3.3.1Het overlijden van [slachtoffer] naar aanleiding van schietpartij
Op 16 mei 2021 heeft een schietpartij plaatsgevonden op de Maassluisstraat te Amsterdam. Hierbij werd met twee automatische vuurwapens geschoten op een Mercedes A-klasse AMG met kenteken [kenteken] (hierna: de Mercedes) op naam van [slachtoffer] . [slachtoffer] was op dat moment bestuurder van voornoemde Mercedes. Haar vriend, [naam vriend] , was de bijrijder. Hij zou op een dodenlijst staan en in maart 2021 nog door de politie zijn gewaarschuwd voor een dreiging op zijn leven.
[naam vriend] heeft tijdens de schietpartij tegen [slachtoffer] gezegd dat zij gas moest geven, waarna zij aan het einde van de straat is uitgestapt en van plek in de auto heeft gewisseld met haar vriend. [naam vriend] is direct naar het ziekenhuis gereden, omdat [slachtoffer] door een kogel was geraakt. Daar werd [slachtoffer] in kritieke toestand opgenomen, waar zij nog diezelfde nacht (op 17 mei 2021 omstreeks 04:30 uur) aan haar verwondingen is overleden. Uit het onderzoek van de patholoog blijkt dat er aan de rechterkant van haar rug een inschotverwonding was met een naar links verlopend schotkanaal eindigend bij een scherprandig huiddefect rechts aan de bovenbuik. Het overlijden van [slachtoffer] werd verklaard door de gevolgen van dit schotletsel in de rug (door de buik).
Uit het forensisch onderzoek aan de Mercedes is gebleken dat het voertuig meerdere schotbeschadigingen had aan de buitenzijde. Er bevond zich onder andere een schootsbaan van waarschijnlijk één projectiel, die vanaf de achterzijde van het voertuig (linksonder de kentekenplaat) naar de voorzijde van het voertuig (linksonder het stuur in het dashbord) ging. Gezien de locatie van het inschot bij [slachtoffer] en deze schootsbaan is het aannemelijk dat het projectiel hiervan [slachtoffer] heeft geraakt.
3.3.2Onderzoek Maassluisstraat te Amsterdam
De 112-meldingen, camerabeelden en getuigenverklaringen
Vlak na de schietpartij op de Maassluisstraat hebben meerdere buurtbewoners 112 gebeld. Uit de 112-meldingen is gebleken dat een grijze Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen Caddy) bij de schietpartij betrokken is geweest. Twee donker geklede personen zouden met grote vuurwapens op de Mercedes hebben geschoten.
Uit de beschikbare camerabeelden en verschillende getuigenverklaringen is gebleken dat de Volkswagen Caddy op 16 mei 2021 om 17:45 uur op de Maassluisstraat arriveerde. Tussen 18:07 uur en 18:26 uur is het voertuig meerdere keren van parkeervak gewisseld en om 18:14 uur ging de bestuurdersdeur van het voertuig open, waarna de volledig in het zwart geklede bestuurder uitstapte. De bestuurder is vervolgens naar de achterzijde van de Volkswagen Caddy gelopen en heeft daar een handeling uitgevoerd. De Volkswagen Caddy stond geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van de parkeergarage behorende bij het appartementencomplex [complex] . Daar kwam om 19:38 uur de Mercedes uit gereden.
Twaalf seconden nadat de Mercedes, met daarin [slachtoffer] en [naam vriend] , de parkeergarage uit kwam rijden, verschenen twee personen, te weten VD1 en VD2, in beeld. VD1 en VD2 namen de Mercedes onder vuur. Op de camerabeelden was vervolgens te zien dat de Volkswagen Caddy het parkeervak heeft verlaten en (achter de Mercedes aan) is weggereden in de richting van de Plesmanlaan. Op de kruising Rijswijkstraat is de Volkswagen Caddy gekeerd en met hoge snelheid via de Maassluisstraat om 19:39:30 uur linksaf de Vlaardingenlaan opgereden. Tussentijds heeft de bestuurder de Volkswagen Caddy op de Maassluisstraat tot stilstand gebracht om de twee schutters achterin te laten instappen.
Naar aanleiding hiervan zijn de volgende signalementen opgemaakt.
VD1 betreft een negroïde man. Hij droeg ten tijde van de schietpartij zwarte schoenen, een zwarte broek met een licht verticale streep op de pijp, een zwarte jas met capuchon en een groene trui met witte letters.
