23. [gedaagde sub 2] vordert in reconventie betaling van de reële proceskosten. Een dergelijke vordering is pas toewijsbaar, als vast komt te staan dat [eiseressen] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [gedaagde sub 2] of misbruik hebben gemaakt van procesrecht. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (Hoge Raad 6 april 2012, NJ 2012,233).
23. Naast het feit dat [eiseressen] niet hebben voldaan aan hun stelplicht staat vast dat [gedaagde sub 2] voorafgaand aan de procedure zich meerdere keren tot de gemachtigde van [eiseressen] heeft gewend met het betoog dat en waarom hij als verkoper niet aansprakelijk is voor het gestelde onrechtmatig handelen, onder meer door te verwijzen naar artikel 7:17 lid 6 BW en artikel 5 van de algemene bepalingen.
23. Het was [eiseressen] dus helder dat zij bij het instellen van hun vordering tegen [gedaagde sub 2] meer dienden te stellen dan dat zij hebben gedaan. [eiseressen] heeft in de dagvaarding alleen gesteld dat zij zich op “de tenzij” van artikel 5 beroepen. Maar niet duidelijk is welke feitelijke omstandigheden - behalve het gestelde verschil van 3,6 m2 - hieraan ten grondslag liggen. Ook zijn er geen stellingen betrokken over de werking van artikel 17 lid 6 BW in dit specifieke geval. Een en ander klemt te meer nu in de dagvaarding ook is gesteld dat dat “de onderhavige vorderingen worden gericht tegen de makelaar.”
23. De kantonrechter is van oordeel dat door deze beperkte en verwarrende stellingname [eiseressen] hadden moeten begrijpen dat de vordering tegen [gedaagde sub 2] geen enkele kans van slagen zou hebben. Aldus hebben [eiseressen] tegen [gedaagde sub 2] te lichtvaardig een procedure aangespannen, waardoor [gedaagde sub 2] onnodig kosten heeft moeten maken
23. Dit betekent dat [eiseressen] de reële proceskosten van [gedaagde sub 2] moeten betalen. [eiseressen] heeft aangevoerd dat de door [gedaagde sub 2] berekende kosten te hoog en niet redelijk zijn.
23. [gedaagde sub 2] heeft de hoogte van de vordering tot betaling van € 5.082,00 onderbouwd aan de hand van facturen met specificaties daarvan. [eiseressen] betoogt dat de factuur voor het opstellen van de conclusie van antwoord (factuur van 18 mei 2021 met nummer 23540) € 2.783,00 bedraagt en daarmee buitensporig hoog is. De conclusie van antwoord beslaat volgens [eiseressen] niet meer dan vier pagina’s.
23. Het standpunt van [eiseressen] komt niet overeen met de feitelijke situatie, omdat uit de specificatie bij de factuur blijkt dat die ook betrekking heeft op andere werkzaamheden en dat voor het opstellen van de conclusie van antwoord, jurispdrudentieonderzoek en het bestuderen van stukken 7 uur in rekening is gebracht. Dat komt niet onredelijk voor. Tegen de andere specificaties is geen verweer gevoerd. Dat betekent dat het bedrag van € 5.082,00 toewijsbaar is.
23. [gedaagde sub 2] heeft daarnaast nog betaling van € 3.025,00 gevorderd, begroot op 4 uur voor de conclusie van vermeerdering van eis, 2 uur voor de voorbereiding van de mondelinge behandeling, twee uur voor divers overleg en 2 uur voor de mondelinge behandeling en de voor- en nabespreking, alles tegen een uurtarief van € 250,00 exclusief btw.
23. De kantonrechter begroot het restant van de kosten aldus, dat voor de vermeerdering van eis één uur wordt gerekend, voor de voorbespreking van de mondelinge behandeling één uur en voor de mondelinge behandeling en de voor- en nabespreking twee uur. Dat betekent dat er nog een bedrag van € 1.210,00 inclusief btw toewijsbaar is.
23. Het totale bedrag aan kosten wordt bepaald op € 6.292,00 inclusief btw. Dit bedrag wordt ook redelijk geoordeeld. Het meer gevorderde is niet toewijsbaar. De nakosten zullen worden toegewezen aan de hand van het liquidatietarief