ECLI:NL:RBAMS:2022:4118

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
13/084398-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal van etenswaar met ISD-maatregel

Op 1 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte had op 4 april 2022 in Amsterdam een salade weggenomen uit een Albert Heijn to Go filiaal. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de officier van justitie, mr. D.F. Jironet, de primair ten laste gelegde diefstal heeft bewezen geacht. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Rakif, stelde dat er geen sprake was van een voltooide diefstal, omdat de verdachte de salade at terwijl hij nog in de winkel was. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte de salade aan de feitelijke heerschappij van de winkelier had onttrokken door deze op te eten zonder te betalen, en dat hij geen geld bij zich had om de salade te kunnen betalen. Hierdoor werd de diefstal bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte vervolgens een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering, verblijf in een begeleid wonen instelling en ambulante behandeling. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in het verleden al meerdere keren voor soortgelijke misdrijven was veroordeeld en dat hij momenteel als veelpleger geregistreerd staat. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een kans te geven om zijn leven op orde te krijgen zonder een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, maar met strikte voorwaarden om recidive te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/084398-22
Parketnummer vordering tul: 22/003605-18
Datum uitspraak: 1 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
,
gedetineerd in [naam PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.F. Jironet en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Rakif naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, etenswaar (te weten een salade), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf Albert Heijn to Go ( filiaal [adres filiaal] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk etenswaar (te weten een salade), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn to Go ( filiaal [adres filiaal] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde diefstal kan worden bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, omdat er geen sprake is van een voltooide diefstal. Op het moment dat verdachte de salade at, stond hij nog in de winkel en was hij de kassa nog niet gepasseerd. Er is dan ook geen sprake van de situatie waarin verdachte de salade uit de machtssfeer van de winkelier heeft gehaald.
Wel kan volgens de raadsman worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt – met de officier van justitie – op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde diefstal heeft begaan.
Door de salade in de winkel op te eten, heeft verdachte de salade aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Dat hij daarbij het oogmerk had om zich de salade wederrechtelijk toe te eigenen volgt uit het feit dat verdachte geen geld bij zich had om de salade te kunnen betalen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 4 april 2022 te Amsterdam een salade die aan winkelbedrijf Albert Heijn to Go (filiaal [adres filiaal] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, in combinatie met het geadviseerde reclasseringstoezicht, aan verdachte op te leggen. Oplegging van een – al dan niet voorwaardelijke – ISD maatregel is niet passend, omdat op dit moment niet wordt voldaan aan de zachte criteria. De reclassering heeft aangegeven dat zij nog voldoende mogelijkheden zien om opnieuw invulling te geven aan een reclasseringstoezicht ter voorkoming van de recidive.
Indien de rechtbank toch tot oplegging van de ISD-maatregel komt, heeft de raadsman verzocht om de duur van de maatregel te beperken tot één jaar, en het voorarrest daarop in mindering te brengen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend feit dat schade en overlast bij de detailhandel veroorzaakt. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren met grote regelmaat voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 27 juni 2022, opgemaakt door [naam] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte komt sinds 2018 veelvuldig in beeld bij justitie, veelal wegens vermogensdelicten. Verdachte staat tevens geregistreerd als veelpleger en voldoet momenteel voor de tweede keer aan de criteria om de onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd te kunnen krijgen. Inzake parketnummer 09/016774-19 kreeg verdachte de voorwaardelijke ISD-maatregel met bijzondere voorwaarden waaronder een reclasseringstoezicht opgelegd. De toezichttermijn is reeds verlopen en betrokkene heeft zich aan de meldplicht en de gemaakte afspraken gehouden. Verdachte komt nu, na ongeveer twee jaar uit beeld te zijn geweest bij politie/justitie weer actief in beeld. Een factor die mogelijk bijdraagt aan zijn delictgedrag is dat het verdachte momenteel ontbreekt aan stabiele huisvesting en dat hij als gevolg daarvan is gaan rondzwerven door Nederland. Verdachte lijkt de problemen binnen zijn huidige situatie zelf niet te kunnen overzien. Hij streeft maatschappelijk geaccepteerde doelen na maar lijkt daarbij nauwelijks inzicht te hebben in zijn eigen delictgedrag of het ontstaan van de problemen binnen zijn leefsituatie. Hij lijkt vooralsnog gemotiveerd te zijn om geholpen te worden, alleen zou de hulpverlening wel laagdrempelig ingezet dienen te worden. De reclassering ziet voldoende mogelijkheden om opnieuw invulling te geven aan een reclasseringstoezicht ter voorkoming van recidive. Binnen een eerder reclasseringstoezicht is het hem ook gelukt om niet te recidiveren. Gelet op het voorgaande wordt ontraden om in dit stadium de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: een meldplicht, begeleid wonen en meewerken aan ambulante behandeling.