ECLI:NL:RBAMS:2022:4124

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
13/303939-21 + 13/283761-21 + 13/006378-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging meermalen gepleegd met ISD-maatregel opgelegd voor twee jaar

Op 13 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meermalen bedreigingen heeft geuit. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/303939-21, 13/283761-21 en 13/006378-22 zijn geregistreerd, gevoegd behandeld. De verdachte, geboren in 1975 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, is gedetineerd. Tijdens de zitting op 29 juni 2022 heeft de officier van justitie, mr. I. Barendregt, de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. J.W.G. Prins. De tenlastelegging omvatte bedreigingen aan het adres van verschillende personen, waaronder een buurvrouw en medewerkers van een ziekenhuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de bedreigingen in zaak A en zaak C wettig en overtuigend konden worden bewezen, terwijl in zaak B de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen ernstige gevolgen hadden voor de slachtoffers, die zich in hun veiligheid bedreigd voelden. De verdachte heeft een hardnekkig delictpatroon en er is een hoog recidiverisico. De rechtbank heeft daarom de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaar, conform het advies van de reclassering. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet verenigbaar was met de opgelegde ISD-maatregel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/303939-21 (A) + 13/283761-21 (B) + 13/006378-22 (C) (Promis)
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging: 13/108490-21
Datum uitspraak: 13 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. I. Barendregt en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.W.G. Prins , en mw. [naam 1] van Reclassering Nederland, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Ten aanzien van zaak A:
hij op of omstreeks 8 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen " Vuile kanker hoer, ik neuk jullie allemaal en ik gooi een molotovcocktail jullie huis in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van zaak B:
hij op of omstreeks 27 maart 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, een, althans, twee medewerkers van het [naam ziekenhuis] (namen zijn bekend, maar zij hebben aangegeven anoniem te willen blijven) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die genoemde medewerkers dreigend de woorden toe te voegen "ik ga mensen afmaken" en/of "ik ga jullie afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarvoor/daarbij/daarna een of meerdere keren met een hand een snijbeweging langs zijn (verdachtes) keel/hals gemaakt in de richting of in de nabijheid van die genoemde medewerkers.
Ten aanzien van zaak C:
hij op of omstreeks 28 oktober 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een grote vork, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of
- (vervolgens) stekende bewegingen te maken in de richting van [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- daarbij [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen ’Je kanker moer, ik steek je’’ en/of ‘’moet ik je door je kankerkop steken’’ en/of
- daarbij [aangever 2] dreigend de woorden toe te voegen ‘’had jij nog wat’’
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van zaak A, de bedreiging van [aangeefster] , heeft zij gewezen op de aangifte die wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . De in zaak B ten laste gelegde bedreiging van de medewerkers van het ziekenhuis kan worden bewezen op basis van de aangifte, de herkenning van verdachte door de personeelsleden en de verklaring van de moeder van verdachte dat hij en niet zijn broer die dag bij haar op bezoek was. Ten slotte heeft de officier van justitie haar bewezenverklaring van de bedreigingen in de tram gebaseerd op de aangifte, de camerabeelden die voorzien zijn van geluid en de herkenning van verdachte door vijf politieagenten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. In zaak A en zaak C heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ontkent zijn buurvrouw en de personen in de tram te hebben bedreigd. Ook zou aangeefster [aangeefster] een brief hebben geschreven, waarin staat dat zij zich niet bedreigd heeft gevoeld door de uitlatingen van verdachte. Deze brief is verdachte helaas kwijtgeraakt.
Met betrekking tot zaak B heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet verdachte, maar zijn broer de bedreigingen heeft geuit richting het ziekenhuispersoneel en dat sprake is van een persoonsverwisseling. Verdachte en zijn broer lijken sprekend op elkaar, er zijn geen camerabeelden van het incident beschikbaar en de herkenningen door de slachtoffers en de heer [persoon] zijn niet betrouwbaar. Bovendien heeft de moeder van verdachte verklaard dat verdachte die dag wel bij haar op bezoek is geweest, maar dat hij geen bedreigingen heeft geuit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van de bedreiging van ziekenhuispersoneel
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de medewerkers van het [naam ziekenhuis] -ziekenhuis heeft bedreigd en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar zijn broer degene is die de bedreigingen heeft geuit en dat sprake is een persoonsverwisseling nu hij en zijn broer sprekend op elkaar lijken. De moeder van verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd. Enerzijds stelt zij dat verdachte die dag bij haar op bezoek is geweest, maar dat hij geen bedreigingen heeft geuit. Anderzijds verklaart zij dat dat verdachte en niet zijn broer het personeel heeft bedreigd. Gelet op deze innerlijke tegenstrijdigheden acht de rechtbank de verklaring van moeder niet betrouwbaar en kan deze niet voor het bewijs worden gebruikt. Dat geldt ook voor de herkenning van verdachte door de heer [persoon] en de slachtoffers op basis van een vergelijking van de foto van verdachte en zijn broer. Deze herkenning is niet betrouwbaar nu deze niet in het bijzijn van politie heeft plaatsgevonden en het niet duidelijk is welke foto’s daarbij gebruikt zijn. Hierdoor kan deze herkenning niet objectief worden getoetst. Bovendien zit er geen foto van de broer van verdachte in het dossier, waardoor de rechtbank ook niet zelf kan beoordelen in hoeverre verdachte en zijn broer op elkaar lijken en of dus sprake geweest kan zijn van een persoonsverwisseling.
