ECLI:NL:RBAMS:2022:4148

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
13.331825.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende woningoverval en poging daartoe met geweld

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die samen met anderen betrokken was bij een woningoverval op 1 maart 2021 en een poging daartoe op 2 maart 2021. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2022, waarbij de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en de verdediging door de raadsvrouw, mr. S. van den Berg, aan de orde kwamen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de ten laste gelegde feiten kennis te nemen. De verdachte is vrijgesproken van de afpersing, maar is schuldig bevonden aan de diefstal met geweld en de poging tot diefstal en afpersing. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte, hoewel hij niet actief heeft deelgenomen aan de diefstal, wel degelijk een rol heeft gespeeld in de samenwerking met zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten onderkend, gezien de impact op het slachtoffer en de samenleving, en heeft een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren opgelegd, met een proeftijd van 1 jaar, en deelname aan de leerstraf So-Cool. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn spijtbetuiging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.331825.21
Datum uitspraak: 15 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van de Venn en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging uit een woning van een muis, een geldbedrag, een broodmes, een jas (merk North Face), een paar handschoenen (merk Nike), een fietssleutel, een sleutelhanger, twee tassen (merk Puma/Adidas) en een brokje wiet toebehorende aan [aangever] en/of [persoon 2] op 1 maart 2021 te Amsterdam;
subsidiair ten laste gelegd als medeplichtig aan diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
afpersing in vereniging van een brokje wiet toebehorende aan [aangever] en/of [persoon 2] op 1 maart 2021 te Amsterdam;
subsidiair ten laste gelegd als medeplichtig aan afpersing;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
poging diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging uit een woning van een of meer goederen en/of een geldbedrag toebehorende aan [aangever] en/of [persoon 2] en/of [getuige] op 2 maart 2021 te Amsterdam;
subsidiair ten laste gelegd als medeplichtig aan diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en meer subsidiair als voorbereiding van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing in vereniging;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
poging afpersing in vereniging van een of meer goederen en/of een geldbedrag toebehorende aan [aangever] en/of [persoon 2] en/of [getuige] op 2 maart 2021 te Amsterdam;
subsidiair ten laste gelegd als medeplichtig aan poging afpersing in vereniging en meer subsidiair ten laste gelegd als voorbereiding van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing in vereniging.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal daarvan daarom worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 (primair) ten laste gelegde
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Uit de chatgesprekken in het dossier komt duidelijk naar voren dat er iets speelde tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en aangever [aangever] . Verdachte kwam er pas in de woning achter dat [medeverdachte 1] kennelijk slechte bedoelingen had. Hij heeft geprobeerd de situatie te sussen toen hij zag dat [medeverdachte 1] en aangever met beiden een mes in de hand tegenover elkaar stonden. Verdachte heeft verder geen uitvoeringshandelingen verricht; hij stond er bij en keek er naar toen aangever bestolen werd van zijn spullen. Dat verdachte niet is weggegaan of geen ‘stop’ heeft gezegd - mogelijk omdat hij ook overdonderd was door de situatie - brengt echter niet mee dat hij door zich niet te distantiëren ook het dubbele opzet had op het medeplegen van diefstal van die spullen. Zo had verdachte geen spullen van aangever bij zich toen hij de woning uit ging en hij heeft ook niet gedeeld in de buit. Er is daarom geen sprake van een significante bijdrage. De gedragingen van verdachte kunnen hooguit worden gekwalificeerd als medeplichtigheid in de zin van een getalsmatige versterking en door zich niet terug te trekken op het moment dat blijkt dat aangever bestolen wordt.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op 1 maart 2021 samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en een vriend van [medeverdachte 1] , waar verdachte de naam niet van weet, naar de woning van aangever [aangever] is gegaan. Verdachte is meegegaan naar de woning, omdat hij in de veronderstelling was dat [medeverdachte 1] iets zou ophalen bij aangever. Het klopt dat verdachte te zien is op de