VD2 betreft een negroïde man. Hij droeg ten tijde van de schietpartij zwarte schoenen met een witte rand bij de zool, een zwarte broek met een gele verticale streep op de pijp, een zwarte jas met capuchon en zwarte gezichtsbedekking.
Zowel VD1 als VD2 hadden een lang vuurwapen in hun handen.
Daarnaast heeft getuige [getuige 1] gezien dat een vrouw, met een bloedvlek op haar rug, in een zwartkleurige Mercedes AMG is gestapt, waarna de Mercedes is weggereden. Vlak achter deze Mercedes zag de getuige een Volkswagen rijden. De getuige heeft vervolgens gezien dat de bestuurder daarvan een pet op had.
Door de politie is een forensisch onderzoek ingesteld op de Maassluisstraat. Op het trottoir en op de rijbaan direct daarnaast zijn in totaal zesendertig hulzen aangetroffen en in beslag genomen. De hulzen waren van het kaliber 7,62x39 mm.
3.3.4Onderzoek August Vermeylenstraat te Amsterdam
De 112-meldingen, getuigenverklaringen en camerabeelden
Vlak nadat de Volkswagen Caddy in brand was gestoken, was een harde knal te horen. Hierna hebben verschillende buurtbewoners 112 gebeld. Uit de 112-meldingen en beschikbare camerabeelden bleek dat er dertig seconden na aankomst van de Volkswagen Caddy een knal was te horen en dat drie mannen uit de richting van de Volkswagen Caddy renden die allen in brand stonden. Ook meerdere getuigen hebben verklaard dat zij een knal hoorden waarna zij drie mannen zagen rennen. De getuigen hebben ook verklaard dat een of meerdere mannen in brand stonden. Daarbij hebben meerdere omwonenden verklaard dat de mannen hard aan het schreeuwen waren. Dit laatste wordt ook bevestigd door de camerabeelden van een van de beveiligingscamera’s, waarbij ook geluid is opgenomen.
De drie rennende mannen zijn in het dossier omschreven als VD1, VD2 en VD3. VD1 stond gelet op de camerabeelden vermoedelijk in brand op zijn rug en op zijn benen, VD2 stond vermoedelijk in brand op zijn benen en VD3 stond vermoedelijk in brand op zijn linkerarm en benen.
Aan de hand van de camerabeelden kon worden vastgesteld dat VD1 en VD2 van de Maassluisstraat qua postuur en kleding overeenkomen met VD1 en VD2 van de August Vermeylenstraat.
VD3 betrof (vermoedelijk) de bestuurder van de Volkswagen Caddy. Naar aanleiding van de camerabeelden is ook van hem een signalement opgemaakt. VD3 betreft een negroïde man. Hij droeg zwarte schoenen, een blauwe spijkerbroek die deels was verbrand met daarover vermoedelijk een zwarte broek, een zwarte jas en een donkerkleurige zonnebril. VD3 droeg geen handschoenen. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat de bestuurder van de uitgebrande Volkswagen Caddy donker getint was en een mondkapje droeg.
De Volkswagen Caddy is door de brandweer geblust. De brandweer heeft eveneens de deuren van een bestelbus met kenteken [kenteken] geopend. Dit voertuig stond naast de Volkswagen Caddy geparkeerd en had ook vlam gevat.
De Volkswagen Caddy was aan de binnenzijde volledig uitgebrand. Uit het onderzoek aan dit voertuig is gebleken dat de schuifdeur, gezien het brandbeeld, tijdens de brand heeft opengestaan. Gezien de (weinig) aangetroffen materialen/voorwerpen in de laadruimte, in combinatie met de hevige inbrandingen, zou dit brandbeeld kunnen passen bij een vloeistofbrand.
In de laadcabine van de Volkswagen Caddy werden twee door brand aangetaste automatische vuurwapens, te weten twee Crvena Zastava M70, en een door brand aangetast pistool, te weten een Walther PPK, aangetroffen.
Wapen en munitieonderzoek
Vervolgens is een wapen- en munitieonderzoek ingesteld naar de in de laadruimte van de Volkswagen Caddy aangetroffen automatische vuurwapens en het pistool én de munitie die is aangetroffen op de Maassluisstraat.
Het vergelijkend hulsonderzoek heeft (sterke) aanwijzingen (van verschillende ordegrootte qua bewijskracht) opgeleverd dat de zesendertig hulzen zijn verschoten met de twee in de laadruimte van de Volkswagen Caddy aangetroffen automatische vuurwapens, namelijk veertien hulzen met de ene Crvena Zastava M70 en tweeëntwintig hulzen met de andere Crvena Zastava M70.
