ECLI:NL:RBAMS:2022:3957

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
13/080858-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; weigeringsgrond artikel 12 OLW niet van toepassing

Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Sąd Ogręgowy w Gdańsku (Regional Court in Gdańsk). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 april 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1985, was in Nederland aangehouden en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof. Tijdens de zittingen op 24 mei en 16 juni 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn afwezigheid op de laatste zitting leidde tot het opheffen van de schorsing van het bevel tot gevangenneming.

De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 7 juni 2022 het onderzoek heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over de aard van het vonnis van 29 juni 2018, dat ten grondslag ligt aan het EAB. De Poolse autoriteiten bevestigden dat het vonnis geen samengesteld vonnis is en dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Hierdoor was de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen andere weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, betroffen medeplegen van verduistering, gepleegd door de opgeëiste persoon in zijn hoedanigheid van werknemer. De rechtbank heeft derhalve de overlevering toegestaan, en uitgesproken dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/080858-22 (EAB II)
RK nummer: 22/1795
Datum uitspraak: 23 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 maart 2022 door de
Sąd Ogręgowy w Gdańsku (Regional Court in Gdańsk)(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 24 mei 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 mei 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd. Deze verlenging heeft zij nodig om over de verzochte overlevering te beslissen.
Verder heeft de rechtbank de gevangenneming van de opgeëiste persoon bevolen en die gevangenneming vervolgens direct weer geschorst.
Tussenuitspraak 7 juni 2022
Op 7 juni 2022 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen. In die uitspraak heeft zij het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen in het kader van artikel 12 OLW.
Zitting 16 juni 2022
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 16 juni 2022.
De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. M. Diependaal, en de gemachtigd raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. S.M. Hof.
De opgeëiste persoon is – zonder voorafgaand bericht – niet verschenen.
Omdat de opgeëiste persoon zich – door niet te verschijnen – niet aan alle hem opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, heeft de rechtbank de schorsing van het bevel gevangenneming opgeheven.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
District Court in Sopotvan 29 juni 2018 (referentie: II K 110/16).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In haar tussenuitspraak van 7 juni 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of het vonnis van de
District Court in Sopotvan 29 juni 2018 een samengesteld vonnis is, waaraan meerdere vonnissen ten grondslag liggen.
De Poolse autoriteiten hebben bij e-mail van 10 juni 2022 geantwoord dat het vonnis van 29 juni 2018 geen samengesteld vonnis is.
In het EAB staat onder d) vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

5.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer voldaan is aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, moet de overlevering worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 en 322 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Ogręgowy w Gdańsku (Regional Court in Gdańsk)(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.