stillsvan de videodeurbel van de buren van aangever; zijn gezicht is niet herkenbaar in beeld, omdat hij van [medeverdachte 1] zijn gezicht moest bedekken. Op dat moment kreeg verdachte het vermoeden dat er ‘iets’ zou gebeuren. In de woning is de situatie vervolgens ineens veranderd in een woningoverval. Verdachte zag dat het slachtoffer met een mes in zijn hand steekbewegingen maakte. Hierop heeft verdachte een mes gepakt uit de keuken om zichzelf te beschermen. Hij bleef toen met het mes in zijn hand bij aangever staan. Verdachte zag toen dat [medeverdachte 1] en zijn vriend bezig waren met het doorzoeken van de woning. Uiteindelijk zijn zij met de spullen van aangever er vandoor gegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
[aangever] heeft aangifte gedaan van een woningoverval op 1 maart 2021 en hij heeft een verklaring afgelegd bij de politie die op 2 maart 2021 in zijn woning aanwezig was in verband met feiten 3 en 4. Samengevat heeft [aangever] verklaard dat hij rond 20.00 uur is beroofd in zijn woning. Er werd aangebeld met de mededeling dat er een pakketje voor hem was. Hierop heeft [aangever] de deur van het portiek geopend. Vervolgens zijn drie personen met een bivakmuts op en een keukenmes in hun handen zijn woning binnengedrongen, NN1, NN2 en NN3. Hierop heeft hij een mes gepakt uit de keuken om de jongens op afstand te houden. NN1 en NN2 waren op dat moment bezig met het zoeken naar spullen. Ze vroegen naar de wiet van zijn moeder en hebben gezegd dat zij een of twee kogels door zijn hoofd zouden schieten. NN3 vroeg aan hem of hij geld, juwelen of een kluis had en NN3 zei tegen NN1 en NN2 dat zij verder moesten zoeken. De jongens hebben de zwarte sporttas die NN3 bij zich had gevuld met een computermuis, wat kleingeld en een mes uit de keuken. Verder hebben zij een jas (van het merk North Face) met in de zakken handschoenen (van het merk Nike) en fietssleutels en twee tassen (van het merk Puma en Adidas) meegenomen. Tot slot viel het hem op dat NN3 een rood vest aanhad met oranje strepen van de Turkse voetbalclub FC Galatasaray.
De verbalisanten hebben aan de hand van de camerabeelden van het portiek alle drie de jongens herkend; NN1 als medeverdachte [medeverdachte 1] , NN2 als verdachte en NN3 als verdachte [persoon 4] . Tijdens het politieverhoor heeft [medeverdachte 1] ook zijn betrokkenheid bij dit delict bekend en heeft hij zichzelf op de stills aangewezen als NN1. Op de stills van de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] op 1 maart 2021 om 19:52:10 uur bij aangever aanbelt en als eerste het portiek binnengaat. Zijn gezicht is grotendeels bedekt met een mondkapje. Verdachte loopt achter [medeverdachte 1] aan, maar hij blijft even voor de deur wachten. Hij kijkt om de hoek en gebaart dan naar [persoon 4] dat hij moet komen. Verdachte gaat daarna snel naar binnen. Ook het gezicht van verdachte is grotendeels bedekt. Vervolgens is te zien dat [persoon 4] een bivakmuts over zijn hoofd trekt en als laatste naar binnen rent. Om 19.54.59 uur komen [medeverdachte 1] en verdachte weer buiten, om 19.55.05 uur zet verdachte zijn capuchon en bivakmuts weer op. Ook [medeverdachte 1] doet zijn capuchon weer op. Om 20.00.48 uur rennen [medeverdachte 1] en verdachte het portiek uit, waarbij verdachte vermoedelijk een tas draagt. De verbalisanten hebben ook de geluidsfragmenten van deze videobestanden beluisterd. Op het moment dat [medeverdachte 1] bij aangever aanbelt is te horen dat hij een gesprek voert met verdachte en [persoon 4] , waarbij er door [medeverdachte 1] wordt gezegd:
‘Kijk of die ‘ding’ er is. [naam 2] . Jongens kom, we gaan. Wij moeten snel in en uit gaan. [synoniem voor politie] brengen’.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met bedreiging van geweld uit de woning van aangever [aangever] . Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [persoon 4] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de woningoverval.