3.3.5Vluchtroute na brandstichting van de Volkswagen Caddy
Vanaf de August Vermeylenstraat renden VD1, VD2 en VD3 langs kinderopvang de Blije Bij en gingen op de Burgemeester Roëllstraat linksaf de brug over. Hierna verdwenen zij, omstreeks 19:45 uur, uit beeld.
Door de politie is onderzoek ingesteld naar een mogelijk tweede vluchtauto. Uit dat onderzoek is gebleken dat een BMW met kenteken [kenteken] (hierna: de BMW) om 19:49 uur werd gescand op de A10 en dat eenzelfde soort BMW, die voldoet aan de uiterlijke kenmerken van de BMW met kenteken [kenteken] , om 19:48:15 uur voorbij de Blije Bij is gereden. Dit is een logische toegangsweg naar de A10. Bovendien kwam het voertuig ook uit de richting van de plek waar VD1, VD2 en VD3 voor het laatst zijn gezien.
Blijkens de trajectcontrole op de A2 werd de BMW meermalen gescand in de richting van Amsterdam naar Utrecht. Tot slot verscheen de BMW om 20:17 uur op de beelden van de openbare orde-camera op de Amsterdamsestraatweg in Utrecht, rijdend in de richting van de [adres 1] te Utrecht. Het is daarom aannemelijk dat deze BMW als tweede vluchtauto is gebruikt.
Later bleek dat de BMW in de nacht van 23 op 24 april 2021 is gestolen uit een parkeergarage in Amsterdam en dat het kenteken [kenteken] een vals kenteken betreft.
3.3.6Aantreffen verdachte op de [adres 1] te Utrecht
De reistijd vanaf de August Vermeylenstraat in Amsterdam naar de [adres 1] in Utrecht bedraagt afhankelijk van de verkeersdrukte dertig tot veertig minuten. Op 16 mei 2021 om 20:38 uur heeft de bewoonster van een woning gelegen aan de [adres 1] , getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), met 112 contact gehad, omdat in haar woning een man met ernstige brandwonden aanwezig was.
[getuige 3] heeft verklaard dat bij haar vijf keer werd aangebeld, waarna zij drie mannen bij haar voordeur zag staan. Een van die mannen was haar neef ‘ [naam neef] ’. Zij heeft alle drie de mannen, die sterk naar benzine roken, in haar woning binnengelaten. Een van deze mannen werd ondersteund door ‘ [naam neef] ’ en de andere onbekende man. De man die door de anderen werd ondersteund, was aan de achterzijde van zijn bovenbenen ernstig verbrand en had een donkerblauwe trainingsbroek aan met daaroverheen een donkere trainingsbroek met een limegroene bies op beide pijpen. [getuige 3] heeft de bovenzijde van die broek voorzichtig afgeknipt en in een Albert Heijn-tas in de badkamer gedaan. Zij maakte kenbaar dat zij, gelet op de verwondingen, 112 wilde bellen. Dit wilden de mannen niet. Uiteindelijk heeft [getuige 3] toch een 112-melding gemaakt van een man met ernstige brandwonden in haar woning. Op dat moment gingen ‘ [naam neef] ’, die [getuige 3] naar aanleiding van een aan haar door de politie getoonde foto herkende als medeverdachte [medeverdachte 1] , en de andere man weg.
Uit de tapgesprekken van [getuige 3] blijkt bovendien dat de jongen met de ernstige brandwonden niet wilde dat zij 112 zou bellen, omdat ze hem anders zouden ‘vouwen’. Ook zou de verbrande jongen aan [getuige 3] hebben gevraagd de trainingsbroek, die door [getuige 3] was weggeknipt in verband met de brandwonden, te verstoppen.
Omdat de man met de brandwonden in Utrecht mogelijk te maken zou hebben met het schietincident en de uitgebrande Volkswagen Caddy in Amsterdam, is ook de politie ter plaatse gekomen na de 112-melding van [getuige 3] op 16 mei 2021. De politie trof verdachte aan in de woning van [getuige 3] aan de [adres 1] in Utrecht. Verdachte is vervolgens aangehouden.
3.3.7Onderzoek ten aanzien van verdachte
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat verdachte aan de binnenzijde van beide bovenbenen tweede- en mogelijk derdegraads brandwonden had met deels nog intacte (brand)blaren. Op delen van de bovenbenen ontbrak de opperhuid en was een felrode dan wel roze huid zichtbaar.
