ECLI:NL:RBAMS:2022:398

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
9493318
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging borgstelling door echtgenote en gevolgen voor betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Paridon Containers B.V. en meerdere gedaagden, waaronder [gedaagde 5]. De kern van de zaak betreft de vernietiging van een borgstelling door de echtgenote van [gedaagde 5], die als borg optrad voor de verplichtingen van [gedaagde 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote van [gedaagde 5] niet had ingestemd met de borgstelling, zoals vereist volgens artikel 1:88 BW. Dit leidde tot de conclusie dat de borgstelling vernietigd was, omdat de toestemming ontbrak. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst van borgtocht niet kan worden aangemerkt als een rechtshandeling die behoort tot de normale uitoefening van het bedrijf van [gedaagde 5]. De vordering van Paridon Containers tegen [gedaagde 5] werd afgewezen, terwijl de overige gedaagden hoofdelijk werden veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen aan Paridon Containers. De proceskosten werden toegewezen aan de zijde van [gedaagde 5].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9493318 CV EXPL 21-14855
vonnis van: 28 februari 2022
fno.: 438
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
de besloten vennootschap Paridon Containers B.V.
gevestigd te Diemen
eiseres
nader te noemen: Paridon Containers
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst
t e g e n

1.de besloten vennootschap [gedaagde 1] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats 2]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde 1]
niet verschenen

2.[gedaagde 2] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats 2]
gedaagde
niet verschenen

3.[gedaagde 3] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats 1]
gedaagde
niet verschenen

4.[gedaagde 4] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats 1]
gedaagde
niet verschenen

5.[gedaagde 5]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde 5]
gemachtigde: mr. J. W. Hilhorst
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- dagvaarding van 29 juni 2021 met producties;
- conclusie van antwoord met producties;
- vonnis d.d. 13 oktober 2021 waarmee de zaak is verwezen naar de kamer voor kantonzaken;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2022. Daaraan voorafgaande hebben beide partijen aanvullende producties overgelegd. Paridon Containers is verschenen bij [naam] , vergezeld door mr. J.W. Hilhorst als gemachtigde. [gedaagde 5] is verschenen, vergezeld door mr. I. Epe als gemachtigde. Partijen zijn gehoord, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Hun gemachtigden hebben pleitnota’s over gelegd. De behandeling is enige tijd geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven, hetgeen niet tot resultaat heeft geleid.
Vonnis is bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Paridon Containers exploiteert een bedrijf dat onder meer afvalcontainers verhuurt en het daarin verzamelde (bouw)afval verwerkt.
1.2.
[gedaagde 1] is een bedrijf dat werkzaamheden uitvoert op het gebied van onderhoud, verbouwingen en renovaties.
1.3.
Tussen partijen is een overeenkomst gesloten op grond waarvan Paridon Containers containers aan [gedaagde 1] ter beschikking heeft gesteld waarvoor [gedaagde 1] kosten verschuldigd is aan Paridon Containers.
1.4.
In verband daarmee heeft Paridon Containers facturen gezonden aan [gedaagde 1] . Op 25 februari 2020 was daarvan een bedrag van € 26.152,10 onbetaald gebleven.
1.5.
Op 25 februari 2020 is tussen Paridon Containers als ‘kredietgever’, [gedaagde 1] als ‘kredietnemer’ en gedaagden sub 2 tot en met 5 als borgen een ‘Overeenkomst tot borgtocht’ gesloten. Daarin staat onder meer vermeld dat partijen ( [gedaagde 1] en de borgen vertegenwoordigd door [gedaagde 5] ) “
verklaren als volgt te zijn overeengekomen:
De Borg verbindt zich bij deze, jegens de Kredietgever voornoemd, als borg en hoofdelijk schuldenaar voor [gedaagde 1] BV. hierna te noemen ‘de Kredietnemer”, tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de Kredietgever van de Kredietnemer te vorderen heeft. Ten tijde van aangaan van deze borg was de vordering groot euro € 26.152,10 zegge zesentwintigduizend honderdtweeenvijftig euro en 10 cent.”
1.6.
In artikel 2 van de overeenkomst is verder bepaald:

