ECLI:NL:RBAMS:2022:4074

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
13/751168-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 10 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Kielce, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 18 februari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Polen, was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap A Joe, tijdens de openbare zitting op 26 april 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vereisten voor overlevering beoordeeld, waaronder de toetsing van dubbele strafbaarheid. De rechtbank concludeerde dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, onder Nederlands recht strafbaar zijn, waaronder mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.A.B. Fransen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751168-22
RK nummer: 22/902
Datum uitspraak: 10 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 mei 2020 door de
Regional Court in Kielce(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 9 maart 2022
De zitting van 9 maart 2022 is aangehouden omdat de telehoorverbinding met de opgeëiste persoon niet tot stand kon worden gebracht, zodat de opgeëiste persoon niet kon worden gehoord. Ook was de Poolse tolk niet ter zitting verschenen.
Zitting 26 april 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 april 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap A Joe te Utrecht, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgement of the Local Court in Kielce of 29 april 2019, references: IIK 754/17.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat zich een omstandigheid als omschreven in artikel 12, aanhef en sub a, OLW heeft voorgedaan. In het EAB onder rubriek d) is namelijk het volgende opgenomen:

the person was summoned in person on 24 January 2018 and thereby informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he does not appear for the trial
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
mishandeling, meermalen gepleegd;
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
wederspannigheid;
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 181, 266, 267, 285 en 300 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Kielce(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.