Verdachte is samen met zijn medeverdachten naar de woning van aangever gegaan. Zij hebben aangebeld met een smoes dat zij een pakketje voor hem hadden. Voordat zij naar binnen gaan wordt er onderling gesproken over dat zij
snel in en uit moeten gaan,voordat
[synoniem voor politie] ,de politie, komt. Kort daarna zijn zij met gezichtsbedekking het portiek ingegaan. Voor de deur wordt overlegd en in- uit het portiek gegaan. Uit de aangifte blijkt dat alle drie de jongens in de woning naar spullen hebben gezocht en/of ernaar hebben gevraagd en dat zij samen met de spullen zijn vertrokken. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van het slachtoffer. Zelfs als de rechtbank uit zou gaan van de verklaring van verdachte - dat hij de woning niet heeft doorzocht en slechts bij het slachtoffer is blijven staan met gezichtsbedekking en een mes in zijn hand - dan is het gelet op de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de aanwezigheid van verdachte op belangrijke momenten tevens voldaan aan het criterium van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 3 (primair) en 4 (primair) ten laste gelegde
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 3 en 4 primair ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Op 2 maart 2021 is verdachte niet het trappenhuis in gegaan richting de toegangsdeur van de woning. Wel was hij erbij toen er werd aangebeld en is hij beneden in het portiek blijven staan. Op de camerabeelden wordt waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte 1] het pand daadwerkelijk in gaat en ook op een later moment naar buiten rent. De gedragingen van verdachte zijn veeleer te duiden als ondersteunend, namelijk op de uitkijk staan. Tevens blijkt op geen enkele wijze dat er opzet is geweest op het plegen van enig strafbaar feit tegen de moeder van aangever [aangever] en/of de getuige [getuige] , zodat bij een bewezenverklaring deze twee namen in ieder geval uit de bewezenverklaring dienen te worden weggestreept. Ten aanzien van deze personen is niet bekend of verdachten wisten dat deze in de woning aanwezig waren.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op 2 maart 2021 door medeverdachte [medeverdachte 1] soort van is ‘meegesleurd’ om naar de woning van aangever te gaan. Toen zij voor het portiek stonden moest verdachte van [medeverdachte 1] een bivakmuts over zijn hoofd trekken, wat hij ook heeft gedaan. Op de vraag wat hier de bedoeling van is geweest heeft verdachte geantwoord dat [medeverdachte 1] waarschijnlijk een overval ‘wilde zetten’. Verdachte vindt dat hij een domme fout heeft gemaakt door met medeverdachte [medeverdachte 1] mee te gaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op de
stillsvan 2 maart 2021, een dag na de woningoverval, is te zien dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wederom bij het portiek van de woning van aangever [aangever] staat. [persoon 4] heeft in zijn handen een rode tas vast van de supermarkt Vomar. Hij duwt met zijn hand tegen de portiekdeur kennelijk om te controleren of de deur open gaat. Te zien is dat alle drie de verdachten de omgeving ‘scannen’ en heen en weer lopen. Verdachte en [medeverdachte 1] drukken na elkaar op de bel, waardoor de deur van het portiek opengaat. [medeverdachte 1] gaat naar binnen, maar komt een paar seconden later weer terug naar buiten. Op dat moment heeft verdachte een bivakmuts in zijn handen en hij trekt de bivakmuts over zijn hoofd en zet zijn capuchon op. Om 13:35 uur gaat [medeverdachte 1] nogmaals het portiek in met verdachte achter zich aan. [persoon 4] staat met de rode Vomartas en een bivakmuts in zijn handen klaar om ook het portiek in te gaan. Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 1] is gebleken dat in de rode tas - die [persoon 4] de hele tijd heeft vastgehouden - twee messen, tie wraps, een tape, een kniptang en een hamer zaten. Ook deze beelden worden ondersteund door geluidsfragmenten waarop verdachte te horen is en een actieve rol heeft. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat het de bedoeling was om een woningoverval te plegen.
