ECLI:NL:RBAMS:2022:4123

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
13/015237-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging, bedreiging en vernieling door ex-vriendin met dreigmails en video’s

Op 13 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vriendin heeft belagen, bedreigen en de voordeur van haar woning heeft vernield. De zaak kwam ter terechtzitting op 29 juni 2022, waar de officier van justitie, mr. D.G. Specker, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1999 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing. De tenlastelegging omvatte belaging, bedreiging en vernieling in de periode van 1 november 2021 tot en met 28 januari 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, waarbij hij onder andere dreigmails en video’s naar de aangeefster had gestuurd, haar woning had bezocht en haar voordeur had beklad.

De rechtbank beperkte de ten laste gelegde periodes voor de belaging en bedreiging op basis van de bewijsvoering. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de aangiftes van de aangeefster, de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsstukken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 227 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een borderlinepersoonlijkheidsstoornis en problematisch middelengebruik, en adviseerde behandeling voor deze problematiek.

De benadeelde partij, de ex-vriendin, vorderde schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. De rechtbank kende een immateriële schadevergoeding van €750 toe, maar verklaarde de overige vorderingen niet-ontvankelijk. De rechtbank legde ook een contact- en locatieverbod op aan de verdachte voor de duur van 2 jaren. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/015237-22 (Promis)
Datum uitspraak: 13 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd te: [naam PI]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.G. Specker en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.M. Delsing naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. belaging van [aangeefster] in de periode van 1 november 2021 t/m 28 januari 2022 door haar dreigmails te sturen, via Whatsapp en Facebook video’s te sturen waarop verdachte te zien is met een bebloed gezicht, bij haar woning langs te gaan en haar voordeur met verf te bekladden;
2. bedreiging van [aangeefster] in de periode van 1 november 2021 t/m 26 januari 2022 door haar dreigmails te sturen;
3. vernieling van de voordeur van [aangeefster] in de nacht van 27 januari 2022 op 28 januari 2022.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten en baseert zich daartoe op de aangiftes van [aangeefster] , de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen waarin de e-mailberichten en de videobeelden worden beschreven alsmede de stills van de video’s die zich in het dossier bevinden. Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde periode van de belaging dient deze te worden beperkt tot de periode van 26 december 2021 t/m 28 januari 2022 en de onder 2 ten laste gelegde bedreiging tot de periode van 17 december 2021 t/m 26 januari 2022.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd over de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde pleegperiodes. Ten aanzien van de belaging heeft de raadsvrouw beargumenteerd dat het bericht “And you need to fuck yourself” van 26 december 2021 slechts een reactie van verdachte betrof op het feit dat aangeefster hem na zijn verblijf in Amsterdam nog steeds had geblokkeerd op sociale media. Daarmee is dit bericht naar zijn aard niet aan te merken als onderdeel van de stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Deze begint pas bij het bericht van 2 januari 2021. Daarom moet de ten laste gelegde periode voor de onder 1 ten laste gelegde belaging worden beperkt tot 2 januari 2022 t/m 28 januari 2022.
Met betrekking tot de bedreiging heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet uit het dossier volgt dat verdachte vóór 17 december 2021 bedreigingen richting [aangeefster] heeft geuit. Daarom kan dat feit slechts bewezen worden verklaard voor de periode van 17 december 2021 t/m 26 januari 2022.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen op basis van de aangiftes van [aangeefster] , de klacht en de bekennende verklaring van verdachte en de overige stukken in het dossier. Gelet op deze bewijsmiddelen ziet ook de rechtbank aanleiding om de ten laste gelegde pleegperiodes te beperken, zoals door de officier van justitie is voorgesteld. Anders dan de raadsvrouw vindt de rechtbank het e-mailbericht van 26 december 2021, waarin verdachte naar [aangeefster] schrijft “And you need to fuck yourself”, in het geheel van berichten en gedragingen van verdachte bezien, van voldoende dreigende aard dat daarmee de stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer is begonnen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op meerdere tijdstippen in de periode van 26 december 2021 tot en met 28 januari 2022 te Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op andermans persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , met het oogmerk die [aangeefster] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, door in voornoemde periode
- per e-mail dreigende berichten aan voornoemde [aangeefster] te sturen, onder meer (in de Engelse taal) het bericht
d.d. 26 december 2021: “And you need to fuck yourself” en
d.d. 2 januari 2022: “I swear i’m gonna go to [land 1] and [land 2] and take care of your parents and your lil sis” en “ [naam] gonna die first” en “I have no idea if I will be relieve if I kill you, maybe I will feel worse” en gevolgd door “by you I mean [naam] and you” en
d.d. 19 januari 2022: “Better change your address because I will buy a sword and cut you in half” en
d.d. 26 januari 2022: “I wish I could find your parents address I had look for them a month ago but I couldn’t find the exact address I’ve been looking for all information all night long that what I did (I should have kept the address when I sent the pills for your dogs) anyways you are just a side quest for fun” en “I kinda don’t care and I have another new girl to rape in her boyfriend apartment [..] anyway you are still my target. [..] You can run but you can’t hide [aangeefster] . You are fucked the next time you see me. [..] Then I will come for you with some weapons. You all are fucked” en
