ECLI:NL:RBAMS:2022:4155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
C/13/719327 / KG ZA 22-569
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot medewerking aan verkoop van onroerend goed in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.J.P. Liefting, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De eiseres vordert medewerking van gedaagde aan de verkoop van een woning die zij samen hebben gekocht in 2008, met een verzoek om de overwaarde gelijk te verdelen. Tijdens de zitting op 19 juli 2022 heeft eiseres haar vordering toegelicht en verzocht om een vonnis. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke eisen voldoet en dat verstek verleend kan worden.

Eiseres heeft verklaard dat zij in 2011 door gedaagde uit de woning is gezet en dat zij momenteel in Diemen woont. Gedaagde heeft in het verleden geprobeerd om de woning over te nemen, maar er is geen overeenstemming bereikt over de verdeling van de overwaarde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheden zijn over de relatie tussen partijen en de omstandigheden rondom de aankoop van de woning. Eiseres heeft geen spoedeisend belang aangetoond voor de gevraagde voorzieningen, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering kennelijk ongegrond is.

De voorzieningenrechter heeft besloten om de kosten van de procedure te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 26 juli 2022 door mr. I.H.J. Konings, met mr. E. van Bennekom als griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/719327 / KG ZA 22-569 IHJK/EB
Vonnis in kort geding van 26 juli 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres bij dagvaarding van 1 juli 2022,
advocaat mr. C.J.P. Liefting te Mijdrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

Op de zitting van 19 juli 2022 is eiseres verschenen met mr. Liefting. Gedaagde is niet verschenen. Eiseres heeft de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding (met bijbehorende producties) toegelicht, vragen van de voorzieningenrechter beantwoord en verzocht vonnis te wijzen. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend. Dat betekent dat de vordering kan worden toegewezen als die niet onrechtmatig of ongegrond voor komt.
2.2.
Eiseres vordert, kort gezegd, veroordeling van gedaagde tot medewerking aan verkoop van de woning aan het [adres] die partijen in 2008 samen hebben gekocht, met verdeling van de overwaarde bij helfte, en te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking van gedaagde aan de verkoop en levering van de woning.
2.3.
Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij in 2011 door gedaagde uit de woning is gezet en dat zij (tegenwoordig) in Diemen woont.
2.4.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat gedaagde eiseres in oktober 2020 – negen jaar na haar vertrek uit de woning – via een juridisch adviseur schriftelijk heeft benaderd met een verzoek om mee te werken aan overname van de woning door hem. Daarbij heeft hij haar verzocht geen aanspraak te maken op haar aandeel in de overwaarde van de woning, omdat zij nooit heeft bijgedragen aan de kosten van die woning, en heeft hij aangekondigd dat hij zich tot de rechter zou wenden als zij niet zou meewerken. Eiseres heeft via mr. Liefting geantwoord dat zij aanspraak maakt op een deel van de overwaarde en dat de woning moet worden getaxeerd. Gedaagde heeft daarop laten weten dat hij de overname in gang zou zetten. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat makelaar Van de Steege de woning zou taxeren. Dat traject is echter stilgevallen. In december 2020 heeft mr. R.J. Kwakkel, advocaat te Diemen, namens gedaagde een brief gestuurd aan mr. Liefting. Die brief is niet overgelegd, maar mr. Liefting heeft daar op 8 maart 2021 in ieder geval op geantwoord dat gedaagde een voorstel moet doen en dat de rechten van eiseres op de helft van de overwaarde sterk zijn. In een e-mail van 21 juli 2021 heeft hij mr. Kwakkel gevraagd of die zou gaan dagvaarden of dat eiseres dat zou moeten doen. Op 31 augustus 2021 heeft hij een e-mail aan mr. Kwakkel gestuurd met daarin de vraag of het een idee was een gezamenlijke deskundige aan te wijzen die de wijze van afwikkeling zou bepalen. Daarna is er geen contact meer gezocht met gedaagde.
2.5.
Gedaagde, die in de woning is blijven wonen, heeft tot dusver het standpunt ingenomen dat hij de woning wil overnemen en dat er redenen zijn om af te wijken van het uitgangspunt dat de overwaarde in gelijke delen tussen de eigenaren moet worden verdeeld. Het laatste contact over deze kwestie, met de advocaat van gedaagde, dateert van ongeveer een jaar geleden. Volgens mr. Liefting heeft mr. Kwakkel daarna zijn telefoon niet meer opgenomen en niet op e-mails gereageerd. Gevraagd waarom hij geen contact met gedaagde zelf heeft opgenomen als mr. Kwakkel niet thuis gaf, heeft mr. Liefting geantwoord dat hij ervan uitging dat er wel een reactie op de dagvaarding zou komen. Deze gang van zaken kan worden gelijkgesteld aan rauwelijks dagvaarden, gelet op het grote tijdverloop tussen de laatste (inhoudelijke) reactie van de zijde van gedaagde in december 2020 en de dagvaarding.
2.6.
Voor de beoordeling is verder relevant dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat zij in 2007 van haar toenmalige echtgenoot is gescheiden en dat zij een relatie met gedaagde met wie zij van 2009 tot 2011 in de woning in Diemen heeft gewoond. In het dossier zit echter een memo waarover in de dagvaarding staat dat het is opgesteld door een adviseur (mr. A. Robbers) die door eiseres was ingeschakeld. In dat memo staat bij de feiten onder meer dat partijen een LAT-relatie hadden en dat eiseres vlak voor het tekenen van het koopcontract in Suriname is getrouwd met een andere man en dat het toen niet de bedoeling was om te gaan samenwonen. Deze ongerijmdheden roepen de nodige vragen op die vanwege het ontbreken van debat met gedaagde niet kunnen worden beantwoord.
2.7.
Gevraagd naar het spoedeisend belang bij verdeling van de woning, heeft eiseres geantwoord dat zij gedaagde niet langer wil tegenkomen (zij wonen in dezelfde buurt) en dat zij niet langer wil worden lastig gevallen met mededelingen van gedaagde zelf of via gemeenschappelijke kennissen dat hij de woning zal overnemen en dat haar niets van de overwaarde toekomt. Dat zij last heeft van de hypotheek die mede op haar naam staat, of dat zij de verkoopopbrengst nodig heeft om bijvoorbeeld een andere woning te kunnen kopen of huren, is gesteld noch gebleken.
2.8.
Op zichzelf heeft eiseres gelijk dat niemand in een onverdeeldheid hoeft te blijven. Het gaat echter te ver om in de gegeven omstandigheden, in kort geding, de verdeling door middel van een gedwongen verkoop te bewerkstelligen. Het uitkooptraject is destijds stilgevallen om onduidelijke redenen. Wat het huidige standpunt van gedaagde is over de verdeling van de woning, is niet bekend omdat hem daar het afgelopen jaar niet naar is gevraagd. Dat het nodig is om die verdeling in rechte af te dwingen, is nog maar de vraag. De vordering komt met andere woorden te vroeg en zal als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
2.9.
Gelet op de relatie die tussen partijen bestaan heeft, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
weigert de gevraagde voorzieningen,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: eB