In de woning aan de [adres 1] werd in een Albert Heijn-tas in de badkamer een zwarte Nike trainingsbroek aangetroffen, met een Brasil logo en voorzien van een gele dan wel limegroene bies op beide pijpen. De broek was over de gehele lengte kapot geknipt.
Deze broek is vervolgens forensisch onderzocht, waarbij een textielonderzoek, een DNA-onderzoek en een schotrestenonderzoek is verricht. Uit het beschadigingsonderzoek textiel blijkt dat de broek sterk is aangetast door hitte of vuur, waarbij de impact vooral aan de achterzijde is geweest. Op deze trainingsbroek werd op de tailleband DNA van minimaal drie personen aangetroffen, waarbij een relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig kan zijn van verdachte, met een bewijskracht van meer dan een miljard. Op de touwtjes en de binnenkant van de zakken werd ook DNA van minimaal drie personen aangetroffen, waarbij een relatief grote hoeveelheid DNA van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte 2] afkomstig kan zijn. Deze bevindingen zijn één miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA wel afkomstig is van verdachte dan wanneer dat niet zo is. Daarnaast zijn de bevindingen van het schotrestenonderzoek zeer veel waarschijnlijker wanneer wel schotresten op deze trainingsbroek aanwezig zijn, dan wanneer geen schotresten op de trainingsbroek aanwezig zijn.
Daarnaast is telecomonderzoek verricht naar het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was. Hieruit blijkt dat verdachte op 5 en 14 mei 2021 telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 2] en dat zijn telefoonnummer op 15 mei 2021 gebruik heeft gemaakt van het IMEI-nummer van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Verdachte heeft zich in het vooronderzoek en ter terechtzitting steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
3.3.8Overwegingen van de rechtbank
3.3.8.1 Is verdachte betrokken geweest bij de schietpartij en brandstichting?
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte betrokken is geweest bij de schietpartij in de Maassluisstraat en de brandstichting van de Volkswagen Caddy. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en overweegt als volgt.
Verdachte is binnen het tijdsbestek van ongeveer een uur na de schietpartij op de Maassluisstraat en de brandstichting op de August Vermeylenstraat in Amsterdam, op de [adres 1] in Utrecht aangehouden. Dit valt binnen de tijd die nodig is om per auto van de August Vermeylenstraat in Amsterdam naar de [adres 1] in Utrecht te rijden. Ten tijde van zijn aanhouding had verdachte brandwonden op de achterkant van zijn benen en rook hij volgens getuige [getuige 3] sterk naar benzine. Kijkend naar het signalement dat uit de camerabeelden en de getuigenverklaringen volgt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte qua postuur en kleding voldoet aan het signalement van VD2 op zowel de Maassluisstraat als de August Vermeylenstraat. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat op de camerabeelden op zowel de Maasluisstraat als de August Vermeylenstraat de specifieke trainingsbroek met de gele dan wel limegroene biezen van VD2 te zien zijn. De door de brand aangetaste trainingsbroek met de opvallende gele dan wel limegroene biezen die op de [adres 1] is aangetroffen in een plastic Albert Heijntas, komt overeen met de trainingsbroek op de beelden. Uit de verklaring van [getuige 3] blijkt dat verdachte deze trainingsbroek bij aankomst droeg en dat hij aan [getuige 3] had verzocht om de broek te verstoppen. Gelet op de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank voorts dat op deze trainingsbroek op meerdere plekken DNA van verdachte en schotresten zijn aangetroffen.
Voor al deze feiten en omstandigheden heeft verdachte geen enkele verklaring gegeven. De rechtbank is op basis van al deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien dan ook van oordeel dat verdachte op 16 mei 2021 een van de schutters is geweest, namelijk VD2, en dat hij betrokken is geweest bij de brandstichting op de August Vermeylenstraat. De door de raadsman aangevoerde ontlastende omstandigheden, zijn in het licht van al het hiervoor genoemde niet ontlastend. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
3.3.8.2 Beoordeling van de feiten
Verdachte wordt verweten dat hij de moord op [slachtoffer] samen met zijn medeverdachten zou hebben gepleegd. Allereerst zal de vraag moeten worden beantwoord of verdachte (en zijn medeverdachten) opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer] . Daarna zal de rechtbank bespreken of sprake is van voorbedachte raad en ten slotte of sprake is van medeplegen. Belangrijk hierbij is dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de mededaders, waarbij de samenwerking is gericht op het voltooien van het delict.