- per WhatsApp en Facebook messenger een hoeveelheid videobestanden aan voornoemde [aangeefster] te sturen waarop hij, verdachte, te zien is met een bebloed gezicht en waarop hij, verdachte, voornoemde [aangeefster] aanspreekt en
- meermalen langs de woning van voornoemde [aangeefster] te lopen en
- de voordeur van voornoemde [aangeefster] te bekladden met verf.
2
op meerdere tijdstippen in de periode van 17 december 2021 tot en met 26 januari 2022 te Amsterdam, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door voornoemde [aangeefster]
- per e-mail dreigende berichten te sturen, onder meer (in de Engelse taal) de het berichten
d.d. 17 december 2021: “Im gonna sleep and take a decision tomorrow because this is hardcore what I am going to do, and there is no turn back after I made my first kill” en “I will use a hammer is more manly lol” en
d.d. 2 januari 2022: “I swear i’m gonna go to [land 1] and [land 2] and take care of your parents and your lil sis” en “ [naam] gonna die first” en “I have no idea if I will be relieve if I kill you, maybe I will feel worse” en gevolgd door “by you I mean [naam] and you” en
d.d. 19 januari 2022: “Better change your address because I will buy a sword and cut you in half” en "I will stay calm and focus" gevolgd door "I am dangerous when I'm focus. I sacrifice you. You're in trouble" en
d.d. 26 januari 2022: “Anyway you are still my target. [..] You can run but you can’t hide [aangeefster] . You are fucked the next time you see me. [..] Then I will come for you with some weapons. You all are fucked”;
3
in de nacht van 27 januari 2022 op 28 januari 2022 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur van de woning van [aangeefster] , heeft beschadigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. Bij deze strafeis houdt de officier van justitie rekening met de ernst van het feit, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor belaging, de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het belang dat hij hulp krijgt bij zijn verslaving en persoonlijkheidsproblematiek.
Verder vindt de officier van justitie het belangrijk dat het slachtoffer concrete bescherming wordt geboden vanaf het moment dat verdachte vrijkomt. Daarom vordert hij dat aan verdachte ook een contact en locatieverbod in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) voor de duur van 3 (drie) jaren wordt opgelegd. Daarbij dient vervangende hechtenis te worden toegepast voor de duur van één week voor iedere overtreding van het verbod, tot de maximale duur van (zes) maanden.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat verdachte spijt heeft van wat hij aangeefster heeft aangedaan, dat hij hulp wil voor zijn verslaving en persoonlijkheidsproblematiek en dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Daarnaast heeft de raadsvrouw erop gewezen dat verdachte geen binding heeft met Nederland en na detentie graag terug wil naar zijn familie, vrienden en woning in [land 3] . Hij is voldoende gemotiveerd om zich daar op te laten opnemen in een zorginstelling en aan zijn problematiek te werken.
Onder verwijzing naar de opgelegde straffen in soortgelijke zaken verzoekt de verdediging primair te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht deze gevangenisstraf te combineren met een voorwaardelijke straf en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, waarna de tenuitvoerlegging daarvan aan [land 3] wordt overgedragen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belaging van zijn ex-vriendin [aangeefster] , waarbij hij haar in de periode van een maand e-mails heeft gestuurd met bedreigende teksten, video’s heeft gestuurd waarop te zien is dat hij zichzelf met een mes ernstige verwondingen heeft toegebracht, bij haar woning langsgaat en haar voordeur heeft beklad. Dat zijn ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft met zijn gedrag een stelselmatige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] en haar veiligheidsgevoelens aangetast. Uit de aangiftes van [aangeefster] blijkt dat zij erg bang was dat verdachte zijn dreigementen ten uitvoer zou brengen. Dat deze angst gerechtvaardigd was, bleek toen verdachte eind januari in het appartementencomplex van aangeefster werd aangetroffen met een mes en dat verdachte ook tegenover de politie verklaarde dat hij naar zijn ex-vriendin opzoek was en dat hij haar bang wilde maken.
8.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 10 juni 2022, opgemaakt door drs. J. Yntema, GZ-psycholoog. De deskundige komt in dit rapport – kort weergegeven – tot de volgende conclusies. Er is bij verdachte sprake van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van anabolen steroïden, cannabis en alcohol. Deze stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde ook aanwezig, waardoor de gedragingen van verdachte gedeeltelijk zijn beïnvloed. Vanuit zijn borderlinepersoonlijkheidsstoornis staat verdachte wantrouwend en ambivalent tegenover anderen. Dat kan leiden tot heftige gevoelens van onzekerheid en angst voor verlating en afwijzing. Eerdere problemen in liefdesrelaties hebben bij verdachte hevige gevoelens van wanhoop, leegte en somberheid veroorzaakt waardoor hij is begonnen met automutileren en gebruik van anabolen steroïden. Het excessieve gebruik van deze middelen heeft geleid tot een toename in agitatie, boosheid en agressief gedrag. De relatieproblemen met [aangeefster] hebben opnieuw voor hevige gevoelens van wanhoop, machteloosheid en boosheid veroorzaakt. Verdachte was niet in staat om de risico’s van zijn handelen vooraf in de schatten en vanuit zijn borderlinepersoonlijkheidsproblematiek beschikte hij niet over adequate coping- en emotieregulatievaardigheden om tijdig uit spanningsvolle situaties te stappen en/of zijn gebruik van middelen te beperken. Daarom wordt geadviseerd om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Daarnaast