ECLI:NL:RBAMS:2022:4131

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
13/995016-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en doodslag, veroordeling voor het voorhanden hebben van cocaïne

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en doodslag op drie personen in Amstelveen op 16 maart 2019. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deze ernstige beschuldigingen, omdat niet kon worden bewezen dat hij op de plaats delict aanwezig was of op enige andere wijze betrokken was bij het schietincident. De rechtbank concludeerde dat de bewijsvoering, die voornamelijk bestond uit chatberichten en historische mastgegevens, onvoldoende was om de betrokkenheid van de verdachte bij de moordpogingen vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de chatberichten en mastgegevens niet concreet genoeg waren om te concluderen dat de verdachte als opdrachtgever of medepleger had gehandeld.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van 193 gram cocaïne, die op 16 juni 2021 in zijn woning werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op dat moment op het adres verbleef, verantwoordelijk was voor de cocaïne die in de gezamenlijke slaapkamer was aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes weken op, wat aanzienlijk lager was dan de eis van het Openbaar Ministerie, dat 16 jaren en drie maanden had gevorderd voor de poging tot moord en doodslag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/995016-21 (Promis)
Datum uitspraak: 18 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 29 september 2021, 23 december 2021, 7 maart 2022, 10 mei 2022, 11 mei 2022, 13 mei 2022 en 16 mei 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. F. Heus en R. Hagemeier en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.B.G.T. von Bóné naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Onder feit 1, feit 2 en feit 3
medeplegen van pogingen moord dan wel doodslag op – respectievelijk – [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 3] (de dochter) door op 16 maart 2019 te Amstelveen met een vuurwapen richting hen te schieten. Subsidiair is hem dit steeds ten laste gelegd als het uitlokken van een poging tot medeplegen van moord.
Onder feit 4
medeplegen van het voorhanden hebben van een of meer wapens van categorie III en/of categorie II van de Wet Wapens en Munitie en bijbehorende munitie in de periode van 11 maart 2019 tot en met 16 maart 2019 te Aalsmeer en/of te Amstelveen.
Onder feit 5
medeplegen van het voorhanden hebben van 193 gram cocaïne op 16 juni 2021 te Zoetermeer.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben zich – aan de hand van het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 en de feiten 4 en 5. Zij hebben hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 (de pogingen moord)
Uit chatberichten die zijn aangetroffen op de telefoon van [verdachte] kan worden opgemaakt dat [verdachte] contact had met de opdrachtgever van de moordaanslag op [slachtoffer 1] . Uit deze chatberichten in combinatie met de mastgegevens blijkt dat [verdachte] diverse ontmoetingen heeft gehad met de vermoedelijke opdrachtgevers. [verdachte] lijkt op 11 maart 2019 met zijn opdrachtgevers te hebben gesproken over een nieuwe klus. Vervolgens heeft [verdachte] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ingeschakeld voor het uitvoeren van de aanslag. Uit een spraakbericht van [verdachte] aan [medeverdachte 2] van 11 maart 2019 blijkt de rolverdeling tussen hen; [verdachte] organiseert en [medeverdachte 2] voert uit. In dit bericht geeft [verdachte] aan dat [medeverdachte 2] klaar moet zijn voor een nieuwe klus. Op 13 maart 2019 zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] bij een ontmoeting aanwezig, waarna [verdachte] naar ‘die werk’ gaat en zich naar Aalsmeer verplaatst.
Op 15 maart 2019 hebben [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een ontmoeting met – vermoedelijk – één van de opdrachtgevers bij Lounge Club White in Capelle aan den IJssel. Uit historische mastgegevens blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] hier samen naartoe zijn gereisd. Na deze ontmoeting hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een voorverkenning verricht in Amstelveen. Ook zijn zij betrokken geweest bij het ophalen van de Renault Captur, welke op 16 maart 2019 is gebruikt als vluchtauto. Vervolgens zijn zij naar Amstelveen gereden
.[verdachte] heeft op 15 maart 2019 diverse malen contact met [medeverdachte 2] . Ook heeft [verdachte] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die avond in Nieuwerkerk aan de IJssel opgehaald. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn tot diep in de nacht samen geweest, waarna [verdachte] [medeverdachte 1] naar huis heeft gebracht.