De Borg is niet gehouden tot nakoming van zijn verbintenis voordat de Kredietnemer in de nakoming van zijn verbintenis voortvloeiend uit de overeenkomst persoonlijke lening is te kort geschoten. Indien en zodra de Kredietnemer in de nakoming van zijn verbintenissen uit de overeenkomst persoonlijke lening te kort is geschoten en aldus in verzuim is, is de Borg verplicht op eerste verzoek van de Kredietgever zijn verbintenis aan de Kredietgever te voldoen.”
1.7.
[gedaagde 5] is (indirect) bestuurder en grootaandeelhouder van [gedaagde 1] en van gedaagden sub 2 tot en met 4.
1.8.
Op 8 december 2020 is [gedaagde 1] failliet verklaard. Na verzet daartegen is dit faillissement op 23 december 2020 vernietigd.
1.9.
Tussen de (gemachtigden van) Paridon Containers en [gedaagde 1] is gecorrespondeerd over een betalingsregeling voor de nog onbetaald gebleven facturen. Bij e-mail van 3 maart 2021 heeft Paridon Containers daartoe een voorstel gedaan. [gedaagde 1] heeft wel een in dat voorstel voorkomend eerste afbetalingsbedrag van € 3.500,- betaald, maar niet binnen de in dat voorstel opgenomen termijn.
1.10.
Bij brief d.d. 23 september 2021 heeft de echtgenote van [gedaagde 5] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de door haar echtgenoot aangegane overeenkomst van borgtocht, wegens het ontbreken van haar toestemming daarvoor als bedoeld in artikel 1:88 BW.
Vordering en verweer
2. Paridon Containers vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis alle gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van:
€ 24.975,71 wegens hoofdsom;
€ 1.059,76 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
€ 2.372,97 wegens wettelijke handelsrente rente, berekend tot en met 31 maart 2021;
e wettelijke handelsrente over € 28.408,44 met ingang van 1 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen;
3. Aan deze vordering legt Paridon Containers met name ten grondslag – kort samengevat – dat [gedaagde 1] ondanks aanmaning in verzuim is om de facturen voor de verhuurde en verwerkte containers te voldoen. Daardoor was Paridon Containers genoodzaakt tot het maken van buitengerechtelijke kosten, waarvoor [gedaagde 1] aansprakelijk is. Gelet op de overeenkomst van borgtocht is zij gerechtigd om voor de vordering op [gedaagde 1] de borgen aan te spreken, dat wil zeggen gedaagden sub 2 tot en met 5. De borgen zijn er van op de hoogte (via [gedaagde 5] ) dat [gedaagde 1] bij brief van 3 augustus 2020 is gesommeerd tot betaling van de hoofdsom, rente en incasso. Paridon Containers betwist dat de overeenkomst van borgtocht rechtsgeldig is vernietigd door de echtgenote van [gedaagde 5] en/of dat die overeenkomst niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, reeds omdat er sprake is van een zakelijke overeenkomst die is aangegaan in de normale uitoefening van het bedrijf van [gedaagde 5] .
4. [gedaagde 5] heeft de vordering gemotiveerd betwist. Op dit verweer zal, voor zover relevant, hierna nader worden ingegaan.
Beoordeling
5. [gedaagde 1] en de gedaagden sub 2 tot en met 4 zijn, hoewel het exploot van dagvaarding op juiste wijze is betekend, niet in de procedure verschenen. De vorderingen op hen komen niet ongegrond of onrechtmatig voor en zijn jegens hen toewijsbaar als hierna zal worden bepaald, behalve voor zover rente wordt berekend over een hoger bedrag dan de (resterende) hoofdsom, nu daarvoor onvoldoende is gesteld.
Deze gedaagden worden als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van Paridon Containers belast.
6. Paridon Containers heeft aan haar vordering tegen [gedaagde 5] ten grondslag gelegd dat deze als borg op grond van de overeenkomst van borgtocht verplicht is te voldoen hetgeen [gedaagde 1] aan Paridon Containers verschuldigd is. [gedaagde 5] heeft daartegen verweer gevoerd, onder meer door een beroep te doen op de vernietiging van de overeenkomst van borgtocht door zijn echtgenote, wegens het ontbreken van haar toestemming voor de borgtocht. Dat deze toestemming ontbreekt is tussen partijen niet in geschil. Wel is in geschil of er sprake is van een overeenkomst die is aangegaan in de normale uitoefening van het bedrijf van de vennootschap(pen) van [gedaagde 5] . Volgens Paridon Containers is dit laatste het geval, waardoor géén toestemming is vereist van zijn echtgenote. Volgens [gedaagde 5] is er geen sprake van een overeenkomst die is aangegaan in de normale uitoefening van het betreffende bedrijf. Naar aanleiding hiervan wordt overwogen als volgt.
7. De vraag of de uitzondering van art. 1:88 lid 5 BW op het toestemmingsvereiste van art. 1:88 lid 1, aanhef en onder c, BW van toepassing is, moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of de rechtshandeling, waarvoor de zekerheid wordt verstrekt, zelf behoort tot de rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van een bedrijf plegen te worden verricht (HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1220). Daarbij is mede van belang wat het doel van de zekerheidsstelling was en of tegenover de borgtocht een tegenprestatie van de kredietgever stond die de borg of diens onderneming een financieel of ander voordeel opleverde (HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:483).
