet in het document zelf. Op die manier is onduidelijk welke weigeringsgrond op welke documentonderdeel van toepassing is en wordt dit aan de interpretatie van de rechtbank overgelaten. Daarmee heeft verweerder onvoldoende invulling gegeven aan zijn verantwoordelijkheid.
10. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. Aangezien verweerder opnieuw kritisch moet bekijken welke passages van het rapport openbaar kunnen worden gemaakt, dient verweerder een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De hiervoor genoemde onderdelen dienen daarbij als voorbeeld, en niet als uitputtende opsomming. Verder is belangrijk dat verweerder bij de nieuwe beoordeling van het rapport het gewijzigde toetsingskader in acht neemt en ook duidelijk vermeldt welke weigeringsgrond volgens hem op welk documentonderdeel van toepassing is.
11. Het beroep van eiseres is gegrond. Verweerder dient het griffierecht aan eiseres te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij integraal is geweigerd document 128 (het rapport) openbaar te maken;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Koning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.