ECLI:NL:RBAMS:2022:4172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
C/13/717833 FT RK 22.354
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot opleggen van een dwangakkoord in het kader van schuldsanering

Op 20 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een dwangakkoord heeft aangevraagd in het kader van haar schuldsanering. Verzoekster, een alleenstaande vrouw van 25 jaar met een minderjarig kind, heeft haar schuldeisers een schuldregeling aangeboden. Deze regeling houdt in dat haar 15 schuldeisers, die samen een bedrag van € 10.657,60 vertegenwoordigen, tegen betaling van 35,66% van hun uitstaande vorderingen aan de preferente schuldeisers en 17,83% aan de concurrente schuldeisers, aan verzoekster finale kwijting verlenen voor haar resterende schuld. Het voorstel betreft een spaarakkoord over een periode van 36 maanden, dat op 22 juli 2021 is ingegaan.

Tijdens de zitting op 13 juli 2022 is verzoekster verschenen, vergezeld door haar schuldhulpverlener van Balans. Verweerster, die een aanzienlijk deel van de schuldenlast vertegenwoordigt, is niet verschenen. De rechtbank heeft het verzoek tot opleggen van het dwangakkoord beoordeeld en geconcludeerd dat verweerster in redelijkheid niet kon instemmen met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de onevenredigheid tussen de belangen van verweerster en die van verzoekster, en naar de haalbaarheid van het aanbod.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanbod van verzoekster niet het maximaal haalbare is, vooral gezien het feit dat zij binnenkort haar opleiding zal afronden en daarna in staat zal zijn om een beter aanbod te doen aan haar schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot opleggen van het dwangakkoord afgewezen, met de opmerking dat het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in een afzonderlijk vonnis zal worden behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaak- / rekestnummer: C/13/717833 FT RK 22.354
vonnis 20 juli 2022
in de zaak van
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
- hierna te noemen: verzoekster,
tegen
[verweerster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
postadres: [postadres] ,
- hierna te noemen: verweerster.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft, tegelijk met het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsanering, een verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord (artikel 287a van de Faillissementswet (Fw)) bij de rechtbank ingediend. Laatstgenoemd verzoek is behandeld ter zitting van 13 juli 2022. Verzoekster is verschenen, vergezeld door [naam] , schuldhulpverlener werkzaam bij Balans. Namens verweerster is niemand verschenen.
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat zij vandaag vonnis zal wijzen.

2.De feiten

2.1.
Verzoekster heeft haar schuldeisers een schuldregeling aangeboden. De regeling houdt in dat haar 15 schuldeisers, die tezamen een bedrag van € 10.657,60 vertegenwoordigen, tegen betaling van 35,66 % van hun uitstaande vorderingen aan de preferente schuldeisers en 17,83 % van hun uitstaande vorderingen aan de concurrente schuldeisers, aan verzoekster finale kwijting verlenen voor haar resterende schuld. Het voorstel betreft een spaarakkoord over een periode van 36 maanden. Dit betekent dat het genoemde voorstel hoger of lager kan worden, afhankelijk van de reserveringsmogelijkheden van verzoekster. De schuldregeling is reeds ingegaan op 22 juli 2021.
2.2.
Alle schuldeisers behalve verweerster hebben de onder 2.1. bedoelde schuldregeling aanvaard.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster heeft de rechtbank verzocht verweerster te bevelen in te stemmen met de onder 2.1. bedoelde schuldregeling.
3.2.
Verzoekster heeft haar verzoek ter zitting nader toegelicht. Verzoekster is een alleenstaande vrouw van 25 jaar oud. Zij heeft een minderjarig kind. Tijdens de uitbraak van de coronapandemie heeft verzoekster in samenspraak met haar klantmanager van de gemeente besloten om een opleiding tot Verzorgende IG te gaan volgen. Zij volgt momenteel een voltijds opleiding met behoud van uitkering. Hierdoor is geen sollicitatieplicht opgelegd. Deze opleiding zal zij ongeveer in augustus 2022 afronden. De schuldensituatie is ontstaan door inkomstendaling en moeite met het beheren van geld.
3.3.
De schuldhulpverlener heeft ter zitting het spaarakkoord toegelicht. Balans is een professionele schuldhulpverleningsorganisatie en houdt toezicht op de uitvoering van het spaarakkoord. Jaarlijks worden controles uitgevoerd. Verzoekster volgt een opleiding met behoud van uitkering. Zij is ontheven van de sollicitatieverplichting. De schuldhulpverlener acht het doorlopen van de wettelijke schuldsaneringsregeling te zwaar voor verzoekster.

4.Het verweer

Namens verweerster is ter zitting geen verweer tegen toewijzing van het verzoek gevoerd.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1.
De rechtbank wijst het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord af. Zij licht dat als volgt toe.
5.2.
Uit artikel 287a Fw volgt, dat een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord slechts kan worden toegewezen, als de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van de schuldregeling heeft kunnen komen. Daarbij wordt in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen haar belang en de belangen van de schuldenaar of de schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Van belang is of het door verzoekster gedane aanbod het voor haar maximaal haalbare is.
5.3.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de vordering van verweerster een aanzienlijk deel vormt van de totale schuldenlast (te weten 53,66 % daarvan). Alleen al daarom zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat verweerster in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
5.4.
Voorts moet naar de inhoud van het akkoord worden gekeken. Dit spaarakkoord (reeds ingegaan per 22 juli 2021) is gebaseerd op de Participatiewetuitkering van verzoekster en de haar ter beschikking staande toeslagen. Als het akkoord wordt aanvaard, is de verwachting dat – op basis van de huidige afloscapaciteit – de preferente schuldeisers betaling van 35,66 % van hun openstaande vorderingen en de concurrente schuldeisers betaling van 17,83 % van hun vorderingen tegemoet kunnen zien. Deze prognose moet worden vergeleken met de situatie na beoordeling van het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, waarom verzoekster immers, voor het geval het akkoord niet doorgaat, heeft verzocht. Op basis van de nu beschikbare stukken en wat ter zitting is verklaard, is niet onaannemelijk dat verzoekster in dat geval tot de wettelijke schuldsanering zal worden toegelaten.
5.5.
Gebleken is dat verzoekster een voltijds opleiding volgt. Naar verwachting zal zij deze opleiding eind augustus 2022 afronden. Hierna zal zij dienen te solliciteren naar betaald werk. Nu de termijn van de wettelijke regeling pas zal aanvangen na toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, kan de rechtbank niet op voorhand uitsluiten dat zijn, na het afronden van haar opleiding en het vinden van een baan, haar schuldeisers een aanzienlijk beter aanbod zal kunnen doen dan nu het geval is. Verder dient verzoekster er rekening mee te houden dat voor het volgen van een opleiding tijdens de schuldsaneringsregeling toestemming van de rechter-commissaris moeten worden verzocht. Indien die toestemming wordt verkregen, wordt de regeling vaak verlengd om te compenseren dat niet fulltime kan worden gewerkt. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het thans gedane aanbod niet het voor verzoekster financieel maximaal haalbare is.
5.6.
Dit betekent dat verweerster onder de beschreven omstandigheden in redelijkheid niet gedwongen kan worden genoegen te nemen met een aanbod dat slechts 17,83 % van haar vordering inhoudt. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
Op het door verzoekster gehandhaafde verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist.

6.6. De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.M. van Hassel en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.