8. Reden voor het aangaan van de overeenkomst van borgtocht was in het onderhavige geval de grote betalingsachterstand van [gedaagde 1] en haar onvermogen om daar op korte termijn een einde aan te maken. Dit als gevolg van haar slechte financiële positie. Zoals partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben bevestigd zou het niet aangaan van de borgtocht hebben geleid tot het niet langer door Paridon Containers ter beschikking stellen van de containers, wat hoogstwaarschijnlijk een einde van de activiteiten van [gedaagde 1] en haar faillissement zouden hebben betekend. Vast staat dat er geen sprake was van een voordeel voor [gedaagde 1] in de zin dat zij extra bedrijfskrediet ter beschikking kreeg. De overeenkomst van borgtocht bepaalde niet dat Paridon Containers gedurende enige tijd (of onder bepaalde voorwaarden) geen executiemaatregelen zou mogen nemen. [gedaagde 1] was reeds in verzuim, zodat [gedaagde 5] als borg reeds aanstonds kon worden aangesproken op grond van artikel 2 van de overeenkomst van borgtocht (hiervoor geciteerd bij 1.6). Wel kan worden aangenomen dat het in de bedoeling van partijen (Paridon Containers en [gedaagde 1] ) lag dat [gedaagde 1] enige tijd uitstel van betaling zou verkrijgen, maar daarover was niets concreets afgesproken in de borgtocht of in een andere overeenkomst.
9. De overeenkomst die moet worden beoordeeld met toepassing van de hiervoor onder 7. bedoelde maatstaf betrof de afspraak dat [gedaagde 1] enig (maar niet nader bepaald) uitstel van betaling kreeg en dat Paridon Containers meer verhaalsmogelijkheden kreeg voor de reeds opeisbare schuld van [gedaagde 1] , zonder dat er sprake was van een verhoging van de liquiditeit of enig ander voordeel voor [gedaagde 1] . Een dergelijke overeenkomst kan niet worden aangemerkt als een overeenkomst die behoort tot de rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van een bedrijf plegen te worden verricht.
10. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde 5] op grond van artikel 1:88 BW voor het aangaan van de overeenkomst van borgtocht de schriftelijke toestemming van zijn echtgenote behoefde. Nu deze ontbrak was zijn echtgenote bevoegd een beroep te doen op de vernietigbaarheid van die overeenkomst als bedoeld in artikel 1:89 BW. Nu de echtgenote van [gedaagde 5] dit tijdig heeft gedaan is de overeenkomst van borgtocht vernietigd voor zover deze ziet op de overeenkomst van borgtocht tussen Paridon Containers en [gedaagde 5] in privé.
11. Voor zover andere vennootschappen, vertegenwoordigd door [gedaagde 5] als hun (indirect) bestuurder, zich bij de overeenkomst van borgtocht als borg hebben gesteld, wordt die overeenkomst niet getroffen door het beroep op vernietiging door de echtgenote van [gedaagde 5] omdat daarvoor haar toestemming niet nodig was.
12. Uit het voorgaande volgt dat de vordering voor zover gericht tegen [gedaagde 5] wordt afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
13. Paridon Containers wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 5] belast.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde 1] en de gedaagden sub 2 tot en met 4 hoofdelijk om tegen bewijs van kwijting te betalen aan Paridon Containers:
€ 24.975,71 wegens hoofdsom;
€ 1.059,76 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
€ 2.372,97 wegens wettelijke handelsrente rente, berekend tot en met 31 maart 2021;
e wettelijke handelsrente over € 24.975,71 met ingang van 1 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
II. veroordeelt [gedaagde 1] en de gedaagden sub 2 tot en met 4 hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Paridon Containers tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 1.013,00
-kosten dagvaarding: € 107,05
-salaris gemachtigde: € 996,00
--------------
Totaal: € 1.789,05
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
III. veroordeelt [gedaagde 1] en de gedaagden sub 2 tot en met 4 hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten voor Paridon Containers, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
IV. wijst af de vorderingen voor zover gericht tegen [gedaagde 5] ;
V. veroordeelt Paridon Containers in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 5] tot op heden begroot op € 996,00 inclusief eventueel verschuldigde BTW;
VI. veroordeelt Paridon Containers in de na dit vonnis ontstane kosten voor [gedaagde 5] , begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
VII. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VIII. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.