Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Sąd Ogręgowy w Gdańsku (Regional Court in Gdańsk). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 april 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1985, was in Nederland aangehouden en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof. Tijdens de zittingen op 24 mei en 16 juni 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn afwezigheid op de laatste zitting leidde tot het opheffen van de schorsing van het bevel tot gevangenneming.
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 7 juni 2022 het onderzoek heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over de aard van het vonnis van 29 juni 2018, dat ten grondslag ligt aan het EAB. De Poolse autoriteiten bevestigden dat het vonnis geen samengesteld vonnis is en dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Hierdoor was de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.
De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen andere weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, betroffen medeplegen van verduistering, gepleegd door de opgeëiste persoon in zijn hoedanigheid van werknemer. De rechtbank heeft derhalve de overlevering toegestaan, en uitgesproken dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.