ECLI:NL:RBAMS:2022:412

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
C/13/710467 / KG ZA 21-978
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning bij verstek toegewezen met toetsing van contractuele boete

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard en meerdere gedaagden, die niet verschenen zijn. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.G. Blokziel, had op 6 december 2021 een dagvaarding uitgebracht met het verzoek om ontruiming van een huurwoning. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 januari 2022 heeft de eiseres haar vorderingen toegelicht, waarbij medewerkers van de woonfraude aanwezig waren. De gedaagden hebben zich niet laten vertegenwoordigen door een advocaat.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldoet en heeft verstek verleend tegen de niet verschenen gedaagden. De vorderingen van de eiseres, waaronder de ontruiming van de woning en de betaling van een contractuele boete van € 5.000,00, zijn niet onrechtmatig of ongegrond bevonden. De rechter heeft de huurovereenkomst tussen eiseres en gedaagde sub 1 als een consumentenovereenkomst gekwalificeerd en heeft het boetebeding getoetst aan de Richtlijn oneerlijke bedingen. Het boetebeding werd niet als oneerlijk beschouwd, en de rechter heeft geoordeeld dat de boete toewijsbaar is.

De rechter heeft de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, met de mogelijkheid dat de ontruiming door een deurwaarder kan worden uitgevoerd. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.600,24. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/710467 / KG ZA 21-978 IHJK/MvG
Vonnis in kort geding van 11 januari 2022
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 6 december 2021,
advocaat mr. M.G. Blokziel te Almere,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
allen wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 4 januari 2022 heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vervolgens heeft zij verzocht vonnis te wijzen en is vonnis bepaald op vandaag.
Tijdens de mondelinge behandeling waren namens eiseres [naam 1] , [naam 2] , beiden medewerkers woonfraude, en haar advocaat aanwezig. Gedaagden zijn niet verschenen en hebben zich ook niet door een advocaat laten vertegenwoordigen.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
2.2.
De gevorderde ontruiming en de daaraan verbonden nevenvorderingen komen niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
2.3.
Eiseres heeft naast ontruiming veroordeling van gedaagde sub 1 gevorderd tot betaling van de in artikel 7.14 Algemene voorwaarden geliberaliseerde woonruimte opgenomen boete van € 5.000,00.
2.4.
Vooropgesteld wordt dat de tussen eiseres en gedaagde sub 1 bestaande huurovereenkomst een overeenkomst is waarbij gedaagde sub 1 als consument wordt aangemerkt.
2.5.
Volgens artikel 3, lid 1, van de Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EG) wordt een beding in een overeenkomst als deze, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2.6.
Het boetebeding behoort tot de bedingen die op de bij de Richtlijn behorende indicatieve lijst staan, in bijzonder het boetebeding dat tot doel of tot gevolg heeft ‘de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen’. Op grond van vaste jurisprudentie moet de voorzieningenrechter ambtshalve toetsen of dit boetebeding eerlijk is. Bij de toetsing of het boetebeding eerlijk is, moet niet worden beoordeeld hoe het boetebeding uiteindelijk uitwerkt en door de gebruiker ervan wordt toegepast, maar moet in ogenschouw worden genomen hoe het kán uitwerken. Daarbij moet het tijdstip van de totstandkoming van de overeenkomst als beoordelingsmoment worden genomen.
2.7.
Voorshands wordt het boetebeding zoals opgenomen in artikel 7.14 van de algemene huurvoorwaarden op zichzelf niet oneerlijk geacht. De boete is gelimiteerd en van een onevenredig hoge schadevergoeding is geen sprake.
2.8.
In artikel 17.4 van de algemene voorwaarden is nog een algemeen boetebeding opgenomen. In dat artikel staat echter dat die (algemene) boete niet geldt in het geval een specifieke boete van toepassing is. Een opeenstapeling van boetes die mogelijk tot nietigheid van de boetebedingen moet leiden, is hier dus niet aan de orde. Dit betekent dat de boete zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na heden.
2.9.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 107,24
- griffierecht 2.837,00
- salaris advocaat
656,00
Totaal € 3.600,24
2.10.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden,
3.2.
veroordeelt gedaagden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Eigen Haard te stellen en met alle daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde,
3.3.
veroordeelt gedaagden om, indien zij niet vrijwillig aan deze veroordeling tot ontruiming voldoen en Eigen Haard de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder bewerkstelligt, aan Eigen Haard de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
3.4.
veroordeelt gedaagde sub 1 om aan Eigen Haard te voldoen een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,
3.5.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van Eigen Haard tot op heden begroot op € 3.600,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,
3.6.
veroordeelt gedaagden in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG