Overwegingen
1. [eiser] heeft op 12 oktober 2013 een AOW-pensioen aangevraagd omdat hij [medio]
juni 2014 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Met een besluit van
23 oktober 2013 is aan [eiser] een AOW-pensioen toegekend naar de norm van gehuwden. [eiser] ontvangt een AOW-pensioen naar de gehuwdennorm omdat hij sinds
18 oktober 1985 is getrouwd met [eiseres] . [eiser] is verhuisd naar de Verenigde Staten en heeft daar enige tijd samen met [eiseres] gewoond. [eiser] heeft op
2 april 2016 laten weten dat hij duurzaam gescheiden leeft van [eiseres] , omdat [eiseres] is verhuisd naar Spanje. Vervolgens is het AOW-pensioen aangepast naar de alleenstaandennorm. [eiseres] heeft op 7 december 2016 een AOW-pensioen aangevraagd. Met een besluit van 23 december 2016 is aan [eiseres] een AOW-pensioen toegekend naar de norm van alleenstaanden. Vervolgens is [eiser] ook naar Spanje verhuisd in 2017. [eiseres] is vervolgens verhuisd naar een ander adres in Spanje. Op
5 december 2019 heeft [eiser] aan de Svb doorgegeven dat hij ook zal verhuizen naar het appartementencomplex waar [eiseres] woont en zal gaan wonen in een appartement onder het appartement van [eiseres] . Met een brief van 10 december 2019 is door de Svb aangegeven dat [eiser] recht blijft houden op een AOW-pensioen voor een alleenstaande. Vervolgens is door de Svb onderzoek gedaan naar de leefsituatie van [eiseres] en [eiser] . De resultaten hiervan zijn opgenomen in het handhavingsrapport van
31 maart 2021. [eiser] is per 1 april 2021 verhuisd naar een ander adres in Spanje en [eiseres] op 15 juni 2021. Zij wonen nu op adressen die ongeveer op een afstand van 10 minuten van elkaar liggen.
2. Met de primaire besluiten heeft de Svb het AOW-pensioen van [eiseres] en [eiser] per 1 februari 2020 herzien naar een AOW-pensioen voor gehuwden, omdat [eiseres] en [eiser] sinds 1 januari 2020 niet meer duurzaam gescheiden leven. [eiseres] en [eiser] hebben regelmatig contact met elkaar en delen ook kosten. Van [eiser] is daarom een bedrag van € 6.082,50 aan te veel betaald AOW-pensioen teruggevorderd en van [eiseres] een bedrag van € 5.839,27.
3. Met de bestreden besluiten zijn de bezwaren van [eiseres] en [eiser] gedeeltelijk gegrond verklaard. Volgens de Svb is er geen sprake van duurzaam gescheiden leven tussen [eiseres] en [eiser] . Zij hebben namelijk nog regelmatig contact met elkaar, gaan samen op reis naar Nederland, [eiseres] verricht onbetaald correctiewerk voor [eiser] en er is sprake van financiële verstrengeling. De Svb heeft geoordeeld dat er sprake is van dringende redenen waardoor het AOW-pensioen niet met terugwerkende kracht zal worden herzien maar per 1 mei 2021. De vorderingen van € 6.082,50 en € 5.839,27 zijn daarom vervallen.
Standpunt van [eiseres] en [eiser]
4. Volgens [eiseres] en [eiser] is ten onrechte aangenomen dat er niet langer sprake is van duurzaam gescheiden leven. Zij stellen dat per 1 april 2021 sprake is van duurzaam gescheiden leven, omdat [eiser] is verhuisd waardoor hij [eiseres] niet meer af en toe tegenkomt. Daarbij hebben [eiseres] en [eiser] in september 2019 voor het laatst samen gereisd en een kunstgalerie bezocht. [eiseres] verricht inmiddels ook geen vertaal- en correctiewerk meer voor [eiser] . Dat de nieuwe woonadressen van [eiseres] en [eiser] 10 minuten van elkaar liggen laat niet zien dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. [eiseres] en [eiser] eten en drinken ook niet meer regelmatig samen. De Svb heeft inmiddels erkend dat de gezamenlijke bankrekening niet door [eiser] wordt gebruikt en uit het enkele bestaan van de bankrekening kan daarom ook niet worden afgeleid dat er sprake is van financiële verstrengeling. [eiser] heeft al eens geprobeerd om de rekening op te zeggen en hij betaalt verder al zijn eigen kosten. [eiseres] en [eiser] stellen ten slotte dat ook voor 1 april 2021 niet kon worden vastgesteld dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, dat geldt dus temeer voor de situatie per 1 april 2021.