Verder is gebleken dat [verdachte] het telefoonnummer [nummer]
(hierna * [nummer] )in zijn telefoon had opgeslagen onder de naam ‘ [naam 1] ’. [bijnaam] is de bijnaam van [medeverdachte 1] . Dit telefoonnummer maakte op 15 en 16 maart 2019 diverse malen gebruik van zendmasten in de nabijheid van de plaats delict, in een aantal gevallen gelijktijdig met de simkaart van de Renault Captur. Op 16 maart 2019 rond 12:00 uur heeft het schietincident plaatsgevonden en ook toen straalde het telefoonnummer * [nummer] de zendmast aan de Zeelandiahoeve te Amstelveen aan, welke dekking geeft over de plaats delict. Uit het dossier is gebleken dat [medeverdachte 2] het telefoonnummer * [nummer] vanaf in elk geval 14 maart 2019 in gebruik had en dus ook op het moment dat het schietincident plaatsvond. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] passen in de signalementen van de schutters. In de Renault Captur is bovendien een DNA-spoor aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] .
Kort na de aanslag heeft [verdachte] een screenshot gemaakt van de website genaamd ‘112meldingen’ waarop de melding van het schietincident stond. Later die middag heeft [verdachte] een link van Crimesite.nl doorgestuurd aan zijn vriendin met de tekst ‘san weet je wat k mee bezig ben’. Op crimesite stond toen het artikel over de mislukte aanslag in Amstelveen. [verdachte] stuurde verder dat hij niet teveel kan uitleggen ‘want is serieuss’, dat hij zich ‘slecht’ voelde en dat hij wel kon ‘schreeuwen’. Deze chats tonen niet alleen de betrokkenheid van [verdachte] aan, maar ook zijn frustratie over het mislukken van de liquidatie, aldus de officieren van justitie.
Verder is gebleken dat [medeverdachte 2] op 17 maart 2019 naar Curaçao is vertrokken en [medeverdachte 1] in de nacht van 19 op 20 maart 2019 naar Londen. [verdachte] regelde ondertussen de betalingen aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Zo heeft hij ervoor gezorgd dat [medeverdachte 2] op 20 februari 2019 op Curaçao geld heeft ontvangen.
Uit het voorgaande kan volgens de officieren van justitie worden geconcludeerd dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] beiden als schutter betrokken waren bij het schietincident op 16 maart 2019. [verdachte] was niet op de plaats delict aanwezig, maar kan worden gezien als opdrachtgever en dus als medepleger. Het medeplegen van drie pogingen tot moord kan worden bewezen. Tevens kan worden bewezen dat zij samen de twee vuurwapens en munitie voorhanden hadden die bij de aanslag zijn gebruikt.
Ten aanzien van feit 5
Bij een doorzoeking in een woning aan de [adres] zijn in een ladekast in de ouderlijke slaapkamer drie boterhamzakjes met cocaïne aangetroffen. [verdachte] verbleef op dit adres en is hier ook aangehouden, zijn vriendin en hun drie kinderen staan op dit adres ingeschreven. Het dossier geeft sterke aanwijzingen dat [verdachte] betrokken was bij de handel in verdovende middelen. Daarnaast heeft [verdachte] niet aannemelijk gemaakt dat hij niet bekend was met de cocaïne. Gelet op de vaste jurisprudentie kan hiermee worden bewezen dat [verdachte] de cocaïne samen met zijn vriendin voorhanden heeft gehad.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – aan de hand van zijn op schrift gestelde pleitaantekeningen – op het standpunt gesteld dat [verdachte] van alle aan hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 (de pogingen moord)
Ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] op de plaats delict aanwezig is geweest. Ook kan niet worden bewezen dat [verdachte] nauw en bewust heeft samengewerkt met de schutters. Ook kan niet worden bewezen dat [verdachte] anderen heeft uitgelokt een poging tot moord te verrichten. Uit de berichten en de mastgegevens kan niets concreets worden afgeleid, het betreft allemaal indirect bewijs. De beschuldigingen van het Openbaar Ministerie betreffen interpretaties, veronderstellingen en vermoedens.
Ten aanzien van feit 5
De cocaïne is aangetroffen in de woning van de vriendin van [verdachte] . [verdachte] kwam ook in dit huis, maar hij was niet op de hoogte van wat zich in iedere hoek in het huis bevond. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld aan wie de cocaïne toebehoorde. Er valt niet vast te stellen dat [verdachte] concrete kennis had van de aanwezigheid van de cocaïne, welke niet direct in het zicht lag. Gelet daarop moet verdachte het voordeel van de twijfel krijgen en worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair
Op 16 maart 2019 rond 12:00 uur heeft er voor de woning op het adres [adres] een schietincident plaatsgevonden. Met de officieren van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen aanleiding geeft om aan te nemen dat [verdachte] één van de twee schutters ter plaatse is geweest. De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor de vraag of is bewezen dat [verdachte] op een andere manier als medepleger betrokken is geweest bij het schietincident op 16 maart 2019. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal de rechtbank hierna de mogelijke bewijsmiddelen bespreken en tussenconclusies trekken, waarna een eindconclusie volgt.
