3.3.2Onderzoek Maassluisstraat te Amsterdam
De 112-meldingen, camerabeelden en getuigenverklaringen
Vlak na de schietpartij op de Maassluisstraat hebben meerdere buurtbewoners 112 gebeld. Uit de 112-meldingen is gebleken dat een grijze Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen Caddy) bij de schietpartij betrokken is geweest. Twee donker geklede personen zouden met grote vuurwapens op de Mercedes hebben geschoten.
Uit de beschikbare camerabeelden en verschillende getuigenverklaringen is gebleken dat de Volkswagen Caddy op 16 mei 2021 om 17:45 uur op de Maassluisstraat arriveerde. Tussen 18:07 uur en 18:26 uur is het voertuig meerdere keren van parkeervak gewisseld en om 18:14 uur ging de bestuurdersdeur van het voertuig open, waarna de volledig in het zwart geklede bestuurder uitstapte. De bestuurder is vervolgens naar de achterzijde van de Volkswagen Caddy gelopen en heeft daar een handeling uitgevoerd. De Volkswagen Caddy stond geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van de parkeergarage behorende bij het appartementencomplex [complex] . Daar kwam om 19:38 uur de Mercedes uit gereden.
Twaalf seconden nadat de Mercedes, met daarin [slachtoffer] en [naam vriend] , de parkeergarage uit kwam rijden, verschenen twee personen, te weten VD1 en VD2, in beeld. VD1 en VD2 namen de Mercedes onder vuur. Op de camerabeelden was vervolgens te zien dat de Volkswagen Caddy het parkeervak heeft verlaten en (achter de Mercedes aan) is weggereden in de richting van de Plesmanlaan. Op de kruising Rijswijkstraat is de Volkswagen Caddy gekeerd en met hoge snelheid via de Maassluisstraat om 19:39:30 uur linksaf de Vlaardingenlaan opgereden. Tussentijds heeft de bestuurder de Volkswagen Caddy op de Maassluisstraat tot stilstand gebracht om de twee schutters achterin te laten instappen.
Naar aanleiding hiervan zijn de volgende signalementen opgemaakt.
VD1 betreft een negroïde man. Hij droeg ten tijde van de schietpartij zwarte schoenen, een zwarte broek met een licht verticale streep op de pijp, een zwarte jas met capuchon en een groene trui met witte letters.
VD2 betreft een negroïde man. Hij droeg ten tijde van de schietpartij zwarte schoenen met een witte rand bij de zool, een zwarte broek met een gele verticale streep op de pijp, een zwarte jas met capuchon en zwarte gezichtsbedekking.
Zowel VD1 als VD2 hadden een lang vuurwapen in hun handen.
Daarnaast heeft getuige [getuige 1] gezien dat een vrouw, met een bloedvlek op haar rug, in een zwartkleurige Mercedes AMG is gestapt, waarna de Mercedes is weggereden. Vlak achter deze Mercedes zag de getuige een Volkswagen rijden. De getuige heeft vervolgens gezien dat de bestuurder daarvan een pet op had.
Door de politie is een forensisch onderzoek ingesteld op de Maassluisstraat. Op het trottoir en op de rijbaan direct daarnaast zijn in totaal zesendertig hulzen aangetroffen en in beslag genomen. De hulzen waren van het kaliber 7,62x39 mm.
3.3.4Onderzoek August Vermeylenstraat te Amsterdam
De 112-meldingen, getuigenverklaringen en camerabeelden
Vlak nadat de Volkswagen Caddy in brand was gestoken, was een harde knal te horen. Hierna hebben verschillende buurtbewoners 112 gebeld. Uit de 112-meldingen en beschikbare camerabeelden bleek dat er dertig seconden na aankomst van de Volkswagen Caddy een knal was te horen en dat drie mannen uit de richting van de Volkswagen Caddy renden die allen in brand stonden. Ook meerdere getuigen hebben verklaard dat zij een knal hoorden waarna zij drie mannen zagen rennen. De getuigen hebben ook verklaard dat een of meerdere mannen in brand stonden. Daarbij hebben meerdere omwonenden verklaard dat de mannen hard aan het schreeuwen waren. Dit laatste wordt ook bevestigd door de camerabeelden van een van de beveiligingscamera’s, waarbij ook geluid is opgenomen.
