ECLI:NL:RBAMS:2022:3941

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
13/247909-20 (A), 13/010677-21 (B), 13/000228-21 (C), 13/280699-20 (D),
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen, belediging, mishandeling, wederspannigheid, poging autoinbraak en vernieling

Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreigingen, belediging, mishandeling, wederspannigheid, poging tot autoinbraak en vernieling. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De verdachte is onder andere beschuldigd van het bedreigen van politieagenten en andere ambtenaren, waarbij de bedreigingen vaak gepaard gingen met gewelddadige en beledigende uitlatingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op verschillende momenten in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij de bedreigingen een ernstige impact hebben gehad op de slachtoffers, waaronder een buurtregisseur/wijkagent. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 308 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het gebrek aan respect voor het openbaar gezag zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/247909-20 (A), 13/010677-21 (B), 13/000228-21 (C), 13/280699-20 (D),
13/286241-20 (E), 13/054177-22 (F), 13/226393-20 (G) en 13/004190-22 (H)
Datum uitspraak: 6 juli 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juni 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B, zaak C, zaak D, zaak E, zaak F, zaak G en zaak H aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Ang, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.A. van der Waal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A:
Op 2 oktober 2020:
1. bedreiging van agenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
2. wederspannigheid tegen agenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
3. niet voldoen aan een ambtelijk bevel om mee te werken aan een speekselonderzoek, bloedonderzoek en het onderzoek van de psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties;
Zaak B:
bedreiging van buurtregisseur/wijkagent [wijkagent] in de periode 4 november 2020 tot en met 8 januari 2021;
Zaak C:
vernieling van een tuinhek van [persoon 1] op 1 januari 2021;
Zaak D:
bedreiging van [persoon 1] en [persoon 2] op 7 november 2020;
De rechtbank leest het in de regels 2 en 4 van het onder zaak D ten laste gelegde vermelde “ [persoon 1] ” als “ [persoon 1] ”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
Zaak E:
bedreiging van buurtregisseur/wijkagent [wijkagent] in de periode 6 november 2020 tot en met 9 november 2020;
Zaak F:
bedreiging van twee gezinsmanagers (bij de Jeugdbescherming) in de periode van 24 februari 2022 tot en met 1 maart 2022;
Zaak G:(na wijziging op de zitting van 17 september 2020)
Op 8 september 2020:
1.
primair:poging tot diefstal met braak van een auto van [persoon 3] ;
subsidiair:vernieling van een auto van [persoon 3] ;
2. bedreiging van [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] ;
3. belediging van ambtenaren [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] ;
Zaak H:
Op 5 januari 2022:
1. bedreiging van [verbalisant 6] en [verbalisant 7] ;
2. mishandeling van ambtenaar [verbalisant 7] .