Betrokkenheid medeverdachten
De rechtbank is in het onderzoek Sonderman tot het oordeel gekomen dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] eveneens betrokken zijn geweest bij de schietpartij in de Maassluistraat en het verbranden van de Volkswagen Caddy op de August Vermeylenstraat. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] de Mercedes onder vuur heeft genomen, wat tot de dood van [slachtoffer] heeft geleid. Medeverdachte [medeverdachte 1] bestuurde de vluchtauto.
Opzet op de dood van [slachtoffer]
Uit de getuigenverklaringen volgt dat de Mercedes waarin [slachtoffer] reed, gericht en van korte afstand veelvuldig beschoten is met twee automatische vuurwapens. Uit het forensische onderzoek is gebleken dat er tenminste zesendertig kogels zijn afgevuurd. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van de schutters naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op de dood van de inzittenden van de Mercedes, dat het niet anders kan dan dat zij de aanmerkelijke kans op de dood van de inzittenden hebben aanvaard. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de bestuurder van de Volkswagen Caddy bewust een parkeervak met goed zicht op de parkeergarage op de Maassluisstraat heeft uitgekozen en dat de schutters, bij het zien van de Mercedes, onmiddellijk uit de Volkswagen Caddy zijn gesprongen en de Mercedes direct onder vuur hebben genomen. De schutters hebben binnen twaalf seconden nadat de Mercedes uit de parkeergarage kwam gereden, direct het vuur geopend. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat op de Mercedes aan de buitenzijde meerdere schotbeschadigingen werden aangetroffen. De bestuurder van de Mercedes bleek [slachtoffer] te zijn en daarmee is er dus (voorwaardelijk) opzet op haar dood. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat niet zij, maar hoogstwaarschijnlijk haar vriend en de bijrijder van de auto, [naam vriend] , het doelwit was. Die omstandigheid maakt de beoordeling van het opzet op de dood echter niet anders. In dit geval is er kennelijk geen enkele voorzorgsmaatregel genomen om het risico uit te sluiten dat een ander dan [naam vriend] zou worden geraakt. De rechtbank acht opzet op de dood van [slachtoffer] dan ook bewezen.
Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte moet de gelegenheid hebben gehad over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te hebben gegeven. Ook hier staat een verwisseling van het beoogde slachtoffer niet aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg. In dit geval is er kennelijk geen enkele voorzorgsmaatregel genomen om dit risico uit te sluiten. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De Volkswagen Caddy is om 17:45 uur gearriveerd op de Maassluisstraat en tussen 18:07 uur en 18:26 uur is het voertuig meerdere keren van parkeervak gewisseld. Het voertuig is uiteindelijk geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van, en dus met goed zicht op, de parkeergarage waaruit later de Mercedes kwam gereden. De bestuurder van de Volkswagen Caddy, medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft om 18:14 uur een handeling aan de achterzijde van de Volkswagen Caddy uitgevoerd. Twaalf seconden nadat de Mercedes om 19:38 uur uit de parkeergarage kwam gereden, hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] de Mercedes onder vuur genomen. De Volkswagen Caddy werd door medeverdachte [medeverdachte 1] uit het parkeervak gereden en stond na de schietpartij klaar om de vooraf uitgedachte vluchtroute in te zetten. De Volkswagen Caddy is pas gevlucht vanaf de Maassluisstraat op het moment dat beide schutters achterin waren ingestapt. De Volkswagen Caddy is vervolgens met hoge snelheid weggereden richting de August Vermeylenstraat. De vluchtauto is daar, dertig seconden na aankomst, in brand gestoken. Gelet op dit korte tijdsbestek waren alle benodigdheden voor de te stichten brand dan ook aanwezig. Hierna renden verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk en in dezelfde richting weg naar de BMW. Dit voertuig moet daar, gelet op het tijdsbestek, al klaar hebben gestaan als tweede vluchtauto.