De drie rennende mannen zijn in het dossier omschreven als VD1, VD2 en VD3. VD1 stond gelet op de camerabeelden vermoedelijk in brand op zijn rug en op zijn benen, VD2 stond vermoedelijk in brand op zijn benen en VD3 stond vermoedelijk in brand op zijn linkerarm en benen.
Aan de hand van de camerabeelden kon worden vastgesteld dat VD1 en VD2 van de Maassluisstraat qua postuur en kleding overeenkomen met VD1 en VD2 van de August Vermeylenstraat.
VD3 betrof (vermoedelijk) de bestuurder van de Volkswagen Caddy. Naar aanleiding van de camerabeelden is ook van hem een signalement opgemaakt. VD3 betreft een negroïde man. Hij droeg zwarte schoenen, een blauwe spijkerbroek die deels was verbrand met daarover vermoedelijk een zwarte broek, een zwarte jas en een donkerkleurige zonnebril. VD3 droeg geen handschoenen. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat de bestuurder van de uitgebrande Volkswagen Caddy donker getint was en een mondkapje droeg.
De Volkswagen Caddy is door de brandweer geblust. De brandweer heeft eveneens de deuren van een bestelbus met kenteken [kenteken] geopend. Dit voertuig stond naast de Volkswagen Caddy geparkeerd en had ook vlam gevat.
De Volkswagen Caddy was aan de binnenzijde volledig uitgebrand. Uit het onderzoek aan dit voertuig is gebleken dat de schuifdeur, gezien het brandbeeld, tijdens de brand heeft opengestaan. Gezien de (weinig) aangetroffen materialen/voorwerpen in de laadruimte, in combinatie met de hevige inbrandingen, zou dit brandbeeld kunnen passen bij een vloeistofbrand.
In de laadcabine van de Volkswagen Caddy werden twee door brand aangetaste automatische vuurwapens, te weten twee Crvena Zastava M70, en een door brand aangetast pistool, te weten een Walther PPK, aangetroffen.
Rondom de Volkswagen Caddy werden meerdere goederen aangetroffen en veiliggesteld voor sporenonderzoek. Aan de voorzijde van de Volkswagen Caddy werd een mondkapje van textiel aangetroffen. In de bosschages achter de Volkswagen Caddy werd een zwarte aansteker gevonden en aan de achterzijde van het voertuig werd op straat ook een pet aangetroffen.
Wapen en munitieonderzoek
Vervolgens is een wapen- en munitieonderzoek ingesteld naar de in de laadruimte van de Volkswagen Caddy aangetroffen automatische vuurwapens en het pistool én de munitie die is aangetroffen op de Maassluisstraat.
Het vergelijkend hulsonderzoek heeft (sterke) aanwijzingen (van verschillende ordegrootte qua bewijskracht) opgeleverd dat de zesendertig hulzen zijn verschoten met de twee in de laadruimte van de Volkswagen Caddy aangetroffen automatische vuurwapens, namelijk veertien hulzen met de ene Crvena Zastava M70 en tweeëntwintig hulzen met de andere Crvena Zastava M70.
3.3.6Aantreffen medeverdachte [medeverdachte 1] op de [adres] te Utrecht
De reistijd vanaf de August Vermeylenstraat in Amsterdam naar de Schutstraat in Utrecht bedraagt afhankelijk van de verkeersdrukte dertig tot veertig minuten. Op 16 mei 2021 om 20:38 uur heeft de bewoonster van een woning gelegen aan de [adres] , getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), met 112 contact gehad, omdat in haar woning een man met ernstige brandwonden aanwezig was.
[getuige 3] heeft verklaard dat bij haar vijf keer werd aangebeld, waarna zij drie mannen bij haar voordeur zag staan. Een van die mannen was haar neef ‘ [naam neef] ’. Zij heeft alle drie de mannen, die sterk naar benzine roken, in haar woning binnengelaten. Een van deze mannen werd ondersteund door ‘ [naam neef] ’ en de andere onbekende man. De man die door de anderen werd ondersteund, was aan de achterzijde van zijn bovenbenen ernstig verbrand en had een donkerblauwe trainingsbroek aan met daaroverheen een donkere trainingsbroek met een limegroene bies op beide pijpen. [getuige 3] heeft de bovenzijde van die broek voorzichtig afgeknipt en in een Albert Heijn-tas in de badkamer gedaan. Zij maakte kenbaar dat zij, gelet op de verwondingen, 112 wilde bellen. Dit wilden de mannen niet. Uiteindelijk heeft [getuige 3] toch een 112-melding gemaakt van een man met ernstige brandwonden in haar woning. Op dat moment gingen ‘ [naam neef] ’, die [getuige 3] naar aanleiding van een aan haar door de politie getoonde foto herkende als verdachte, en de andere man weg.