wordt, gelet op de persoonlijkheidsstoornis, stoornissen in gebruik van middelen, de samenhang met het ten laste gelegde en de matige kans op recidive, behandeling noodzakelijk geacht. Deze behandeling dient in ieder geval gericht te zijn op verslavingsproblematiek, de vanuit borderline voortkomende disfunctionele cognitieve schema’s, zoals verlatingsangst en wantrouwen in anderen, het vergroten van copingsvaardigheden, het verbeteren van emotieregulatie en het herkennen van risicosituaties in relaties. Een intensieve behandeling in de vorm van een klinische opname in een verslavingskliniek is geïndiceerd. Aansluitend kan een ambulante behandeling worden opgestart om te werken aan de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Nu verdachte gemotiveerd is om mee te werken aan behandeling kan deze worden uitgevoerd in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte wil na detentie graag terugkeren naar [land 3] . Een klinische opname en ambulant vervolg zou vanuit een kliniek in [land 3] kunnen plaatsvinden, of na een klinische opname in Nederland zou de ambulante behandeling in [land 3] kunnen worden vervolgd.
Verder heeft rechtbank kennis genomen van de rapportages van de reclassering van 17 februari 2022 en 27 juni 2022, waaruit blijkt dat de reclassering zich zorgen maakt om verdachte en de grote kans op recidive door zijn borderlinepersoonlijkheidsstoornis en problematisch middelengebruik. Gelet op de bevindingen en conclusies van de psycholoog adviseert de reclassering bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod ten aanzien van [aangeefster] . Daarnaast wordt geadviseerd te tenuitvoerlegging van deze voorwaarden over te dragen aan [land 3] . Verdachte heeft geen binding met Nederland en wil graag terug naar [land 3] . Zijn vader zal hem helpen om zijn terugkeer naar [land 3] te realiseren.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op zijn strafblad van 31 januari 2022, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
8.3.3.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de psycholoog en de reclassering over en zal de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen. Dat neemt niet weg dat de feiten die verdachte heeft gepleegd ernstig zijn en dat hij daarmee een grote inbreuk heeft gepleegd op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Gelet op de ernst en de intensiteit van de feiten is een gevangenisstraf de enige passende reactie. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat verdachte met de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht voldoende gestraft is. Daarin ziet de rechtbank dan ook aanleiding om bij de strafoplegging af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Het is op dit moment vooral belangrijk dat verdachte hulp krijgt om zijn verslaving en persoonlijkheids-problematiek onder controle te krijgen, zodat wordt voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw soortgelijke strafbare feiten pleegt. Daarom zal de rechtbank verdachte nog een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, opname in een zorginstelling en meewerken aan ambulante behandeling. Het toezicht op naleving van deze voorwaarden kan worden overgedragen aan de [autoriteit] autoriteiten, zodat verdachte in zijn vertrouwde omgeving en met ondersteuning van zijn familie en vrienden aan zichzelf kan werken. Alles overwegend veroordeelt de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 227 (honderdzevenentwintig) dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 (zestig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Daarnaast vindt de rechtbank ook dat het slachtoffer tegen verdachte moet worden beschermd en zal aan verdachte ook een contact- en locatieverbod in de zin van artikel 38v Sr opleggen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om voor deze maatregel een langere duur te bepalen dan voor de bijzondere voorwaarden gelden en zal daarom de maatregel beperken tot een duur van 2 (twee) jaren. Daarbij bepaalt de rechtbank dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere overtreding van het verbod, tot een hoogte van maximaal 6 (zes) maanden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens [aangeefster] , beveelt de rechtbank dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangeefster] vordert € 32.950,- aan vergoeding van materiële schade en € 51.450,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 5.000,- ter vergoeding van de geleden immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering betwist en primair verzocht deze af te wijzen, omdat de gevorderde schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd en een aantal posten zowel onder de materiële als immateriële schade zijn opgevoerd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu deze niet tijdig is ingediend. Meer subsidiair is verzocht de vordering tot immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag dat gelet op vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, redelijk is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1.
De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank stelt voorop dat slachtoffers van strafbare feiten zich tot aan het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen. De rechtbank heeft vordering van de benadeelde partij [aangeefster] tijdens de zitting ontvangen. Daarmee is de schadevergoedingsvordering tijdig ingediend en behoeft deze niet om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat materiële en immateriële schade die benadeelde partij stelt te hebben geleden, niet is onderbouwd. Dat behoeft echter niet in de weg te staan aan het toekennen van immateriële schadevergoeding. Vast staat dat aan de benadeelde partij door de stelselmatige inbreuk die verdachte op haar persoonlijke levenssfeer heeft gemaakt, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van die immateriële schade. De rechtbank kan bij het vaststellen van een billijke vergoeding gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 december 2021.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.3.2.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 december 2021.

