Op 30 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 2 mei 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 in Polen, verblijft momenteel in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats en is gedetineerd. Tijdens de openbare zitting op 16 juni 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar voor diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, zoals vermeld in het EAB.
De raadsman heeft tijdens de zitting medische omstandigheden aangevoerd, waarbij de opgeëiste persoon recentelijk vermoedelijk lijdt aan leukemie. Hij verzocht om uitstel van de feitelijke overlevering om medische stukken te verzamelen. De officier van justitie heeft aangegeven dat de medische stukken gedeeld zullen worden met de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft overwogen dat de medische situatie van de opgeëiste persoon van belang kan zijn voor de beslissing over de feitelijke overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan plaatsvinden, waarbij de zorgvuldige overdracht aan de Poolse autoriteiten wordt gewaarborgd.
De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, OLW.