Uit de tapgesprekken van [getuige 3] blijkt bovendien dat de jongen met de ernstige brandwonden niet wilde dat zij 112 zou bellen, omdat ze hem anders zouden ‘vouwen’. Ook zou de verbrande jongen aan [getuige 3] hebben gevraagd de trainingsbroek, die door [getuige 3] was weggeknipt in verband met de brandwonden, te verstoppen. Tevens vertelde [getuige 3] in het tapgesprek dat ze aan ‘ [naam neef] ’ had gevraagd wat hij had gedaan en dat hij haar had verteld dat hij een job had gedaan die “fout, fout, fout” was.
Omdat de man met de brandwonden in Utrecht mogelijk te maken zou hebben met het schietincident en de uitgebrande Volkswagen Caddy in Amsterdam, is ook de politie ter plaatste gekomen na de 112-melding van [getuige 3] op 16 mei 2021. De politie trof medeverdachte [medeverdachte 1] aan in de woning van [getuige 3] aan de [adres] in Utrecht.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is uiteindelijk door de politie aangehouden.
3.3.8Onderzoek ten aanzien van verdachte
Nadat verdachte door zijn nicht [getuige 3] is herkend als zijnde ‘ [naam neef] ’, is een spoedaandachtsvestiging op verdachte geplaatst. Verdachte is op 19 mei 2021 aangehouden in een berging, behorende bij de [adres] . Na de aanhouding van verdachte heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in die berging. Daar werd in een jas een bankpas op naam van verdachte en een bankpas op naam van medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen. Verder werden ook zalfjes en geneesmiddelen voor wondverzorging aangetroffen.
Verdachte is na zijn aanhouding overgebracht naar het cellencomplex op het hoofdbureau te Amsterdam. De daar aanwezige verbalisant herkende verdachte als de persoon met de bril van de camerabeelden in de omgeving van de August Vermeylenstraat te Amsterdam, te weten VD3, aan zijn uitstekende onderlip, zijn haardracht, huidskleur en vorm van zijn gezicht in combinatie met zijn korte brede postuur.
Verdachte had ook brandwonden op zijn pols en op zijn gezicht. Hiervan zijn door de forensische opsporing foto’s gemaakt. Op de foto’s van de pols was op de rugzijde van de rechterpols een ontvelling en verkleuring van de huid zichtbaar. In het gezicht waren enkele oppervlakkige verwondingen en verkleuringen van de huid te zien. De verwondingen waren zichtbaar op de rechterzijde van de kin, de neus, op het voorhoofd tussen de wenkbrauwen, op en rond het linkeroog en de wang en het linkeroor. Op de foto’s die van het gezicht van verdachte zijn gemaakt is daarnaast op zowel de linkerzijde als op de rechterzijde van zijn gezicht een lichtkleurige lijn te zien, oplopend richting de onder- en bovenkant van het oor. Deze lijnen lijken te zijn gevormd doordat de huid hier bedekt is geweest ten tijde van het ontstaan van de verbranding. De huid rondom deze lijnen is namelijk donkerder van kleur. Gezien de positie van de lijnen bestaat het vermoeden dat ze zijn ontstaan doordat verdachte een mondkapje heeft gedragen ten tijde van het ontstaan van de brand. Op de August Vermeylenstraat werd door de forensische opsporing een mondkapje aangetroffen met op de binnenzijde en koordjes daarvan DNA dat afkomstig kan zijn van verdachte. Deze bevindingen zijn één miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA wel afkomstig is van verdachte dan wanneer dat niet zo is.
Verder werden er door de forensische opsporing op de August Vermeylenstraat ook een pet (die licht vlam had gevat) en een zwarte aansteker met daarop DNA dat afkomstig kan zijn van verdachte aangetroffen. De bevindingen van het DNA-onderzoek ten aanzien van de pet en de aansteker zijn één miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA wel afkomstig is van verdachte dan wanneer dat niet zo is. De bevindingen van het schotrestenonderzoek ten aanzien van de pet zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer wel schotresten aanwezig zijn, dan wanneer geen schotresten aanwezig zijn.