Nu naast de aangifte enig ander bruikbaar wettig bewijsmiddel voor betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde ontbreekt, is niet aan het bewijsminimum voldaan en zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de in zaak A en zaak C ten laste gelegde bedreigingen wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. In beide zaken zijn aangiftes en belastende getuigenverklaringen in het dossier aanwezig. Daar komen in zaak C de camerabeelden voorzien van geluid en de herkenningen van verdachte door de politie bij. De enkele ontkennende verklaring van verdachte wordt door de inhoud van deze bewijsmiddelen in beide zaken weerlegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A:
op 8 november 2021 te Amsterdam, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen “ik gooi een molotovcocktail jullie huis in”.
Ten aanzien van zaak C:
op 28 oktober 2021 te Amsterdam, [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een grote vork te tonen en
- vervolgens stekende bewegingen te maken in de richting van [aangever 1] en [aangever 2] en
- daarbij [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen “ik steek je” en “moet ik je door je kankerkop steken’’ en
- daarbij [aangever 2] dreigend de woorden toe te voegen “had jij nog wat’’.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 (twee) jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft er in haar strafmaatverweer op gewezen dat verdachte zijn best heeft gedaan om zich goed te gedragen tijdens het verblijf bij [instelling 1] aan het [adres] en dat het niet aan verdachte te wijten is dat een klinische opname in het kader van een eerder toezicht niet tot stand is gekomen. Anders dan de reclassering beschrijft, is verdachte wel bereid om mee te werken aan een opname in een zorginstelling. Gelet hierop, alsmede gelet op het feit dat verdachte al ruim 100 dagen in voorlopige hechtenis zit, heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen. In plaats daarvan stelt zij primair voor te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke straf met opname in een zorginstelling als bijzondere voorwaarde. Subsidiair is verzocht een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen en meer subsidiair de ISD-maatregel te beperken tot één jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn buurvrouw en van medewerkers en reizigers in het openbaar vervoer. Daarmee heeft verdachte allereerst de veiligheidsgevoelens van buurtbewoners aangetast, terwijl zij zich juist in hun woonomgeving veilig moeten kunnen voelen. Dat blijkt ook uit de verklaring van aangeefster. Zij was bang dat verdachte daadwerkelijk een bom in haar huis zou gooien en dat zij niet op tijd aan de brand zou kunnen ontkomen, omdat zij slecht ter been is. Ook de tramconducteur en passagiers hebben veel angst ervaren door het gedrag van verdachte. Verdachte kwam met een barbecuevork de tram binnen en heeft meerdere malen zeer heftige bedreigingen geuit. De tramconducteur en één van de passagiers hebben verklaard dat verdachte heel dichtbij hen kwam en dat zij erg bang waren dat verdachte hen daadwerkelijk met de vork zou steken.
De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte overal en tegen iedereen in het publieke domein bedreigingen uit en willekeurige burgers en omstanders angst aanjaagt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in een emotionele staat verkeerde door het overlijden van zijn moeder en dat hij daarom wellicht anders heeft gereageerd dat hij zou moeten reageren. Daarentegen heeft verdachte ook verklaard dat men blij moest zijn dat het bij woorden is gebleven en dat het niet tot daden is gekomen. Deze uitspraken baren de rechtbank zorgen. Verdachte lijkt geen inzicht te hebben in de ernst en de gevolgen van zijn gedrag. Daarmee is er een groot risico dat verdachte opnieuw soortgelijke feiten zal plegen.
8.3.2.
Het advies van de reclassering
Bij het bepalen van een passende afdoening heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 15 februari 2022, opgemaakt door mw. [naam 1] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er is sprake van een hardnekkig delictpatroon van vermogensdelicten en agressiedelicten, waaraan de verslavings- en agressieproblematiek, alsmede de pro-criminele houding van verdachte ten grondslag liggen. Betrokkene neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag, externaliseert de oorzaken van zijn problemen en ontkent verslavingsproblematiek. Sinds 2012 is binnen diverse trajecten van reclasseringstoezicht geprobeerd een gedragsverandering teweeg te brengen en recidive te beperken. In het huidige toezicht wordt betrokkene een allerlaatste kans geboden om zich aan de voorwaarden te houden en wordt ingezet op een klinische opname als laatste interventiemogelijkheid. Aangezien er nog geen zicht is op een plek in een zorginstelling, diende betrokkene zich in de tussenliggende periode te houden aan de overige bijzondere voorwaarden. Dat heeft hij niet gedaan. Ondanks officiële waarschuwingen is gebleken dat betrokkene zich niet meldt bij de reclassering, niet meewerkt aan ambulante behandeling en zich niet houdt aan het alcohol-, drugs- en contactverbod. Ook het woontraject bij [instelling 1] , locatie [adres] , verloopt moeizaam. Daarom zal dit toezicht voortijdig negatief worden beëindigd.
