ECLI:NL:RBAMS:2022:40

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
9216025 CV EXPL 21-7143
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de vordering wegens procesonbevoegdheid van de gedaagde onder bewind

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen VSB Verhuur Culemborg B.V. (eiseres) en een gedaagde die onder bewind is gesteld. De eiseres had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een huurovereenkomst had gesloten voor de huur van een minigraver en rupsdumper. De gedaagde had de huurperiode verlengd, maar had vervolgens verschillende facturen niet voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 september 2021 werd vastgesteld dat de gedaagde na het uitbrengen van de dagvaarding onder bewind was gesteld. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden om de bewindvoerder in de procedure te betrekken, maar de eiseres heeft dit nagelaten. Op 7 december 2021 heeft de eiseres verzocht om vonnis te wijzen op basis van het procesdossier.

De kantonrechter overwoog dat de gedaagde, als rechthebbende wiens goederen onder bewind zijn gesteld, geen zelfstandige beheers- en beschikkingsbevoegdheid heeft. Dit betekent dat de gedaagde procesonbevoegd is en dat de bewindvoerder als formele procespartij moet worden opgeroepen. Aangezien de bewindvoerder niet was opgeroepen, kon er geen vonnis tegen de gedaagde worden uitgesproken. De kantonrechter verklaarde de eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde.

De uitspraak benadrukt het belang van het betrekken van de bewindvoerder in procedures waarbij de gedaagde onder bewind is gesteld, om te waarborgen dat de rechten van de gedaagde correct worden vertegenwoordigd. De beslissing van de kantonrechter is in lijn met artikel 1:441 lid 1 BW, dat bepaalt dat alleen de bewindvoerder de onder bewind gestelde kan vertegenwoordigen in en buiten rechte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9216025 CV EXPL 21-7143
vonnis van: 11 januari 2022
fno.: 48617

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap VSB Verhuur Culemborg B.V.

gevestigd te Culemborg
eiseres
nader te noemen: VSB
gemachtigde: In-Kas intermediair
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. S.J. van der Aart

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 26 april 2021 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 september 2021. Voor VSB is [naam 1] (debiteurenafdeling) verschenen, vergezeld door mr. R. Kulk. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn begeleider [naam 2] en de gemachtigde.
Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat [gedaagde] na het uitbrengen van de dagvaarding onder bewind is gesteld. Om die reden heeft de kantonrechter de zaak aangehouden zodat VSB de bewindvoerder in de procedure kon betrekken. Op 30 november 2021 is bij rolmededeling hiertoe een laatste termijn gegeven van een week. Op 7 december 2021 heeft VSB de kantonrechter verzocht vonnis te wijzen op basis van het procesdossier.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
VSB exploiteert een onderneming gericht op de verkoop, verhuur en montage van bouwplaatsinrichting, aannemers- en steigermateriaal.
1.2.
[gedaagde] heeft een onderneming gedreven op het gebied van hovenierswerkzaamheden.
1.3.
Partijen hebben op 17 juli 2020 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een minigraver 800KG en rupsdumper. De overeengekomen huurperiode was van 17 juli 2020 tot 20 juli 2020. [gedaagde] heeft diezelfde dag de borg van € 426,75 betaald.
1.4.
Op 20 juli 2020 heeft [gedaagde] de huurperiode telefonisch verlengd tot 23 juli 2020.
1.5.
VSB heeft op 11 augustus 2020 aan [gedaagde] een factuur gestuurd ten bedrage van € 975,21 voor de huurperiode 9 juli 2020 tot 12 augustus 2020. [gedaagde] heeft de factuur niet voldaan.
1.6.
VSB heeft op 22 oktober 2020 aan [gedaagde] een factuur gestuurd ten bedrage van € 4.247,10 voor een huurperiode van tien weken. [gedaagde] heeft de factuur niet voldaan.
1.7.
Bij brief van 8 januari 2021 heeft de incassogemachtigde van VSB aan [gedaagde] een sommatie gestuurd tot betaling van € 7.690,71 binnen vijftien dagen nadat de brief is bezorgd en bij niet tijdige betaling buitengerechtelijke incassokosten aangezegd van € 759,54.

Vordering en verweer

2. VSB vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de huurovereenkomst per 22 oktober 2020 buitengerechtelijk is ontbonden, dan wel in goede justitie te bepalen dat de huurovereenkomst rechtens voor ontbonden wordt verklaard ingaande op de dag van het in deze te wijzen vonnis;
aan [gedaagde] een dwangsom oplegt van € 250,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagde] in verzuim blijft de minigraver en rupsdumper bij VSB in te leveren, met een maximum van € 5.000,00;
alsmede dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
€ 5.354,12 aan onbetaald gelaten facturen;
€ 4.000,00 aan gederfde huurinkomsten over de periode november 2020 tot en met februari 2021;
€ 132,02 aan wettelijke rente, berekend tot 27 april 2021;
€ 975,21 aan buitengerechtelijke incassokosten;
de wettelijke rente over € 9.534,12 vanaf 27 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
de proceskosten.
3. Aan deze vordering legt VSB primair ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Subsidiair stelt VSB dat [gedaagde] onrechtmatig handelt doordat hij de minigraver en rupsdumper na hiertoe te zijn aangemaand, niet bij VSB heeft ingeleverd. Ter zitting heeft VSB haar vordering ten aanzien van de onbetaald gelaten facturen verminderd naar € 5.222,31 en de vordering tot teruggave van de rupsdumper ingetrokken.
4. [gedaagde] betwist de vordering.

Beoordeling

5. [gedaagde] is onder bewind gesteld. Bewind houdt in dat een rechthebbende wiens goederen onder bewind zijn gesteld ten aanzien van die goederen zelfstandige beheers- en beschikkingsbevoegdheid mist, wat meebrengt dat hij met betrekking tot die goederen procesonbevoegd is. De kantonrechter overweegt dat rechten ontleend aan de huurovereenkomst onder het bereik van het bewind vallen. Dat betekent dat in een lopende procedure de bewindvoerder na het bekend worden van het bewind als procespartij opgeroepen dient te worden. Immers, alleen de bewindvoerder kan ex artikel 1:441 lid 1 BW als formele procespartij de onder bewind gestelde in en buiten rechte vertegenwoordigen, hetgeen betekent dat veroordelingen van [gedaagde] tegen de bewindvoerder dienen te worden uitgesproken. VSB heeft de bewindvoerder niet opgeroepen. Nu de bewindvoerder in het onderhavige geval niet als formele procespartij is opgeroepen, heeft dit tot gevolg dat er geen vonnis tegen [gedaagde] kan worden uitgesproken. Om die reden moet VSB in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. VSB wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart VSB niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt VSB in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 746,00 aan salaris gemachtigde;
veroordeelt VSB in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T. Beuving, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.