Verdachte heeft in een politieverhoor van 22 maart 2021 het telefoonnummer + [telefoonnummer] als zijn telefoonnummer opgegeven. Telecomonderzoek heeft uitgewezen dat dit telefoonnummer in ieder geval op 5 en 14 mei 2021 meermalen contact heeft gehad met het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 2] . Dit contact bestaat uit een uitgaande sms en meerdere uitgaande telefoongesprekken.
3.3.10Overwegingen van de rechtbank
3.3.10.1 Is verdachte betrokken geweest bij de schietpartij en brandstichting?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte betrokken is geweest bij de schietpartij en de brandstichting van de Volkswagen Caddy. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en overweegt als volgt.
Allereerst merkt de rechtbank op dat verdachte pas ter terechtzitting een verklaring heeft afgelegd, nadat hij een jaar lang heeft gezwegen terwijl hij in voorlopige hechtenis zat.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de bestuurder van de Volkswagen, die op de Maassluisstraat achter de Mercedes reed, een pet droeg. De rechtbank gaat er, gelet op de gedetailleerde verklaring van deze getuige en de camerabeelden van de Maassluisstraat van uit dat deze getuige heeft verklaard over de Volkswagen Caddy die bij het schietincident betrokken is geweest. Een andere getuige, [getuige 2] , heeft gezien dat het voertuig dat op de August Vermeylenstraat in brand stond, even daarvoor werd bestuurd door een donker getint persoon met een mondkapje.
Op de August Vermeylenstraat werden zowel een pet (aan de achterzijde van het Volkswagen Caddy) als een mondkapje (aan de voorzijde van de Volkswagen Caddy) met daarop DNA dat afkomstig kan zijn van verdachte aangetroffen, telkens met een bewijskracht van meer dan een miljard. Ook voor het overige voldoet verdachte aan het door voornoemde getuigen gegeven signalement van de bestuurder van de Volkswagen Caddy.
De bevindingen van het schotrestenonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer op de pet schotresten aanwezig zijn, dan wanneer geen schotresten op de pet aanwezig zijn. In de bemonstering van de pet is een categorie A-deeltje aangetroffen dat voldoet aan de door het NFI voor deze categorie gehanteerde criteria. Dergelijke deeltjes zijn tot op heden niet aangetroffen bij personen die op geen enkele wijze met een schietproces te maken hebben gehad. De rechtbank concludeert dat het DNA van verdachte is aangetroffen op het mondkapje en dat op de pet zowel het DNA van verdachte als schotresten zijn aangetroffen.
Gelet op de foto’s die van het gezicht van verdachte zijn gemaakt is daarnaast geconcludeerd dat verdachte vermoedelijk, gezien de lichtkleurige lijnen oplopend richting de onder- en bovenkant van zijn oor, een mondkapje heeft gedragen ten tijde van het ontstaan van de brand.
Verdachte heeft niet ontkend dat hij op 16 mei 2021 op de August Vermeylenstraat een mondkapje droeg, maar heeft verklaard dat hij deze af had gedaan om te blowen. Zijn aansteker is waarschijnlijk uit zijn zak gevallen en door de knal van de ontploffing is het mondkapje mogelijk naar de voorkant van het voertuig gewaaid. Verdachte heeft ontkend dat hij die dag een pet droeg en geconfronteerd met het DNA-onderzoek en de schotresten op de pet heeft hij slechts verklaard dat hij zijn pet een aantal dagen eerder kwijt was geraakt. In de bosschages direct achter de Volkswagen Caddy werd ook een aansteker met daarop DNA dat afkomstig kan zijn van verdachte, met een bewijskracht van meer dan een miljard, aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat de plek waar het mondkapje en de zwarte aansteker, met daarop DNA van verdachte, zijn aangetroffen niet strookt met de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte zou volgens zijn verklaring (gezien vanaf de voorkant) geheel links van de strook parkeervlakken in de bosschages hebben staan blowen. De zwarte aansteker is echter gevonden in de bosschages achter de stoep ter hoogte van het parkeervak waar de Volkswagen Caddy stond. De verklaring van verdachte dat de aansteker mogelijk bij het blowen uit zijn zak is gevallen, is daarom niet aannemelijk. Verder is het mondkapje aan de voorzijde van het voertuig aangetroffen, terwijl verdachte heeft verklaard dat hij door de chauffeur werd gefloten, naar de Volkswagen Caddy is toegelopen, twee mannen uit de