10.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen: 1 keukenmes (goednummer: 6145936).
Verbeurdverklaring
Het voorwerp behoort aan verdachte toe en uit het dossier blijkt niet dat verdachte afstand heeft gedaan van dit voorwerp. Nu dit voorwerp tot het begaan van het onder 1 bewezen geachte is bestemd, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 55, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
227 (tweehonderd-zevenentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, te weten
60 (zestig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit en/of de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

1.Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde meldt zich binnen 48 uur bij de reclassering en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2.Opname in een zorginstelling

Veroordeelde laat zich opnemen in een forensische kliniek in [land 3] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing en houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang
gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

3.Ambulante behandeling

Veroordeelde laat zich behandelen door een forensische instelling op het gebied van GGZ-problematiek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De behandeling start na afronding van de klinische fase en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verzoekt het Openbaar Ministerie de tenuitvoerlegging van dit vonnis over te dragen aan de [autoriteit] autoriteiten overeenkomstig de toepassing van de artikelen 3:18 e.v. van de Wet wederzijde erkenning tenuitvoerlegging strafvonnissen (WETS), opdat het toezicht op naleving van de genoemde voorwaarden, alsmede de begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan door de betreffende instelling van deze lidstaat kan worden uitgeoefend.
Tot aan het moment dat de tenuitvoerlegging van het strafvonnis is overgedragen, geeft de rechtbank de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Legt op de vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jaren:
(1) zich
nietzal
ophoudenin Amsterdam.
(2) op
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) weekvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de vervangende hechtenis bedraagt
maximaal 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] toe tot een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan de staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart verbeurd: 1 keukenmes (goednummer: 6145936)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en N.T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2022.
[.]
[.]
.