Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[klager] ,
mr. R. Pothast, [adres] ,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van klager, geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]. Het klaagschrift is op 31 maart 2022 ingediend en betreft de teruggave van het rijbewijs van klager, dat was ingevorderd door de officier van justitie. Klager heeft aangevoerd dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk en dat hij in staat is om te rijden. Hij heeft in oktober 2021 een ongeluk gehad waarbij hij zijn been heeft gebroken en heeft zijn auto nodig om de fysiotherapeut te bezoeken. Uit het bloedonderzoek bleek dat het alcoholgehalte in zijn bloed 0,91 milligram per milliliter was, wat resulteert in een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
De officier van justitie heeft in raadkamer aangevoerd dat het alcoholpercentage te hoog is voor een beginnend bestuurder, maar dat het rijbewijs aan klager kan worden teruggegeven. De rechtbank heeft de inhouding van het rijbewijs rechtmatig geacht, maar na het bekend worden van de uitslag van het bloedonderzoek, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beklag gegrond moet worden verklaard. De rechtbank heeft de teruggave van het rijbewijs aan klager gelast, met de opmerking dat de strafrechter later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kan opleggen die de duur van de inhouding kan overtreffen.
De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 mei 2022 door rechter H.E. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van griffier A. Gordon. Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.