achterdeurenheeft zien komen, die benzine over de auto gooiden, en dat het mondkapje door de knal van de brand is gevallen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte gelet op het korte tijdsbestek waarin de door hem geschetste handelingen zouden hebben plaatsgevonden ook niet aannemelijk is. Er is immers binnen dertig seconden na aankomst van het voertuig op de August Vermeylenstraat een knal te horen. Het is niet aannemelijk dat alle door verdachte geschetste handelingen, te weten het fluiten door de chauffeur naar verdachte, het lopen naar de Volkswagen Caddy vanaf de bosschages, waar verdachte volgens zijn eigen verklaring stond te blowen, de mededeling van de chauffeur dat verdachte de auto moest wegrijden, het wegrennen van de chauffeur, het openen van de achterdeuren van de laadruimte en het uitstappen van twee personen uit de laadruimte allemaal binnen deze dertig seconden hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het daarom niet anders kan dan dat de drie inzittenden van de Volkswagen Caddy de brand hebben gesticht.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte ook ongeloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat hij schrok van de twee personen die uit de laadruimte van de Volkswagen Caddy kwamen, maar hij rent vervolgens (in opdracht van hen) wel met deze twee voor hem onbekende personen mee én springt met hen in een voor hem onbekende auto, die hij ook nog eens bestuurt. Vervolgens neemt verdachte deze voor hem onbekende personen (waarvan één met ernstige brandwonden) mee naar een familielid. Bovendien is uit het telecomonderzoek gebleken dat verdachte met een persoon uit de laadruimte contact heeft gehad, te weten medeverdachte [medeverdachte 2] . Dit contact heeft telefonisch plaatsgevonden op 5 en 14 mei 2021 en werd telkens geïnitieerd door verdachte. Daarbij merkt de rechtbank op dat het ook ongeloofwaardig is dat verdachte dagen eerder een pet zou zijn kwijtgeraakt, die vervolgens juist in de buurt van de Volkswagen Caddy met schotresten wordt aangetroffen.
Daarnaast heeft geen enkele getuige een vierde persoon, de vermeende chauffeur, zien wegrennen. Uit de camerabeelden en de verschillende getuigenverklaringen blijkt dat er drie mannen uit de richting van de Volkswagen Caddy wegrenden. Ook uit de getuigenverklaring van [getuige 4] blijkt dat drie mannen van de Volkswagen Caddy wegrenden. De getuige spreekt slechts over een vierde persoon die na de brandstichting daar nog ter plaatse was, geschrokken oogde en niet was verbrand. De rechtbank gaat er, gelet op de andere getuigenverklaringen en de camerabeelden, van uit dat deze persoon niet betrokken was bij het in brand steken van de Volkswagen Caddy.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden sluit de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte uit. De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande van uit dat de pet en het mondkapje toebehoren aan de bestuurder van de Volkswagen Caddy.
De rechtbank is op basis van al deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien dan ook van oordeel dat verdachte op 16 mei 2021 de bestuurder van de Volkswagen Caddy is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte dus ten tijde van de schietpartij als bestuurder van de Volkswagen Caddy op de Maassluisstraat aanwezig geweest en daarna betrokken geweest bij de brandstichting van de vluchtauto op de August Vermeylenstraat.
3.3.10.2 Beoordeling van de feiten
Verdachte wordt verweten dat hij de moord op [slachtoffer] samen met zijn medeverdachten zou hebben gepleegd. Allereerst zal de vraag moeten worden beantwoord of verdachte (en zijn medeverdachten) opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer] . Daarna zal de rechtbank bespreken of sprake is van voorbedachte raad en ten slotte of sprake is van medeplegen. Belangrijk hierbij is dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de mededaders, waarbij de samenwerking is gericht op het voltooien van het delict.
Betrokkenheid medeverdachten
De rechtbank is in het onderzoek Sonderman tot het oordeel gekomen dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] eveneens betrokken zijn geweest bij de schietpartij in de Maassluistraat en het verbranden van de Volkswagen Caddy op de August Vermeylenstraat. De rechtbank heeft vastgesteld dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de Mercedes onder vuur hebben genomen, wat tot de dood van [slachtoffer] heeft geleid. Verdachte bestuurde de vluchtauto.