Chatberichten
In het dossier zijn veel berichten opgenomen waaruit volgens het Openbaar Ministerie kan worden opgemaakt dat [verdachte] en zijn medeverdachten betrokken zijn geweest bij de aanslag op [slachtoffer 1] en zijn gezin. Zo is op 11 maart 2019 met het nummer * [nummer] dat vermoedelijk in gebruik was bij [verdachte] het volgende spraakbericht gestuurd:
“Je moet ready zijn. Dus geen dingen plannen deze dagen. Helemaal niks. Je weet toch. Want zoals ik zei. Hun gaan dat ding doen. Connecten ons. Wij nemen over. Snap je. En dan ik zet jullie daar. Jullie moeten doen. Gelijk. Er is niks anders. Er is geen twijfel. Geen dit geen dat. Dan snap je wat de bedoelingen zijn, weet je toch. Hun zelf doen het voorwerk. Het huiswerk. En dan weet je zelf.”Hieruit zou – volgens het Openbaar Ministerie – het hele plan rondom de aanslag op [slachtoffer 1] blijken.
Ook is er veel berichtenverkeer tussen het telefoonnummer * [nummer] en het telefoonnummer [nummer]
(hierna * [nummer] ), dat door de vriendin van [verdachte] werd gebruikt. Zo heeft [verdachte] onder meer op 16 maart 2019 een link naar de internetpagina crimesite.nl naar zijn vriendin gestuurd met daarna de tekst ‘San weet je wat k mee bezig ben’. Uit nader onderzoek is gebleken dat op dat moment een artikel op Crimesite staat met als kop ‘mislukte liquidatie in Amstelveen.’ Diezelfde middag heeft het telefoonnummer * [nummer] ook de volgende berichten gestuurd aan * [nummer] :
  • om 16:53 uur : “Ben nu in een gesprek dan ben k zo goed als klaar wat een hoofdpijn”;
  • om 17:50 uur : “Het spijt me echt k kan niet teveel uitleggen want is serieuss”;
  • om 18:00 uur : “K voel me slecht” en
  • om 18:02 uur : “Maarja kan wel schreeuwen joh”.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dossier opgenomen berichten, waaronder bovenstaande - die vermoedelijk door [verdachte] zijn verstuurd - zouden kunnen wijzen op het uitvoeren van verboden gedragingen. Deze berichten benoemen echter niets concreets over een voorgenomen aanslag op [slachtoffer 1] . In geen van de berichten wordt verwezen naar een schietpartij, mogelijke slachtoffers, vuurwapens of locaties. Het dossier bevat bovendien slechts geselecteerde berichten, waarbij steeds de context ontbreekt. De rechtbank is van oordeel dat de in het dossier opgenomen berichten daardoor voor meer interpretaties vatbaar zijn. [verdachte] zelf heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich bezig hield met zogenaamde ‘uithaalpogingen’; het halen van drugs of andere illegale goederen uit containers in de haven.
Het bericht met de link naar de internetpagina crimesite.nl en de opmerking daarbij maakt dit niet anders. De combinatie van de link naar crimesite.nl en de tekst ‘San weet je wat k mee bezig ben’ kan duiden op interesse vanuit [verdachte] in de liquidatiepoging op [slachtoffer 1] in Amstelveen, maar meer kan daaruit niet worden opgemaakt. De berichten afzonderlijk dan wel de combinatie daarvan geven geen informatie omtrent een eventuele rol van [verdachte] bij deze poging tot liquidatie. De tekst ‘San weet je wat k mee bezig ben’ is naar het oordeel van de rechtbank in elk geval niet voldoende om daarop het bewijs aan te nemen dat [verdachte] opdrachtgever zou zijn geweest van deze liquidatiepoging.
Verder is de rechtbank van oordeel dat aan de hand van de berichten die [verdachte] op 16 maart 2019 naar zijn vriendin heeft gestuurd niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat hij zich slecht voelde specifiek door het mislukken van de liquidatiepoging op [slachtoffer 1] . Ook hier mist de context waardoor deze berichten ook op een heel andere manier kunnen worden uitgelegd. Dat verdachte hierover geen verklaring heeft afgelegd maakt niet dat er geen andere uitleg mogelijk is dan dat [verdachte] daadwerkelijk betrokken is bij de mislukte liquidatiepoging.
