ECLI:NL:RBAMS:2022:4088

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
13/103599-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de justitiële autoriteiten van Luxemburg. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 12 mei 2022 en de behandeling vond plaats op een openbare zitting op 22 juni 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1991 en met de Nederlandse nationaliteit, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.M. Lintz. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn onderzocht. De rechtbank concludeerde dat de feiten, die onder Luxemburgs recht strafbaar zijn, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn, namelijk diefstal door middel van braak.

De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Luxemburgse autoriteiten is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan indien hij wordt overgeleverd en veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen, zoals artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW, zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/103599-22
RK nummer: 22/2522
Datum uitspraak: 6 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 mei 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 januari 2022 door
the Investigation Judge of het Luxembourg District Court(Luxemburg) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991 ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 juni. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.M. Lintz, advocaat te ’s-Gravenhage.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
arrest warrantvan 31 januari 2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Luxemburgs recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Delegate of the General Public Prosecutorin Luxemburg heeft de volgende garantie gegeven:
The undersigned [naam] , Delegate of the General Public Prosecutor for the Enforcement of Sentences hereby guarantees that if Mr. [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] (NL), is surrendered to the Luxembourgish judicial authorities and sentenced to an unconditional prison sentence without appeal in Luxembourg after the surrender, he will be allowed to serve this sentence in the Netherlands in accordance with article 5, paragraph 3 of the European Framework Decision on the European arrest warrant.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Investigation Judge of the Luxembourg District Court(Luxemburg) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.