Gelet op de beschrijving van de
stillsen de geluidsfragmenten is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte verder gaan dan alleen maar op de uitkijk staan, zoals door de raadsvrouw bepleit. Verdachte houdt de omgeving in de gaten, maar hij belt ook bij de aangever aan, trekt een bivakmuts over zijn hoofd en gaat samen met zijn medeverdachte het portiek in en weet dat het de bedoeling is om de woning van moeder en zoon [aangever] opnieuw te overvallen. De rechtbank is dan ook - met de officier van justitie - van oordeel dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld en de poging tot afpersing. Niet vastgesteld kan worden dat verdachten wisten of hadden kunnen weten dat [getuige] in de woning van moeder en zoon [aangever] aanwezig was, dus verdachte zal van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
op 1 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning gelegen aan de [adres 2] , een muis en een geldbedrag en een broodmes en een jas (merk North Face) en een paar handschoenen (merk Nike) en een fietssleutel en een sleutelhanger en twee tassen (merk Puma en Adidas) toebehorende aan [aangever] en/of [persoon 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- zich met messen en met een bivakmuts op naar die woning te begeven en
- bij die woning aan te bellen, en
- die woning binnen te dringen, en
- die [aangever] te vragen of hij geld had,
- die [aangever] naar de kluis te vragen,
- die [aangever] te vragen of hij ergens juwelen had liggen,
- tegen die [aangever] te zeggen dat ze twee kogels door zijn kop zouden schieten,
- die [aangever] te vragen naar de weed van zijn moeder,
- die woning te doorzoeken;
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde:
op 2 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 2] , goederen en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, toebehorende aan [aangever] en [persoon 2] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [aangever] te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
- zich met handschoenen en twee messen en tie wraps en bivakmutsen en een tape en een kniptang en een hamer naar die woning hebben begeven en
- tegen de voordeur van die woning hebben gebonkt
- de voordeur van het portiek zijn binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde:
op 2 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning gelegen aan de [adres 2] , ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van goederen of een geldbedrag, in elk geval enig goed, toebehorende aan [aangever] en [persoon 2] ,
- zich met handschoenen en twee messen en tie wraps en bivakmutsen en een tape en een kniptang en een hamer naar die woning hebben begeven, en
- tegen de voordeur van die woning hebben gebonkt,
- de voordeur van het portiek zijn binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

8.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, met een proeftijd van 1 jaar met de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast dient verdachte deel te nemen aan de leerstraf, te weten So-Cool (regulier) voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
De raadsvrouwheeft zich ten aanzien van de leerstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft verder bepleit dat de voorwaardelijke werkstraf van 60 uren, zoals geëist door de officier van justitie, aan de hoge kant is. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte is een lagere voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van 1 jaar meer passend. Op dit moment gaat het goed met verdachte. Hij gaat naar school en zijn ouders houden hem goed in de gaten. Verdachte heeft veel spijt dat hij naar de woning van het slachtoffer is gegaan. Hij is daarom bereid om zijn excuses aan te bieden (mocht het slachtoffer hier behoefte aan hebben). Tot slot heeft de raadsvrouw aangegeven dat zij zich niet kan vinden in de werkwijze van de politie om met de foto’s van (een minderjarige) verdachte langs de scholen in de buurt te gaan om zijn identiteit te achterhalen. Als gevolg hiervan hebben de leraren en de klasgenoten aan verdachte vragen gesteld en dit was erg beschamend voor hem. Een lagere voorwaardelijke werkstraf doet daarom meer recht aan deze zaak.