Mastgegevens
Naast de berichten bevat het dossier veel historische verkeersgegevens van verschillende telefoonnummers, onder meer van het telefoonnummer * [nummer] , dat vermoedelijk bij [verdachte] in gebruik was.
De rechtbank is van oordeel dat uit het feit dat een telefoonnummer een bepaalde zendmast aanstraalt, slechts kan worden geconcludeerd dat deze telefoon zich op dat moment kennelijk bevond in het gebied waarover de zendmast dekking geeft. Uit de bevindingen dat de telefoonnummers van [verdachte] en medeverdachte(n) op bepaalde momenten in de ten laste gelegde periode dezelfde zendmasten aanstraalden, kan dan ook alleen worden geconcludeerd dat die telefoons zich beide in dat gebied bevonden.
Voor zover door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund dat een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [verdachte] en vermeende opdrachtgevers of medeverdachten kan daaruit niet worden geconcludeerd dat zij zich hebben bezig gehouden met het voorbereiden van een liquidatie. Over wat er is besproken bij dergelijke ontmoetingen is immers niets bekend geworden.
Combinatie van de gegevens
Ook de historische verkeersgegevens en chatberichten in onderlinge samenhang bezien leveren niet meer op dan de conclusie dat [verdachte] en medeverdachten zich mogelijk bezig hebben gehouden met het plegen van misdrijven. De aard van deze misdrijven wordt in de betreffende gegevens en berichten verder niet geconcretiseerd. De rechtbank kan niet vaststellen wat er tijdens vermoedelijke bijeenkomsten tussen [verdachte] en anderen is besproken en of hij betrokken is geweest bij een op handen zijnde liquidatie.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande concludeert de rechtbank dat zij niet kan vaststellen dat [verdachte] als medepleger betrokken is geweest bij het schietincident op 16 maart 2019. Dit houdt in dat de rechtbank hetgeen onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair is ten laste gelegd niet bewezen acht. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair
Subsidiair is steeds het uitlokken van het medeplegen van een poging tot moord ten laste gelegd. Om tot een bewezenverklaring van uitlokking van een delict te kunnen komen, moet vast komen te staan dat de uitlokker – in dit geval [verdachte] – een ander op het idee heeft gebracht het delict te begaan. Hierbij moeten de uitlokkingsmiddelen de doorslag hebben gegeven. De wet bevat een limitatieve opsomming van de uitlokkingsmiddelen, te weten: giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat [verdachte] één van deze uitlokkingsmiddelen heeft aangewend ten aanzien van anderen teneinde een moord op [slachtoffer 1] te plegen. Niet is gebleken dat [verdachte] middelen ter beschikking heeft gesteld. Ook is niet gebleken dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode anderen iets heeft beloofd of in het vooruitzicht heeft gesteld.
Het dossier bevat wel chatberichten tussen vermoedelijk [verdachte] en [medeverdachte 2] over het betalen van een geldbedrag. Deze berichten kunnen echter niet worden gerelateerd aan de poging tot moord op [slachtoffer 1] en zijn gezin en de berichten dateren bovendien van ná de ten laste gelegde periode.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook niet is bewezen dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair tenlastegelegde. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4
Nu niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] betrokken is geweest bij de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, is ook niet bewezen dat hij op 16 maart 2019 te Amstelveen een of meer wapen(s) en/of munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte ook van dit feit vrijspreken.
3.3.4.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5
Bij een doorzoeking in de woning op de [adres] op 16 juni 2021 zijn in een kast in de ouderlijke slaapkamer drie boterhamzakjes met wit poeder aangetroffen. Het ging om een netto gewicht van 193,56 gram wit poeder. Het NFI heeft het witte poeder onderzocht en geconcludeerd dat het cocaïne betreft.