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair in zaak G. Verder kunnen alle feiten worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitaantekeningen – vrijspraak bepleit van de feiten in zaak A, zaak B, zaak E, zaak G en feit 2 in zaak H. De rechtbank gaat hierna in haar oordeel voor zover nodig nader in op de verweren van de raadsman. Ten aanzien van zaak C, zaak D, zaak F en feit 1 in zaak H heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Zaak A
3.3.1.1. Verklaring van de verbalisanten
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] geen waarheidsgetrouw beeld geven van het incident, nu op de door omstanders gemaakte filmpjes niet te zien is dat verdachte dronken of opgefokt is, of dat hij zich verzet tegen de aanhouding. Op de filmpjes is volgens de raadsman juist te zien dat er sprake is van disproportioneel politiegeweld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in het proces-verbaal van bevindingen verklaard dat zij op 2 oktober 2020 omstreeks 23:40 uur een melding kregen dat ongeveer dertig personen overlast zouden veroorzaken op een parkeerplaats op de [straatnaam 1] in Amsterdam. Eenmaal ter plaatse hoorden zij harde muziek en zagen zij meerdere personen met glazen met drinken in hun handen. Toen de verbalisanten in het dienstvoertuig de kentekens van de betrokken voertuigen natrokken, kwam verdachte naar het voertuig gelopen. Verdachte was opgefokt en stond voor het raam te schreeuwen. Hij trok de deur van het dienstvoertuig open en riep waarom de verbalisanten zijn foto hadden. Toen de verbalisanten uit het dienstvoertuig stapten, kwam verdachte direct op hen af en vroeg op zeer luide toon waarom ze zijn voertuig natrokken. Verbalisanten zagen dat hij onder invloed was en dat hij bleef schreeuwen dat ze moesten oprotten. Toen ze hem vervolgens wilden aanhouden, rukte verdachte zich los en liep weg. [verbalisant 2] heeft verdachte toen opnieuw vastgepakt, waarna verdachte zich wederom losrukte door hem weg te duwen. Toen [verbalisant 2] zijn wapenstok pakte, kwam verdachte opgefokt op hem aflopen. De verbalisanten hebben toen pepperspray gebruikt, waarop verdachte is weggerend. Uiteindelijk konden verbalisanten verdachte na een achtervolging insluiten en is er gebruik gemaakt van de wapenstok. Verdachte staakte verzet, ging op zijn knieën zitten en reageerde niet toen verbalisanten hem sommeerden op de grond te gaan liggen. Verbalisanten hebben hem vastgepakt en naar de grond gewerkt. Verdachte bleef tegenwerken toen de handboeien werden aangebracht, waardoor verbalisanten hem moesten knevelen. Met de nodige kracht konden de handboeien toen wel worden aangebracht. Tijdens het vervoer in de politiebus heeft verdachte de verbalisanten bedreigd.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat de verbalisanten precies bij zijn auto stopten. Verdachte is toen naar hen toe gegaan om zijn identiteitsbewijs te tonen. Volgens verdachte gedroegen de verbalisanten zich al vanaf het begin agressief, terwijl hij rustig met hen in gesprek wilde gaan. De agenten sloegen met hun wapenstokken en gebruikten pepperspray. Verdachte is weggerend omdat hij bang was. Hij heeft niet meegewerkt met het speekselonderzoek, het bloedonderzoek en het onderzoek van de psychomotorische functies en/of de oog- en spraakfuncties, omdat hij vond dat hij zonder reden was aangehouden. Verdachte heeft verder verklaard dat hij ongeveer vijf bier had gedronken.
Op de zitting zijn de filmpjes van het incident bekeken. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in het proces-verbaal van bevindingen, dat door hen op ambtsbelofte is opgemaakt.
Op de filmpjes zijn slechts korte fragmenten te zien van hetgeen zich heeft afgespeeld en de door de raadsman betwiste onderdelen zijn niet waar te nemen. Ook is niet te zien dat er bij de aanhouding sprake is van disproportioneel of excessief geweld door de verbalisanten. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de verklaring van de verbalisanten.
3.3.1.2. Feit 1
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 in zaak A ten laste gelegde bewoordingen niet als bedreigend in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen worden aangemerkt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de bewoordingen een reactie waren op het disproportionele optreden van de verbalisanten en dat bij verbalisanten dan ook niet de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte de bedreigingen ten uitvoer zou leggen.
Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij de ten laste gelegde bewoordingen naar de verbalisanten heeft geuit. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze bewoordingen wel degelijk als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr kunnen worden aangemerkt. Zo heeft verdachte onder meer geroepen: “
Die Hollanders die je net zag, die gaan je pakken gap. Ik ga er voor zorgen waar jij woont jongen. Dit is een dreigement jongen, vertel dat maar aan de rechter. Ik ga jou volgen gap. Je kop is onthouden door Hollanders. Ze gaan je neuken gap. Ze gaan je kankerhard neuken. Ze gaan je kankerhard neuken.”Door deze bewoordingen te uiten, kon bij de verbalisanten de redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook daadwerkelijk gepleegd zou worden. Feit 1 in zaak A kan dan ook worden bewezen.