Opzet op de dood van [slachtoffer]
Uit de getuigenverklaringen volgt dat de Mercedes waarin [slachtoffer] reed, gericht en van korte afstand veelvuldig beschoten is met twee automatische vuurwapens. Uit het forensische onderzoek is gebleken dat er tenminste zesendertig kogels zijn afgevuurd. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van de schutters naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op de dood van de inzittenden van de Mercedes, dat het niet anders kan dan dat zij de aanmerkelijke kans op de dood van de inzittenden hebben aanvaard. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de bestuurder van de Volkswagen Caddy bewust een parkeervak met goed zicht op de parkeergarage op de Maassluisstraat heeft uitgekozen en dat de schutters, bij het zien van de Mercedes, onmiddellijk uit de Volkswagen Caddy zijn gesprongen en de Mercedes direct onder vuur hebben genomen. De schutters hebben binnen twaalf seconden nadat de Mercedes uit de parkeergarage kwam gereden, direct het vuur geopend. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat op de Mercedes aan de buitenzijde meerdere schotbeschadigingen werden aangetroffen. De bestuurder van de Mercedes bleek [slachtoffer] te zijn en daarmee is er dus (voorwaardelijk) opzet op haar dood. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat niet zij, maar hoogstwaarschijnlijk haar vriend en de bijrijder van de auto, [naam vriend] , het doelwit was. Die omstandigheid maakt de beoordeling van het opzet op de dood echter niet anders. In dit geval is er kennelijk geen enkele voorzorgsmaatregel genomen om het risico uit te sluiten dat een ander dan [naam vriend] zou worden geraakt. De rechtbank acht opzet op de dood van [slachtoffer] dan ook bewezen.
Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte moet de gelegenheid hebben gehad over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te hebben gegeven. Ook hier staat een verwisseling van het beoogde slachtoffer niet aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg. In dit geval is er kennelijk geen enkele voorzorgsmaatregel genomen om dit risico uit te sluiten. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De Volkswagen Caddy is om 17:45 uur gearriveerd op de Maassluisstraat en tussen 18:07 uur en 18:26 uur is het voertuig meerdere keren van parkeervak gewisseld. Het voertuig is uiteindelijk geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van, en dus met goed zicht op, de parkeergarage waaruit later de Mercedes kwam gereden. Verdachte heeft als bestuurder van de Volkswagen Caddy, om 18:14 uur een handeling aan de achterzijde van de Volkswagen Caddy uitgevoerd. Twaalf seconden nadat de Mercedes om 19:38 uur uit de parkeergarage kwam gereden, hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de Mercedes onder vuur genomen. De Volkswagen Caddy werd door verdachte uit het parkeervak gereden en stond na de schietpartij klaar om de vooraf uitgedachte vluchtroute in te zetten. De Volkswagen Caddy is pas gevlucht vanaf de Maassluisstraat op het moment dat beide schutters achterin waren ingestapt. De Volkswagen Caddy is vervolgens met hoge snelheid weggereden richting de August Vermeylenstraat. De vluchtauto is daar, dertig seconden na aankomst, in brand gestoken. Gelet op dit korte tijdsbestek waren alle benodigdheden voor de te stichten brand dan ook aanwezig. Hierna renden verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk en in dezelfde richting weg naar de BMW. Dit voertuig moet daar, gelet op het tijdsbestek, al klaar hebben gestaan als tweede vluchtauto.
Al deze omstandigheden bij elkaar bezien geven naar het oordeel van de rechtbank blijk van een duidelijk vooropgezet plan van verdachte en zijn medeverdachten. De Volkswagen Caddy was immers al geruime tijd voor de liquidatie op de Maassluisstraat aanwezig en wisselde regelmatig van parkeervak. Ook wordt er door verdachte en zijn mededaders na het zien van de Mercedes, waarvan zij kennelijk – gelet op het uitgekozen parkeervak – wisten dat deze uit die parkeergarage zou komen, binnen twaalf seconden gehandeld. Verdachte en zijn mededaders reden daarna met hoge snelheid en gevaarlijke verkeersmanoeuvres weg richting de August Vermeylenstraat, waar een gestolen BMW met een vals kenteken klaar stond als tweede vluchtauto.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte en zijn mededaders voldoende tijd en gelegenheid hebben gehad om een plan van aanpak op te stellen voorafgaand aan het handelen en na te denken over de gevolgen van hun plan, zodat sprake is van voorbedachte raad.