Op het adres [adres] staan de vriendin van [verdachte] – mevrouw [naam vriendin] – en zijn kinderen ingeschreven. [verdachte] heeft verklaard dat hij ook op voornoemd adres verbleef en hij was op het adres aanwezig ten tijde van het aantreffen van de cocaïne.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de bewoner van een woning in beginsel geacht wetenschap te hebben van wat zich in zijn woning bevindt. Voor een dergelijke wetenschap kunnen contra-indicaties aanwezig zijn, zoals het feit dat het voorwerp door een derde is verstopt in de woning of zich bevindt in een ruimte van de woning waartoe deze bewoner geen toegang heeft. Iets dergelijks is hier echter niet aan de orde. De cocaïne is aangetroffen in de gezamenlijke slaapkamer van mevrouw [naam vriendin] en [verdachte] . Voorts geldt dat [verdachte] ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich heeft bezig gehouden met (het uit containers halen van) verdovende middelen en is er een weegschaal met residu van cocaïne in zijn auto aangetroffen. Gelet op de vindplaats van de cocaïne ziet de rechtbank geen reden aan te nemen dat mevrouw [naam vriendin] niet ook op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het medeplegen van het voorhanden hebben van 193,56 gram cocaïne door verdachte is bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen – bewezen dat verdachte:
Feit 5
op 16 juni 2021 te Zoetermeer, in een woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 193 gram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hen bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaren en drie maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van 193 gram cocaïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een ontoelaatbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de onder 1, 2, 3 en 4 genoemde feiten – welke zonder twijfel het zwaarste wegen in de strafeis van de officieren van justitie – komt de rechtbank tot een zeer veel lagere straf dan geëist door de officieren van justitie.
De rechtbank heeft bij het vaststellen van de straf acht geslagen op de zogenoemde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het voorhanden hebben van 150-200 gram harddrugs is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken uitgangspunt. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken en zal deze straf aan verdachte opleggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
2. 1.00 1.00 STK Weegschaal H065SB.002; Weegschaal met wit poeder residu
2. 1.00 1.00 ZAK Drugs VR100.01.02.013, zakje wit poeder (positief cocaïne HCL)
2. 1.00 1.00 ZAK Drugs VR100.01.02.014, zakje wit poeder (positief cocaïne HCL)
2. 1.00 1.00 ZAK Drugs VR100.01.02.015, zakje wit poeder (positief cocaïne HCL)
2. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung Yateley goudkleurig
2. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung DUOS paars
2. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart SM
2. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart SE 0168
2. 1.00 1.00 STK Munitie kogel
2. 1.00 1.00 STK Computer Apple macbook grijs
13. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Apple iPhone zwart
13. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Apple iPhone Spacegrey
13. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung blauw
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung Duos zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon BQ Aquaris X2 Zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart
17. 1.00 1.00 STK baken zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Nokia zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Nokia zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Nokia zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart SM
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart/grijs, rode stickers op achterkant
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung wit
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Nokia zwart, achterkant los
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung paars
8.1.
Onttrekking aan het verkeer
Nu de voorwerpen genoemd onder nummer 2, 3, 4, 5 en 10 zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een soortelijk misdrijf en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Teruggave aan rechthebbende
Alle overige op de beslaglijst opgenomen goederen behoren toe aan verdachte en kunnen aan hem worden teruggegeven.

9.Vorderingen van de benadeelde partijen

9.1.
De vorderingen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 7.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen als is bewezen dat verdachte het strafbare feit dat met de schade verband houdt heeft begaan. Verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem ten laste
gelegde feiten die verband houden met de door de benadeelde partijen gevorderde schadevergoedingen. De benadeelde partijen worden daarom in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 36b, 36c, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
zes (6) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
2. 1.00 1.00 STK Weegschaal H065SB.002; Weegschaal met wit poeder residu
2. 1.00 1.00 ZAK Drugs VR100.01.02.013, zakje wit poeder (positief cocaïne HCL)
2. 1.00 1.00 ZAK Drugs VR100.01.02.014, zakje wit poeder (positief cocaïne HCL)
2. 1.00 1.00 ZAK Drugs VR100.01.02.015, zakje wit poeder (positief cocaïne HCL)
1.00 STK Munitie kogel
Gelast de teruggave aan
[verdachte]van:
6. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung Yateley goudkleurig
6. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung DUOS paars
6. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart SM
6. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart SE 0168
1.00 STK Computer Apple macbook grijs
13. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Apple iPhone zwart
13. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Apple iPhone Spacegrey
13. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung blauw
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung Duos zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon BQ Aquaris X2 Zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart
17. 1.00 1.00 STK baken zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Nokia zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Nokia zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Nokia zwart
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart SM
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung zwart/grijs, rode stickers op achterkant
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung wit
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Nokia zwart, achterkant los
17. 1.00 1.00 STK Zaktelefoon Samsung paars
Verklaart
[slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Verklaart
[slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Verklaart
[slachtoffer 3] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. S. Djebali en K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2022.