ECLI:NL:RBAMS:2022:401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
13/236274-21 + 13/035681-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op hotel met geweld tegen nachtportier, verminderd toerekenbaar, gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 7 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De zaak betreft een overval op een hotel waarbij de nachtportier werd bedreigd. De verdachte, geboren in 2000, heeft samen met een ander een mobiele telefoon, Airpods, een jas en een geldbedrag van ongeveer € 670,- weggenomen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De verdachte heeft de feiten bekend, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, als gevolg van een ziekelijke stoornis en het gebruik van alcohol en cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een gedragsinterventie. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend voor schadevergoeding, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/236274-21 + 13/035681-20 TUL (Promis)
Datum uitspraak: 7 januari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 november 2021 en 24 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Willemsen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Vliegen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich samen met één of meer anderen heeft schuldig gemaakt aan, diefstal met (bedreiging van) geweld op 5 juli 2021 van een mobiele telefoon (Apple), Airpods (Apple), een jas (Moncler) en/of een geldbedrag van ongeveer € 670,- toebehorend aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] .
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, waaronder de bekennende verklaring van verdachte.
Nu verdachte de feiten heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1.
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 december 2021;
2.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021137412-2 van 5 juli 2021, met bijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] (doorgenummerde pagina’s 001-004);
3.
Een proces-verbaal van verhoor aangever [naam aangever] (namens [benadeelde partij 2] ) met nummer 2021137412 van 8 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pagina’s 042-043).
De rechtbank is van oordeel – net als de officier van justitie – dat niet kan worden bewezen dat verdachte met een mes heeft gestoken, gesneden of geprikt. Verdachte zal dan ook van het tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging worden vrijgesproken.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 5 juli 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon (merk Apple) en Airpods (merk Apple) en een jas (merk Moncler) en een geldbedrag van ongeveer € 670,- die ten dele aan [benadeelde partij 1] en ten dele aan [benadeelde partij 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader, opzettelijk gewelddadig en dreigend,
  • op een korte afstand van die [benadeelde partij 1] heeft gestaan en hierbij een mes in de richting van die [benadeelde partij 1] heeft getoond en getoond gehouden, en
  • die [benadeelde partij 1] bij de kraag heeft vastgepakt en vastgehouden, en
  • daarbij heeft gezegd: “Ik wil geld, meekomen.” en “Waar is het geld.” en “Oke, waar is het? Meekomen.”.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van een Pro Justitia rapport van 22 december 2021, opgemaakt door N.J. Sundararajah, GZ-psycholoog. Daarin heeft de psycholoog gerapporteerd dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit sprake was van een ziekelijke stoornis, te weten een reactieve depressie. Deze ziekelijke stoornis werd versterkt door het gebruik van alcohol, waardoor de impulscontrole en besluitvorming van verdachte negatief werd beïnvloed. Bovendien gaf het gebruik van cocaïne verdachte moed. Dit samenspel van factoren heeft geleid tot het plegen van het tenlastegelegde. De psycholoog adviseert om het tenlastegelegde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie en het advies van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 290 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft last van epilepsie, heeft zelfinzicht getoond en hij heeft zich zelf gemeld bij de politie. De verdediging heeft verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, al dan niet in combinatie met een taakstraf.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich – samen met een ander – schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging van geweld. Daarbij heeft hij onder meer gedreigd met een mes. Het slachtoffer was aan het werk toen hij werd geconfronteerd met twee agressieve mannen, volledig in het donker gekleed. Verdachte heeft daarmee voor een zeer beangstigende situatie gezorgd bij het slachtoffer. Hiermee heeft hij er bovendien blijk van gegeven zich niets aan te trekken van het eigendom en de lichamelijke integriteit van een ander.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 december 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Op 15 december 2021 is aan hem een strafbeschikking opgelegd, zodat artikel 63 van het Wetboek van Stafrecht (hierna: Sr) van toepassing is.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een reclasseringsrapport van 17 december 2021. De reclassering heeft daarin gerapporteerd dat zij geen noodzaak ziet tot het toepassen van een meer pedagogische aanpak, omdat het traject bij de vrijwillige hulpverlening niet van de grond is gekomen. Daarnaast gaat verdachte niet naar school, functioneert hij niet op een verstandelijk beperkt niveau en vertoont hij geen kinderlijk gedrag. Op basis van het wegingskader Adolescentenstrafrecht adviseert de reclassering dan ook om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank constateert dat er geen aanwijzingen zijn voor een pedagogische beïnvloedbaarheid bij verdachte. Bovendien is de rechtbank, gelet op alle omstandigheden, van oordeel dat bij de straftoemeting geen aanleiding bestaat om een instrument uit het jeugdsanctierecht toe te passen. De rechtbank zal dan ook − hoewel in het Pro Justitia rapport van 22 december 2021 door de psycholoog N.J. Sundararajah wel toepassing van jeugdstrafrecht wordt geadviseerd − het advies van de reclassering volgen en het volwassenenstrafrecht toepassen.
