In de zaak tegen een 30-jarige man, die beschuldigd werd van verkrachting van een vrouw op 30 augustus 2021 in Amsterdam, heeft de rechtbank Amsterdam op 21 juli 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat het bewijs onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De enige verklaring van het slachtoffer was niet voldoende om de beschuldiging te onderbouwen, vooral omdat er geen steunbewijs was dat de verklaring van het slachtoffer bevestigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar dat deze met instemming waren, totdat het slachtoffer aangaf te willen stoppen. De verklaringen van het slachtoffer en de verdachten stonden lijnrecht tegenover elkaar, en er was geen objectief bewijs dat de lezing van het slachtoffer ondersteunde. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, hoewel authentiek, niet voldoende was om de verdachte te veroordelen voor verkrachting. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.