5. Op grond van artikel 1, derde lid, onder b van de AOW geldt dat als ongehuwd mede degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is wordt aangemerkt.
6. In artikel 9 van de AOW is bepaald dat de wet een ouderdomspensioen kent voor de ongehuwde en de gehuwde pensioengerechtigde.
7. Artikel 17 bepaalt dat het ouderdomspensioen door de Svb wordt ingetrokken of herzien, wanneer degene, aan wie het is toegekend, ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt, onderscheidenlijk voor een hoger of lager ouderdomspensioen in aanmerking komt.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroepis van duurzaam gescheiden leven sprake als de toestand is ontstaan dat, na verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. In het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokkenen de intentie hebben een echtelijke samenleving aan te gaan. Duurzaam gescheiden leven moet ondubbelzinnig blijken uit de feiten en omstandigheden. Bij de uitleg van duurzaam gescheiden leven van gehuwden is niet doorslaggevend of betrokkenen al dan niet hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.
Het oordeel van de rechtbank
9. De rechtbank moet beoordelen of de Svb terecht het AOW-pensioen van [eiseres] en [eiser] heeft herzien naar een AOW-pensioen voor gehuwden per 1 mei 2021.
10. De rechtbank stelt voorop dat een besluit tot herziening van een uitkering een voor de betrokkene belastend besluit is, waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat in dit geval de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening van het ouderdomspensioen is voldaan, in beginsel op de Svb rust. De rechtbank stelt verder voorop dat het toetsingsmoment waarop er al dan niet sprake dient te zijn van duurzaam gescheiden leven 1 mei 2021 is.
11. In de bestreden besluiten heeft de Svb toegelicht dat er ook geen sprake is van duurzaam gescheiden leven vanaf april, de maand waarin [eiser] verhuisd is, omdat nog steeds blijkt dat [eiseres] en [eiser] contact hebben met elkaar, zij samen reizen boeken naar Nederland, samen kunstgaleries bezoeken, regelmatig samen eten en koffie drinken en ten slotte nog een gezamenlijke rekening hebben.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb onvoldoende gemotiveerd dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven per 1 mei 2021. De feiten en omstandigheden waarop de bestreden besluiten zijn gebaseerd zijn grotendeels feiten en omstandigheden die voor april 2021 van toepassing waren. Voor zover de Svb zich op het standpunt stelt dat zij pas in beroep bekend zijn geworden met de veranderde feiten en omstandigheden volgt de rechtbank dit standpunt niet. De Svb had bij het nemen van de bestreden besluiten al kunnen weten dat niet alle feiten en omstandigheden meer speelde. Dat [eiseres] en [eiser] voor de laatste keer een gezamenlijk reis naar Nederland hebben gemaakt in 2019 volgt namelijk uit het handhavingsrapport van 3 februari 2020. Daaruit volgt ook dat zij sinds Covid-19 niet langer samen kunstgaleries bezoeken. Bovendien volgt uit het bezwaarschrift dat [eiser] per 1 april 2021 is verhuisd waardoor zij elkaar dus niet meer af en toe tegenkomen. In het bezwaarschrift is door [eiser] ten slotte toegelicht dat hij geen gebruikmaakt van de gezamenlijke rekening. Deze veranderde feiten en omstandigheden waren al los van hetgeen dat in beroep is aangevoerd bekend. Alleen al op grond hiervan had de Svb deze veranderde feiten en omstandigheden per 1 mei 2021 mee moeten nemen in de bestreden besluiten en hier eventueel aanleiding in moeten zien om verder onderzoek te doen.
13. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten of zelf in de zaken te voorzien, omdat de Svb nog onderzoek dient te verrichten naar de leefsituaties van [eiseres] en [eiser] per 1 mei 2021. De Svb zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
14. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de Svb aan [eiseres] en [eiser] het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
15. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Bpb, zodat de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vastgesteld op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).