ECLI:NL:RBAMS:2022:4007

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
9869100 CV EXPL 22-6261
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake de vraag of gedaagde als consument moet worden aangemerkt in een geschil over energielevering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2022 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Eneco Zakelijk B.V. als eiseres en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres vorderde een bedrag van € 500,00 met nevenvorderingen, maar de gedaagde heeft niet gereageerd op de dagvaarding en is niet verschenen op de zitting. Hierdoor is er verstek verleend tegen de gedaagde.

De kern van de zaak draait om de vraag of de gedaagde als consument moet worden aangemerkt, wat van invloed is op de toepasselijkheid van consumentenbeschermende bepalingen. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar de definitie van een consument volgens de Europese richtlijn en heeft vastgesteld dat het doel van de overeenkomst moet worden onderzocht. De eiseres heeft niet aangetoond met welk doel de overeenkomst is gesloten, en het enkele feit dat de gedaagde een eenmanszaak heeft, is niet voldoende om te concluderen dat hij niet als consument kan worden aangemerkt.

De rechter heeft geconcludeerd dat de eiseres niet heeft voldaan aan haar stelplicht, omdat zij geen bewijs heeft geleverd van de overeenkomst en de relevante documenten die haar vordering onderbouwen. Hierdoor is de vordering afgewezen en is de eiseres veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van het aantonen van de hoedanigheid van de gedaagde in het kader van consumentenrecht en de verplichtingen van de eiseres om haar vordering te onderbouwen met voldoende bewijs.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9869100 CV EXPL 22-6261
vonnis van: 18 juli 2022
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eneco Zakelijk B.V
gevestigd te Rotterdam
eiseres
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck Gerechtsdeurwaarders
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij dagvaarding van 2 mei 2022 heeft eiseres gevorderd een bedrag van € 500,00 met nevenvorderingen, zoals nader in die dagvaarding omschreven.
Gedaagde heeft geen uitstel verzocht en evenmin uiterlijk op de in de dagvaarding vermelde terechtzitting geantwoord. Tegen gedaagde is verstek verleend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eiseres stelt dat gedaagde een overeenkomst tot energielevering heeft gesloten. Daarbij heeft gedaagde gehandeld in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Het gebruik van elektra behoort tot de normale zakelijke activiteiten van een ondernemer. Voor reflexwerking van consumenten beschermend recht is geen aanleiding, aldus steeds eiseres.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1800) het volgende overwogen over de consument:
“Een consument is volgens art. 2, onder b, Richtlijn 93/13 iedere natuurlijke persoon die bij onder de richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. Het begrip ‘consument’ is een objectief begrip. Niet van belang is over welke concrete kennis of informatie de betrokken persoon beschikt. Evenmin is van belang of de betrokkene een onderneming drijft. In plaats daarvan moet, aan de hand van alle omstandigheden van het geval, worden vastgesteld met welk doel de overeenkomst is aangegaan, wat met name moet worden afgeleid uit de aard van het goed of de dienst waarop de betrokken overeenkomst betrekking heeft (HvJEU 3 september 2015, C-110/14, ECLI:EU:C:2015:538 (Costea)). In twee beschikkingen van latere datum heeft het HvJEU overwogen dat onderzocht moet worden “of de betrokken contractuele band deel uitmaakt van activiteiten die niets te maken hebben met de uitoefening van een beroep of een bedrijf” (HvJEU 19 november 2015, C-74/15, ECLI:EU:C:2015:772 (Tarcău), en HvJEU 14 september 2016, C-534/15, ECLI:EU:C:2016:700 (Dumitraş)). Mede gelet op de verwijzing naar het arrest Costea in de beschikking in de zaak Tarcău, en de wijze waarop het HvJEU beoordeelt of de betrokkene de overeenkomst is aangegaan als consument, moet worden aangenomen dat niet is bedoeld een andere maatstaf aan te leggen dan in het arrest in de zaak Costea is geformuleerd. Wel is verduidelijkt dat, ook als een natuurlijke persoon een overeenkomst (mede) aangaat ten behoeve van een bedrijf, de betrokkene nog steeds als consument kan worden aangemerkt, mits hij zelf geen functionele banden heeft met het bedrijf”.
3. Gelet op het hiervoor aangehaalde citaat, moet worden onderzocht met welk doel gedaagde de overeenkomst is aangegaan. Het enkele feit dat gedaagde een eenmanszaak heeft, is daarbij niet van belang. Het onderzoek naar het doel is van belang om vast te kunnen stellen of de gedaagde al dan niet als consument moet worden aangemerkt.
4. Eiseres stelt dat de energie is geleverd op het adres Koningspalmplein 7 te Amsterdam. Dat adres is tevens het woonadres van gedaagde. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat het doel van gedaagde om de overeenkomst aan te gaan (mede) is geweest energielevering voor hem in privé op zijn woonadres. In dat geval moet gedaagde worden aangemerkt als consument, met als gevolg dat eiseres moet stellen en onderbouwen dat zij heeft voldaan aan de consument beschermende bepalingen die voortvloeien uit de wet en jurisprudentie.
5. Gesteld noch gebleken is met welk doel gedaagde de overeenkomst is aangegaan. Dat doel kan ook niet worden afgeleid uit de (summiere) stukken die eiseres heeft overgelegd. Eiseres heeft haar vordering niet gesubstantieerd met onder meer de overeenkomst, de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden, de tarievenregeling, de facturen en eventueel een uittreksel van de Kamer van Koophandel. Het enige dat eiseres overlegt is een overzicht van de onbetaald gelaten facturen en één aanmaning.
6. Daarmee heeft eiseres niet voldaan aan haar stelplicht. De voor de beslissing van belang zijnde feiten niet volledig aangevoerd, zoals voorgeschreven in artikel 21 Rv. Dat leidt tot afwijzing van de vordering.
7. Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eiseres in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.