De reclassering adviseert daarnaast – bij een veroordeling – een (al dan niet deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een gedragsinterventie middelengebruik;
  • ambulante behandeling;
  • een contactverbod;
  • een locatieverbod (met elektronische monitoring) van maximaal 6 maanden;
  • een locatiegebod (met elektronische monitoring) van maximaal 6 maanden;
  • het verplicht meewerken aan schuldhulpverlening.
De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarden te bevelen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken hebben vastgesteld. De rechtbank sluit daarbij aan bij het oriëntatiepunt van een overval op een winkel. Voor een winkeloverval met licht geweld is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar.
Het samenwerkingsverband, de professionele werkwijze en het gebruik van een wapen weegt de rechtbank als strafverzwarend mee, waardoor een gevangenisstraf van 30 maanden in beginsel passend is. De rechtbank houdt er evenwel in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij zichzelf bij de politie heeft gemeld, ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar was en hij nog een jeugdige leeftijd (21 jaar) heeft.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat met de straf die door de officier van justitie is geëist geen recht wordt gedaan aan de ernst van het feit en de angst die verdachte bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan dit voorwaardelijk deel zullen de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd, zodat verdachte hulp krijgt om zijn gedrag te veranderen en het recidiverisico te verlagen. Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf van 240 uur worden opgelegd.
Gelet op het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 1.495,- aan vergoeding van materiële schade – bestaande uit de posten “telefoon medewerker” ad € 825,- en “geldbedrag in kluis en lade” ad € 670,- – te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het gevorderde geldbedrag ter hoogte van € 670,- is niet betwist en voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen. De gevorderde kosten ter vervanging van de gestolen telefoon zijn wel betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank constateert – net als de verdediging − dat de onderbouwing van de geleden schade ten aanzien van de telefoon ziet op een nieuwe iPhone 12, terwijl verdachte een gebruikte iPhone 8 heeft weggenomen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde schadebedrag en de onderbouwing daarvan niet passen bij het bewezenverklaarde. Daarom zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de waarde van de weggenomen iPhone 8 schatten op € 500,-.
De door de rechtbank toe te wijzen materiële schade bedraagt tezamen € 1.170,- euro
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2021, het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering zal voor het overige deel worden afgewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.170,-
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2021, het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 2 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/035681-20. Deze vordering betreft het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 5 januari 2021 van de politierechter te Amsterdam. In dit vonnis is verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uur, waarvan een voorwaardelijk deel van 20 uur, met bevel dat het voorwaardelijk strafdeel niet tenuitvoergelegd zal worden. Tenuitvoerlegging kan door de rechter worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van een op 1 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 36f, 63, en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
 Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
9 (negen) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde
bijzondere voorwaardenniet naleeft.
- Veroordeelde blijft melden op afspraken met Reclassering Nederland op het adres [locatie reclassering] , zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- Veroordeelde laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- Veroordeelde zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer zoals benoemd in het proces verbaal, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- Veroordeelde bevindt zich voor de duur van maximaal 6 maanden (gerekend vanaf het ingaan van de schorsing van de voorlopige hechtenis op 30 november 2021) niet in het verboden gebied bevinden, te weten op het adres van [benadeelde partij 2] aan [adres benadeelde partij 2] en binnen een straal van 1000 meter daarvan, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft;
- Veroordeelde is voor de duur van maximaal 6 maanden (gerekend vanaf het ingaan van de schorsing van de voorlopige hechtenis op 30 november 2021) op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding.
Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is
[adres verdachte]. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
- Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
 Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [benadeelde partij 2]toe tot een bedrag van € 1.170,- (duizend honderdzeventig) aan vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade op 5 juli 2021.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat
€ 1.170,- (duizend honderdzeventig) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade op 5 juli 2021. Bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast voor de duur van
21 (eenentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
 Gelast de
tenuitvoerleggingvan het bij voornoemd vonnis van 5 januari 2021 opgelegde voorwaardelijk strafdeel, te weten een
werkstraf van 20 (twintig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen jeugddetentie.
Heft op het – geschorste – beveltot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A. van der Pol en M.J.A. Tax, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Koudadi, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 januari 2022.
[(...)]
.