3.3.1.3. Feit 2
Zoals hiervoor onder 3.3.1.1. is overwogen gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in het door hun opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. Op grond van die verklaringen en de verklaring van verdachte op de zitting dat hij wegrende, vindt de rechtbank dat feit 2 in zaak A kan worden bewezen.
3.3.1.4. Feit 3
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat verdachte tijdens het incident onvast ter been was, zich opgefokt gedroeg en dat hij grote ogen en pupillen had. De rechtbank is – anders dan de raadsman – van oordeel dat er dan ook sprake was van aanwijzingen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten onder invloed van alcohol of andere middelen heeft gepleegd, zoals genoemd in artikel 55d lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De verbalisanten mochten daarom bevelen dat verdachte medewerking moest verlenen aan het speekselonderzoek, het bloedonderzoek en het onderzoek van de psychomotorische functies en/of de oog- en spraakfuncties. Verdachte heeft dit geweigerd. De rechtbank is van oordeel dat feit 3 in zaak A kan worden bewezen.
3.3.1.5. Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft bij pleidooi het voorwaardelijk verzoek gedaan om zaak A af te splitsen en aan te houden voor het verrichten van de volgende onderzoekshandelingen:
1. opdracht geven aan het Openbaar Ministerie om de inloggegevens van de camerabeelden van het [school] te verstrekken;
2. het horen van de schooldirecteur [schooldirecteur] ;
3. het horen van de voormalig schooldirecteur [voormalig schooldirecteur] .
De rechtbank ziet niet in hoe het resultaat van de gewenste onderzoekshandelingen van de raadsman in redelijkheid kan bijdragen bij het beantwoorden van (een van) de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, nu uit eerder onderzoek is gebleken dat de camerabeelden van het [school] niet meer beschikbaar zijn. Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman wordt afgewezen.
3.3.2.
Zaak B
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de bedreiging van [wijkagent] . Daarnaast is het tijdsverloop tussen het moment van de vermeende uitlatingen en het moment van aangifte van invloed op het aannemen van de vereiste redelijke vrees. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aangeefster [wijkagent] heeft verklaard dat zij vanwege haar werkzaamheden als buurtregisseur/wijkagent in de wijk [wijk] in contact kwam met verdachte. In het begin verliep dit contact redelijk goed, maar dat veranderde naarmate verdachte stelselmatig in beeld kwam na meerdere anonieme meldingen over zijn gezin. Aangeefster heeft toen haar netwerk ingeschakeld om de casus in behandeling te nemen. In november 2020 is aangeefster voor de eerste keer door verdachte bedreigd. In december 2020 hoorde aangeefster van [reclasseringsmedewerker] , de netwerkpartner van Reclassering Inforsa, dat verdachte nog steeds heel boos was op haar. Op 8 januari 2021 sprak aangeefster met haar netwerkpartner van de Jeugdbescherming. Diegene vertelde haar toen dat verdachte de naam van aangeefster tijdens elk gesprek nog meermalen noemde. Verdachte had eerder tegen de netwerkpartner gezegd: “Ik koop een wapen in Amsterdam West, ik kan daar voor minder dan 2000 euro aan een wapen komen. Ik schiet [wijkagent] helemaal overhoop.” De netwerkpartner heeft aangeefster vervolgens een e-mail gestuurd, waarin hij/zij onder andere vertelde dat verdachte tijdens een huisbezoek op 4 november 2020 bedreigende teksten over aangeefster heeft geuit.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in een emotionele toestand verkeerde en dat hij vanuit die emotie van alles tegen de netwerkpartner van de Jeugdbescherming heeft geroepen. Hij dacht dat dit een vertrouwelijk gesprek was en dat hij er vanuit ging dat de netwerkpartner dit niet tegen aangeefster zou zeggen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in het licht van bovengenoemde omstandigheden er vanuit kon gaan dat de netwerkpartner van de Jeugdbescherming aangeefster op de hoogte zou stellen van de door verdachte aan haar adres geuite bedreigingen. Het moet bekend voor verdachte zijn geweest dat aangeefster en de netwerkpartner met elkaar in contact stonden. De Jeugdbescherming was immers bij het gezin betrokken geraakt naar aanleiding van een melding van aangeefster. Verdachte heeft dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster daadwerkelijk op de hoogte zou raken van die bedreigingen en het, op zijn minst, voorwaardelijk opzet gehad op het bedreigen van aangeefster. Uit de inhoud van die bedreigingen volgt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar dat verdachte aangeefster vrees wilde aanjagen. Het tijdsverloop tussen het moment van de bedreigingen en het moment van aangifte doet daar niets aan af. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd. Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het onderdeel dat hij aangeefster elf keer heeft gebeld vanuit de penitentiaire inrichting, nu deze gedraging op zichzelf geen bedreiging oplevert en deze niet in zodanig verband staat met de woordelijke bedreigingen dat daardoor ook het bellen niet anders dan als bedreigend kan worden aangemerkt.
