Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de justitiële autoriteiten van Luxemburg. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 12 mei 2022 en de behandeling vond plaats op een openbare zitting op 22 juni 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1991 en met de Nederlandse nationaliteit, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.M. Lintz. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn onderzocht. De rechtbank concludeerde dat de feiten, die onder Luxemburgs recht strafbaar zijn, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn, namelijk diefstal door middel van braak.
De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Luxemburgse autoriteiten is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan indien hij wordt overgeleverd en veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen, zoals artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW, zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.