ECLI:NL:RBAMS:2022:4027

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
RK 21/6638 en 21/6639
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om schadevergoeding na beleidssepot wegens gebruik van vals identiteitsbewijs

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 3 mei 2022, zijn de verzoeken van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had een schadevergoeding van € 260,- gevraagd voor de schade die hij zou hebben geleden door ondergane verzekering, en daarnaast een vergoeding van € 340,- of € 680,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 15 november 2021 is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht en dat hij op 16 november 2021 is heengezonden. De officier van justitie heeft de strafzaak tegen de verzoeker onvoorwaardelijk geseponeerd, wat op 17 november 2021 aan hem is meegedeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker zich in een situatie heeft gebracht door gebruik te maken van een vals identiteitsbewijs, wat heeft geleid tot zijn aanhouding en de daaropvolgende verzekering. De rechtbank concludeert dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om een schadevergoeding toe te kennen, aangezien de verzoeker zelf verantwoordelijk is voor zijn situatie. De verzoeken zijn derhalve afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/310705-21
RK: 21/6638 en 21/6639
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. J.J. Mul, [adres] .
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 11 december 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 24 januari 2022 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 3 mei 2022 de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De raadsman is eveneens niet in raadkamer verschenen.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 260,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 340,- dan wel
€ 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen het toekennen van de standaardschadevergoeding. Verzoeker heeft zich geïdentificeerd met een vals [nationaliteit] identiteitsbewijs. Na zijn aanhouding is hij overgebracht naar de vreemdelingendienst, die hem heeft gelast het land binnen een maand te verlaten. Omdat verzoeker een vals identiteitsbewijs had, kan hij nooit worden bereikt en kan hij ook niet worden vervolgd en komt hij onder zijn straf uit. Daarom is een beleidssepot gegeven en is het niet billijk dat hij een vergoeding krijgt voor de twee dagen dat hij in verzekering is gesteld.
De beoordeling
Verzoeker is op 15 november 2021 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van overtreding van artikel 231 Sr. Verzoeker is op 16 november 2021 heengezonden.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoeker onvoorwaardelijk is geseponeerd en dat bij brief van 17 november 2021 aan hem meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 17 november 2021 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 533 en 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank overweegt dat indien een zaak op beleidsmatige gronden wordt geseponeerd in beginsel het recht bestaat op een schadevergoeding. De toets die hierbij dient te worden gehanteerd is of er omstandigheden zijn waarbij een persoon zichzelf in een situatie heeft gebracht op grond waarvan hij in verzekering is gesteld. In dit geval heeft verzoeker een vals identiteitsbewijs gebruikt en heeft hij twee dagen in verzekering doorgebracht. Het Openbaar Ministerie heeft de zaak vervolgens afgedaan met een beleidssepot. Onder die omstandigheden acht de rechtbank acht geen gronden van billijkheid aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank wijst gelet op het voorgaande het verzoek voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift af.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2022.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.