De reclassering komt tot de conclusie dat zij een lange adem heeft gehad in het toezicht en dat betrokkene voldoende kansen heeft gekregen om een gedragsverandering te laten zien. Ook is er keer op keer gekeken naar kleine verbeteringen en mogelijkheden om het traject toch te doen slagen. Dit heeft echter niet geleid tot een afname van recidiverisico. Er worden dan ook geen mogelijkheden meer gezien in een ambulant kader en gelet op de agressiedelicten wordt het niet verantwoord geacht om plaatsing in een zorginstelling af te wachten.
Betrokkene voldoet aan de harde en de zachte ISD-criteria. Het advies is om veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. In dat kader kan een klinische opname gericht op verslavings- en agressieproblematiek worden bewerkstelligd, kan worden ingezet op het vergroten van zelfinzicht in handelen en delictgedrag en kan betrokkene worden aangemeld voor een passende woonvoorziening.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het aanvullend rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 27 mei 2022, opgemaakt door mw. [naam 2] . Dit rapport houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in:
De rechtbank heeft betrokkene met schorsing van de voorlopige hechtenis nog een laatste kans gegeven. Betrokkene was reeds aangemeld voor een klinische behandeling in het kader van het lopende toezicht, maar dat is negatief beëindigd omdat hij zich niet aan de overige bijzondere voorwaarden hield. Op 28 april 2022 is voor het laatst contact geweest met het [instelling 2] , waaruit bleek dat betrokkene niet in een zorginstelling kan worden geplaatst omdat er geen diagnostiek bekend is en hij zich niet bereid heeft getoond om daaraan mee te werken.
De reclassering ziet dan ook nu geen mogelijkheden meer om door middel van bijzondere voorwaarden de hoge kans op recidive te verminderen en een gedragsverandering bij betrokkene teweeg te brengen. Daarom blijft het advies om bij veroordeling een ISD-maatregel op te leggen, ongewijzigd.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van mw. [naam 1] reclasseringswerker, verbonden aan Leger des Heils Reclassering te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft het advies van de reclassering bevestigd en waar nodig toegelicht.
8.3.3.
De ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het strafblad van 23 mei 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad van 23 mei 2022 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet dan ook geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte bereid is mee te werken aan een klinische opname, maar dat hij tot op heden niet de mogelijkheid heeft gehad om dat in een minder dwingend kader te laten zien, zoals door het stellen van bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet dat anders. Verdachte is in het kader van een eerder toezicht aangemeld bij het [instelling 2] , maar wegens zijn niet-meewerkende houding is het niet gelukt een indicatiestelling voor een klinische opname te verkrijgen. Daarnaast heeft verdachte zich tijdens dit toezicht en gedurende de latere schorsing van de voorlopige hechtenis niet gehouden aan de overige bijzondere (schorsings)voorwaarden, zoals de meldplicht en het alcohol- en drugsverbod waardoor het toezicht reeds negatief werd beëindigd voordat een klinische opname gerealiseerd kon worden. Daarmee is het grotendeels aan verdachte zelf te wijten dat hij de kansen op een klinische opname in minder dwingend kader niet heeft kunnen benutten. Bovendien heeft de rechtbank ter zitting niet de indruk gekregen dat verdachte intrinsiek gemotiveerd is om zich te laten behandelen, al dan niet in een klinische setting. Verdachte toont geen inzicht in de ernst en de gevolgen van zijn gedrag en beseft niet dat hij moet veranderen en aan zijn alcohol- en agressieproblematiek moet werken. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte nogmaals een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft voldoende kansen gehad. Zolang verdachte de gevolgen van zijn gedrag niet inziet en niet bereid is om aan zichzelf te werken, blijft de kans op recidive hoog. De maatschappij moet tegen verdachte en zijn overlastgevende gedrag worden beschermd. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat verdachte de strafbare feiten pleegt jegens willekeurige burgers en binnen het dagelijks leven van de samenleving, zoals op straat en in het openbaar vervoer. Naast bescherming van de maatschappij, hoopt de rechtbank dat verdachte binnen het ISD-traject wel zijn kansen aangrijpt om een klinische behandeling voor zijn verslavings- en agressieproblematiek te ondergaan. Ook kan tijdens het verblijf van verdachte in de ISD worden gezocht naar een passende woonvoorziening en kan een ambulante behandeling worden opgestart.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht
nietin mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 13 januari 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/108490-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 13 juli 2021 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Nu aan verdachte voor deze feiten een ISD-maatregel wordt opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om de vordering af te wijzen, nu tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf zich niet met de tenuitvoerlegging van de maatregel verenigt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A en zaak C ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A:
bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van zaak C:
bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/108490-21 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en A.N. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2022.