Beoordelingin conventie en reconventie
8. Vaststaat dat [gedaagde] vanaf oktober 2020 het gehuurde, in ieder geval voor een deel, heeft onderverhuurd aan [naam 5] en [naam 4] , zo heeft [gedaagde] ook bevestigd. Volgens Lieven De Key is dat op grond van de huurovereenkomst die tussen haar en [gedaagde] geldt, te weten de huurovereenkomst die eerst gold tussen Lieven De Key en [naam 2] , niet toegestaan. Ook als wordt uitgegaan van de volgens [gedaagde] gesloten mondelinge huurovereenkomst tussen Lieven De Key en [gedaagde] , zonder onderhuurverbod, schiet [gedaagde] naar de mening van Lieven De Key tekort in haar – in dat geval wettelijke – verplichtingen. Ingevolge artikel 7:244 BW is [gedaagde] immers alleen bevoegd wanneer zij in die woning haar hoofdverblijf heeft, om een deel van de woning onder te verhuren. Volgens Lieven De Key heeft [gedaagde] geen hoofdverblijf in het gehuurde.
9. Lieven De Key heeft haar stelling op dit punt voldoende toegelicht en gestaafd met stukken, waaronder het proces verbaal van de politie van 18 februari 2020 (zie 1.6), de verklaring van [naam 4] tijdens het huisbezoek op 9 september 2021 (zie 1.8) en de (ongedateerde) brief van [naam 5] waarin hij schrijft dat [gedaagde] en [naam 3] niet met hen samen in de woning wonen. Ook het feit dat [naam 5] en [naam 4] een maandelijkse huur betalen van € 750,- en € 75,- voor het internet, ten opzichte van de huidige huurprijs van € 492,13 per maand, is een aanwijzing dat de woning niet wordt gedeeld met [gedaagde] .
10. Dat [gedaagde] alleen een deel van de woning mag onderverhuren wanneer zij daar zelf hoofdverblijf heeft, is niet betwist. [gedaagde] bestrijdt echter dat zij daar geen hoofdverblijf zou hebben. Tegenover de gemotiveerde stelling van Lieven De Key heeft [gedaagde] meerdere bus- en treintickets overgelegd, waaruit volgt dat zij in de periode van 15 september 2020 tot en met 10 oktober 2021 enkele keren heeft gereisd tussen Amsterdam en Antwerpen, tussen Brussel en Londen en tussen Londen en Amsterdam. Daarnaast heeft [gedaagde] een op 25 augustus 2021 aan de Sheffield Hallam University in Manchester, Verenigd Koninkrijk, behaald diploma overgelegd. Hieruit volgt volgens [gedaagde] dat zij een opleiding in het Verenigd Koninkrijk volgde en heeft zij daarom twee kamers van de woning aan [naam 5] en [naam 4] , die dringend woonruimte nodig hadden, verhuurd. Omdat [gedaagde] aanzienlijke reis- en studiekosten had, heeft zij de huurprijs bepaald op € 750,-. [gedaagde] heeft verder op haar naam voor [naam 5] een internetabonnement afgesloten en daarmee is de huurprijs verhoogd. Verder staat zij op het gehuurde ingeschreven en ontvangt zij daar ook post. Wanneer zij niet op de woning verblijft houdt haar broer, [naam 3] , een oogje in het zeil. Hieruit volgt dat ze al die tijd hoofdverblijf heeft in het gehuurde, aldus [gedaagde] .
11. Onder het hebben van hoofdverblijf wordt kort gezegd verstaan dat het leven van de huurder zich in hoofdzaak in en vanuit de woning afspeelt. Uit de trein- en bus tickets volgt dat [gedaagde] op en neer reisde naar de verschillende steden en uit het diploma volgt dat zij een opleiding heeft afgerond in Manchester. Uit die stukken kan echter niet worden geconcludeerd dat het leven van [gedaagde] zich hoofdzakelijk in en vanuit de woning afspeelde en ook thans afspeelt. De omstandigheid dat zij in de basisregistratie is ingeschreven op dat adres is evenmin voldoende om het hebben van hoofdverblijf voldoende te ondersteunen. [gedaagde] voert daarnaast aan dat zij post ontvangt op het gehuurde, maar een verdere toelichting daarop heeft zij niet gegeven. Indien [gedaagde] gedurende langere perioden in het gehuurde in Amsterdam verblijft, daar woont en haar hoofdverblijf heeft, zoals zij stelt, mag worden verwacht dat zij dat had gestaafd bijvoorbeeld met aankoopbewijzen en/of pinbetalingen van boodschappen of andere aankopen in de buurt van de woning, maar hiervan heeft [gedaagde] niets laten zien. Ook heeft [gedaagde] niet toegelicht hoe zij samen met [naam 5] , [naam 4] en hun kind de woning deelt en daarvan ter onderbouwing foto’s of andere bewijzen overgelegd.
12. De gemotiveerde stelling van Lieven De Key dat [gedaagde] geen hoofdverblijf in de woning heeft, is met het voorgaande onvoldoende door [gedaagde] betwist. Verder wordt het – overigens eerst ter zitting – aangeboden bewijs om [naam 3] en ‘zijn vriendin’ te horen, als onvoldoende concreet gepasseerd nu niet is toegelicht waarover zij dan precies kunnen verklaren. Daarbij wordt opgemerkt dat [gedaagde] thans beweert dat [naam 3] haar broer is, terwijl hij volgens de inschrijving in de basisregistratie is geboren op [geboortedatum] , te weten vier weken na [gedaagde] .
13. Conclusie is dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] in het gehuurde haar hoofdverblijf heeft terwijl zij de woning, in ieder geval vanaf oktober 2020 en voor anderhalf keer de huurprijs, wel onderverhuurt. Zij is daartoe niet bevoegd op grond van artikel 7:244 BW. Daarmee schiet zij tekort in de nakoming van haar verplichting zich als een goed huurder te gedragen. Deze tekortkoming is dermate ernstig, mede gelet op de grote schaarste aan sociale huurwoningen in Amsterdam en de daaruit voortvloeiende woningnood, dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De gevorderde ontbinding en ontruiming worden dan ook toegewezen.
14. De vordering in reconventie wordt afgewezen, nu Lieven De Key de stelling dat zij opdracht heeft gegeven om de sloten te vervangen gemotiveerd betwist. Het enkele feit dat [naam 5] in zijn brief verklaart dat Van der Niet hem beval (“ordered”) de sloten te veranderen, is, mede nu [naam 5] belang heeft bij die verklaring, onvoldoende om vast te stellen dat Lieven De Key hem ook daadwerkelijk die opdracht gaf, nog los van de reden dat de sloten zijn vervangen. [gedaagde] heeft zich immers als (onder)verhuurster zonder hoofdverblijf de toegang verschaft tot de woning, waarin een gezin met minderjarig kind woonde.
15. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast, waarbij de proceskosten in reconventie worden begroot op nihil.