De rechtbank overweegt dat de hierna te noemen strafoplegging in overeenstemming is met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval op 1 maart 2021 en een dag later poging daartoe bij hetzelfde slachtoffer. Om tot twee keer toe met bivakmutsen en messen iemand te (willen) overvallen in zijn eigen woning is een heel ernstig feit. Los van het feit dat dit enorme inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer en het huisrecht van een slachtoffer, is het zeer beangstigend en gewelddadig. Daarnaast is het niet alleen zeer beangstigend voor het slachtoffer zelf, maar veroorzaakt dit ook heftige gevoelens van angst en onveiligheid, bij de samenleving in het algemeen. De eigen woning is voor iedereen bij uitstek de plek waar men zich veilig zou moeten voelen. Wel heeft de rechtbank het idee dat verdachte achteraf beseft wat zijn handelen heeft betekend voor het slachtoffer en heeft hij naar het oordeel van de rechtbank oprechte spijt betuigd.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. In de onderhavige zaak geldt als uitgangspunt voor strafoplegging dat ten aanzien van een woningoverval een (forse) jeugddetentie vanaf zes maanden wordt opgelegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 juni 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Verdachte wordt dan ook aangemerkt als
first offender.
Ter terechtzitting heeft
de Raadgeadviseerd om aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen, omdat verdachte na de ten laste gelegde gebeurtenissen niet meer in beeld is gekomen bij de politie. De Raad maakt zich nog wel zorgen over de beïnvloedbaarheid van verdachte. Het lijkt erop dat hij hulp kan gebruiken om te leren zijn grenzen aan te geven tegenover zijn vrienden. Het is daarom van belang dat verdachte deel neemt aan de leerstraf So-Cool (regulier) - waar hij in principe op korte termijn terecht kan - zodat hij de gevolgen van zijn keuzes beter leert inschatten. Deze leerstraf zal ook meer handvatten geven aan de ouders om beter aan te kunnen sluiten bij de behoeftes van hun zoon.
De rechtbankis van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden geen aanleiding bestaat om bij de straftoemeting (ten aanzien van de duur van de voorwaardelijke werkstraf) af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De feiten en ook de rol van verdachte zijn ernstig genoeg om tot een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te komen. Het is zeer zorgwekkend dat verdachte zich heeft beziggehouden met de ten laste gelegde feiten en ter zitting zijn eigen rol heeft geprobeerd zo klein mogelijk te houden. De rechtbank zal echter - net als de officier van justitie - rekening houden met de zeer jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij een first offender is. Daarnaast heeft verdachte ter zitting meermalen aangegeven dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan. Indien het slachtoffer [aangever] in de toekomst behoefte heeft aan een herstelgesprek, dan is verdachte bereid om zijn excuses aan hem aan te bieden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren opleggen, met als doel hem er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Gelet op het advies van de Raad zal de rechtbank de proeftijd vaststellen op 1 jaar. Tot slot is het noodzakelijk dat verdachte deel neemt aan de leerstraf So-Cool (regulier) zodat hij voldoende vaardigheden aangeleerd krijgt om de juiste keuzes te maken. De rechtbank vraag zich (net als de Raad) af in hoeverre hij weerbaar is ten aanzien van de invloed van anderen, nu de moeder van verdachte ter zitting heeft aangegeven dat haar zoon hulp kan gebruiken om zelfverzekerder te worden en te leren zijn grenzen aan te geven. Verdachte komt op de rechtbank niet over als een verharde jongen, maar wel een jongen die snel door verkeerde personen opnieuw de fout in kan gaan als hij geen vaardigheden leert om “nee” te zeggen tegen die verkeerde personen. Om de kans op herhaling te verkleinen is het noodzakelijk dat verdachte leert wat hij verkeerd heeft gedaan en zijn vaardigheden vergroot op het gebied van het inschatten van risicovolle situaties.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 45, 47, 55, 77a, 77g, 77gg, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het onder 3 primair en onder 4 primair bewezen verklaarde:
Eendaadse samenloop van
poging tot diefstal, vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf bestaande uit een leerstraf, te weten So-Cool (regulier), voor de duur van 40 (veertig) uren.
Beveelt dat, als verdachte de leerstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren.
Beveelt dat
deze werkstrafnietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene voorwaarde.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Stelt de proeftijd vast op
1 (één) jaaronder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van der Kaay, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. M.E.A. Nijssen en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2022.