De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien vast is komen te staan dat bij het handelen sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende mededaders. Die samenwerking moet dan gericht zijn op het voltooien van het delict.
Uit alle door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden die eerder uiteengezet zijn, leidt de rechtbank af dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte heeft de Volkswagen Caddy bestuurd en op de Maassluisstraat meerdere keren verplaatst. Hij heeft het voertuig uiteindelijk in een parkeervak geparkeerd met goed zicht op de parkeergarage waar later de Mercedes uit kwam rijden. Verdachte heeft ook een handeling aan de achterdeuren van de Volkswagen Caddy verricht en vervolgens de vlucht met de Volkswagen Caddy ingezet toen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] na het afvuren van tenminste zesendertig kogels weer achterin de laadruimte waren ingestapt. Zijn bijdrage aan de delicten was dan ook van voldoende gewicht om als medepleger te kunnen worden aangemerkt. Dat betekent dat hij strafrechtelijk niet alleen verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen, maar ook voor dat van zijn mededaders. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van medeplegen.
Vast staat dat de Mercedes met inzittenden van dichtbij, in korte tijd veelvuldig met twee automatische vuurwapens is beschoten. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van de schutters naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op de dood van de inzittenden van de Mercedes, dat het niet anders kan dan dat zij de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard. Daarom is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van alle inzittenden, en dus ook op de dood van [naam vriend] , de bijrijder.
De onder feit 1 bewezen geachte voorbedachte raad geldt ook voor de poging tot moord op [naam vriend] . Wat betreft het medeplegen geldt hetzelfde als onder feit 1 is overwogen. De rechtbank acht feit 2 dan ook bewezen.
Dat in de tenlastelegging de zin
“terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid”niet is opgenomen, ziet de rechtbank als een kennelijke verschrijving. Immers is artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht wel onder feit 2 op de tenlastelegging opgenomen en was het voor de verdediging duidelijk dat onder feit 2 de poging tot moord op [naam vriend] ten laste werd gelegd.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
De rechtbank is van oordeel dat ook het medeplegen van brandstichting van de Volkswagen Caddy kan worden bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Volkswagen Caddy is gebruikt bij de liquidatie(poging) en dat in de laadruimte nog twee automatische vuurwapens en een pistool lagen. De rechtbank is, gelet op deze feiten en omstandigheden, van oordeel dat het opzet van verdachte en zijn mededaders op deze brandstichting was gericht. De rechtbank neemt hierbij ook het korte tijdsbestek van dertig seconden in aanmerking, waaruit blijkt dat alle benodigdheden voor de te stichten brand aanwezig waren. Door het in brand steken van het voertuig is een gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. Dat blijkt uit het feit dat de naast de Volkswagen Caddy geparkeerde bestelbus ook vlam heeft gevat.
De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat verdachte als medepleger wordt aangemerkt, omdat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dat betekent dat hij strafrechtelijk niet alleen verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen, maar ook voor dat van zijn mededaders. De rechtbank overweegt in dit verband dat het niet duidelijk is geworden of verdachte of een van zijn mededaders de brand heeft gesticht. Echter staat dit gelet op het voorgaande niet in de weg aan een bewezenverklaring.
De rechtbank acht ook feit 4 bewezen. De in de laadruimte van de uitgebrande Volkswagen Caddy aangetroffen automatische vuurwapens en het pistool vallen onder categorie II en categorie III van de Wet wapens en munitie. Verdachte en zijn mededaders hadden wetenschap van de aanwezigheid van deze vuurwapens en de beschikkingsmacht daarover.
Ten aanzien van de feiten 5 en 6
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen in het dossier ook de feiten 5 en 6 bewezen.
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de vernieling van de Toyota Aygo met kenteken [kenteken] wegens gebrek aan wettig bewijs, nu er naast de aangifte geen ander bewijs is dat deze auto zou zijn vernield door de rondvliegende kogels van de schietpartij.
De rechtbank neemt ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten, te weten medeplegen van de moord op [slachtoffer] en de poging tot moord op [naam vriend] . Het beschermde rechtsbelang bij de overige bewezen verklaarde feiten, verschilt hiervan zodanig dat de rechtbank hier meerdaadse samenloop aanneemt.