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 30 juni 2022 opgemaakt door [naam] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Na contact met de officier van justitie – die aangaf dat de eerder geadviseerde straf mogelijk niet zou kunnen worden opgelegd – is er besloten om een gewijzigd advies uit te brengen. De reclassering adviseert om een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht, begeleid wonen en meewerken aan ambulante behandeling. Weliswaar staat verdachte geregistreerd als veelpleger en voldoet hij voor de tweede keer aan de criteria om de ISD-maatregel opgelegd te krijgen, maar er worden nog voldoende mogelijkheden gezien om interventies in te zetten ter voorkoming van recidive en stabilisatie van zijn leefsituatie. Eerder heeft verdachte ook laten zien zich te kunnen conformeren aan een reclasseringstoezicht binnen het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel, waardoor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel nog niet wenselijk wordt geacht.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 1 juli 2020 reclasseringswerker [naam] , verbonden aan Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft benadrukt dat het van belang is dat verdachte zorg krijgt. Indien een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte zal worden opgelegd zal de reclassering zich inspannen om een passende woonplek voor verdachte te vinden. In eerste instantie zal dit waarschijnlijk een plek binnen de nachtopvang zijn waarna zal worden getracht verdachte binnen een instelling te plaatsen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 13 juni 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf/maatregel, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen/maatregelen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 13 juni 2022 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Daarnaast eist de veiligheid van personen of goederen in beginsel het opleggen van deze maatregel, gezien het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Aldus is voldaan aan de formele eisen voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de ISD-maatregel in dit geval ook als meest passend moet worden beschouwd.
Op grond van de bevindingen van mevrouw [naam] en het feit dat het verdachte tijdens een eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel is gelukt om zich aan de voorwaarden te houden en langere tijd uit beeld van justitie is gebleven, zal de rechtbank verdachte nog een kans geven om zijn leven op orde te krijgen zonder oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Het is aan verdachte om te laten zien dat hij ook zonder onvoorwaardelijke oplegging van die maatregel in staat is niet te vervallen in recidive. De rechtbank zal thans volstaan met het voorwaardelijk opleggen van de ISD-maatregel, maar wel met voorwaarden die een strak kader vormen om verdachte de hulp en structuur te bieden die hij nodig heeft om succesvol aan zijn problemen te werken. Als het met deze voorwaarden toch niet blijkt te werken, dan zal tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nodig zijn om de maatschappij tegen verdachte te beschermen.
De rechtbank zal de voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
Daarbij gelden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, verblijf in een begeleid wonen instelling en een ambulante behandeling.
De rechtbank ziet op grond van de reclasseringsadviezen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan indien er geen behandeling of begeleiding van de verdachte plaatsvindt.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 7 juni 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 22/003605-18, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 8 mei 2019 van het gerechtshof Den Haag, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot twee weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Nu de rechtbank de voorwaardelijke ISD-maatregel met voornoemde bijzondere voorwaarden zal opleggen en gelet op het gegeven dat verdachte geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten, acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf echter niet opportuun. De vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres 2] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Daarbij houdt hij zich aan de aanwijzingen die hem worden gegeven.
Begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een begeleid woonsetting in Nederland of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na beschikbaarheid. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld.
Ambulante behandeling
Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich aansluitend behandelen binnen een forensische polikliniek in Nederland, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na uitvoering diagnostiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Geeft aan de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 38p van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22/003605-18 af.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en R.S.T. Gaarthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2022.