Al deze omstandigheden bij elkaar bezien geven naar het oordeel van de rechtbank blijk van een duidelijk vooropgezet plan van verdachte en zijn medeverdachten. De Volkswagen Caddy was immers al geruime tijd voor de liquidatie op de Maassluisstraat aanwezig en wisselde regelmatig van parkeervak. Ook wordt er door verdachte en zijn mededaders na het zien van de Mercedes, waarvan zij kennelijk – gelet op het uitgekozen parkeervak – wisten dat deze uit die parkeergarage zou komen, binnen twaalf seconden gehandeld. Verdachte en zijn mededaders reden daarna met hoge snelheid en gevaarlijke verkeersmanoeuvres weg richting de August Vermeylenstraat, waar een gestolen BMW met een vals kenteken klaar stond als tweede vluchtauto.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte en zijn mededaders voldoende tijd en gelegenheid hebben gehad om een plan van aanpak op te stellen voorafgaand aan het handelen en na te denken over de gevolgen van hun plan, zodat sprake is van voorbedachte raad.
De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien vast is komen te staan dat bij het handelen sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende mededaders. Die samenwerking moet dan gericht zijn op het voltooien van het delict.
Uit alle door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden die eerder uiteengezet zijn, leidt de rechtbank af dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte is een van de schutters geweest, waardoor zijn bijdrage aan het delict dan ook van voldoende gewicht is om als medepleger te kunnen worden aangemerkt. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het medeplegen.
De raadsman heeft bepleit dat er geen sprake is van medeplegen van de poging tot moord op de bijrijder [naam vriend] , omdat alleen gericht zou zijn geschoten op de bestuurder van de Mercedes en er dus geen opzet op de dood van [naam vriend] was.
Vast staat dat de Mercedes met inzittenden van dichtbij, in korte tijd veelvuldig met twee automatische vuurwapens is beschoten. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van de schutters naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op de dood van de inzittenden van de Mercedes, dat het niet anders kan dan dat zij de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard. Daarom is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van alle inzittenden, en dus ook op de dood van [naam vriend] , de bijrijder.
De onder feit 1 bewezen geachte voorbedachte raad geldt ook voor de poging tot moord op [naam vriend] . Wat betreft het medeplegen geldt hetzelfde als onder feit 1 is overwogen. De rechtbank acht feit 2 dan ook bewezen.
Dat in de tenlastelegging de zin
“terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid”niet is opgenomen, ziet de rechtbank als een kennelijke verschrijving. Immers is artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wel onder feit 2 op de tenlastelegging opgenomen en was het voor de verdediging duidelijk dat onder feit 2 de poging tot moord op [naam vriend] ten laste werd gelegd.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
De rechtbank is van oordeel dat ook het medeplegen van brandstichting van de Volkswagen Caddy kan worden bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Volkswagen Caddy is gebruikt bij de liquidatie(poging) en dat in de laadruimte nog twee automatische vuurwapens en een pistool lagen. De rechtbank is, gelet op deze feiten en omstandigheden, van oordeel dat het opzet van verdachte en zijn mededaders op deze brandstichting was gericht. De rechtbank neemt hierbij ook het korte tijdsbestek van dertig seconden in aanmerking, waaruit blijkt dat alle benodigdheden voor de te stichten brand aanwezig waren. Door het in brand steken van het voertuig is een gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. Dat blijkt uit het feit dat de naast de Volkswagen Caddy geparkeerde bestelbus ook vlam heeft gevat.
De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat verdachte als medepleger wordt aangemerkt, omdat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Dat betekent dat hij strafrechtelijk niet alleen verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen, maar ook voor dat van zijn mededaders. De rechtbank overweegt in dit verband dat het niet duidelijk is geworden of verdachte of een van zijn mededaders de brand heeft gesticht. Echter staat dit gelet op het voorgaande niet in de weg aan een bewezenverklaring.
De rechtbank acht ook feit 4 bewezen. De in de laadruimte van de uitgebrande Volkswagen Caddy aangetroffen automatische vuurwapens en het pistool vallen onder categorie II en categorie III van de Wet wapens en munitie. Verdachte en zijn mededaders hadden wetenschap van de aanwezigheid van deze vuurwapens en de beschikkingsmacht daarover.
Ten aanzien van de feiten 5 en 6
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen in het dossier ook de feiten 5 en 6 bewezen.
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de vernieling van de Toyota Aygo met kenteken [kenteken] wegens gebrek aan wettig bewijs, nu er naast de aangifte geen ander bewijs is dat deze auto zou zijn vernield door de rondvliegende kogels van de schietpartij.
De rechtbank neemt ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten, te weten medeplegen van de moord op [slachtoffer] en de poging tot moord op [naam vriend] . Het beschermde rechtsbelang bij de overige bewezen verklaarde feiten, verschilt hiervan zodanig dat de rechtbank hier meerdaadse samenloop aanneemt.