ECLI:NL:RBAMS:2022:4010

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
13/751773-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke vervolging in Polen

Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden, die aan de opgeëiste persoon is opgelegd bij een verzamelvonnis van 24 april 2014. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er weigeringsgronden zijn op basis van de Overleveringswet (OLW). Tijdens de zittingen op 18 november 2020 en 28 juni 2022 zijn de feiten en omstandigheden rondom de zaak besproken, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing zijn, aangezien de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedures en zijn recht op hoger beroep niet tijdig heeft aangewend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen andere belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751773-20
RK nummer: 20/4428
Datum uitspraak: 12 juli 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 september 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 juli 2020 door de
Circuit Court in Sieradz – II Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1961,
adres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 18 november 2020
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 november 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.M. Timorason, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen en vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd geschorst, in afwachting van beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie over – kort gezegd – het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.
Zitting 28 juni 2022
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 28 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.M. Timorason, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een verzamelvonnis van 24 april 2014 van de
District Court in Lask(II K 25/14). In de verkregen aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 9 oktober 2020 zijn de twee onderliggende vonnissen vermeld, te weten een vonnis van 22 oktober 2010 van de
District Court in Lask(II K 1271/09) en een vonnis van 31 maart 2011 van de
District Court in Lask(II K 898/10).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 176 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis van 24 april 2014.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In de aanvullende informatie vanuit Polen van 9 oktober 2020 staat dat in de procedures die hebben geleid tot de vonnissen van 22 oktober 2010 en 31 maart 2011 onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon. In beide vonnissen is aan de opgeëiste persoon een gevangenisstraf opgelegd. Bij het verzamelvonnis van 24 april 2014 is de duur van die straf gewijzigd en is de opgeëiste persoon een nieuwe, samengestelde straf opgelegd. Zowel het verzamelvonnis van 24 april 2014 als de onderliggende vonnissen van 22 oktober 2010 en 31 maart 2011 zijn daarom relevant voor de toetsing aan artikel 12 OLW. [1]
Het verzamelvonnis van 24 april 2014 van de District Court in Lask (II K 25/14)
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het verzamelvonnis van 24 april 2014 heeft geleid. De weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW is daarom op dit vonnis niet van toepassing.
Het vonnis van 22 oktober 2010 van de District Court in Lask (II K 1271/09)
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het vonnis van 22 oktober 2010, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van 9 oktober 2020 en van 2 november 2020 blijkt echter dat de opgeëiste persoon tijdig en in persoon is gedagvaard op 6 oktober 2010, daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot het arrest heeft geleid en dat hij ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kon worden genomen wanneer hij niet op het proces zou verschijnen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de in artikel 12, aanhef en onder a, OLW genoemde omstandigheid zich heeft voorgedaan. De weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW is daarom op dit vonnis niet van toepassing.
Het vonnis van 31 maart 2011 van de District Court in Lask (II K 898/10)
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het vonnis van 31 maart 2011, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van 9 oktober 2020 en van 2 november 2020 blijkt echter dat de opgeëiste persoon, nadat de beslissing op 1 april 2011 aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een procedure in hoger beroep, niet binnen de voorgeschreven termijn hoger beroep heeft aangetekend.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de in artikel 12, aanhef en onder c, OLW genoemde omstandigheid zich heeft voorgedaan. De weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW is daarom op dit vonnis niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Circuit Court in Sieradz – II Criminal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juli 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 10 augustus 2017, C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629 (