3.3.3.
Zaak C
De rechtbank komt op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte tot een bewezenverklaring van de vernieling van het tuinhek van [persoon 1] . Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.3.4.
Zaak D
De rechtbank komt op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten ter plaatse en het proces-verbaal van bevindingen met de uitgewerkte audio-opname tot een bewezenverklaring van de bedreiging van [persoon 1] en [persoon 2] . Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.3.5.
Zaak E
De raadsman heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde bewoordingen niet als bedreiging kunnen worden gekwalificeerd en dat deze bewoordingen niet gericht waren tegen aangeefster. Verdachte had geen opzet om aangeefster via [reclasseringsmedewerker] te bedreigen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 9 november 2020 contact had met [reclasseringsmedewerker] , de reclasseringsmedewerker van verdachte. [reclasseringsmedewerker] vertelde haar dat verdachte hem op 6 november 2020 WhatsApp-berichten heeft gestuurd, waarbij verdachte de naam van aangeefster heeft genoemd en bedreigingen naar haar heeft geuit. Zo heeft verdachte onder meer de volgende berichten verstuurd: "
Ik heb 25 cobra ingekocht in flora Ik wacht over tien dagen Als ik me rijbewijs niet terugkrijg ga ik het hier afsteken geef het door aan [wijkagent] ”, “Als ik me rijbewijs niet terug krijg. Ik ga hun in de fik gooien" en
“Ik ga zwz dood voor hun en ga ze meenemen met mij.”Ook heeft verdachte een twee keer een foto van aangeefster doorgestuurd met daarbij respectievelijk de teksten
“Ik ga haar riwuneren voor die rijbewijs en werk. Ik zweer op alles wat ik heb. Doelstelling staat vast. Is haar probleem als ze jankt.”en
“Ik pomp al geld op haar hoofd.”
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat de teksten straattaal waren en dat hij daarmee bedoelde dat hij aangeefster juridisch wilde aanpakken. Hij stond er niet bij stil dat de teksten bedreigend overkwamen op aangeefster.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de WhatsApp-berichten als bedreigend zijn aan te merken. Deze bedreigingen waren duidelijk tegen aangeefster gericht, nu verdachte de teksten samen met een foto van aangeefster naar [reclasseringsmedewerker] heeft gestuurd. Daarnaast heeft verdachte in een bericht aan [reclasseringsmedewerker] geschreven dat hij de berichten door moest geven aan [wijkagent] . Verdachte kon er in het licht van bovengenoemde omstandigheden vanuit gaan dat [reclasseringsmedewerker] aangeefster op de hoogte zou stellen van de door de verdachte aan haar adres geuite bedreigingen. Verdachte heeft dan ook minstens bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster daadwerkelijk op de hoogte zou raken van die bedreigingen. Het feit in zaak E kan worden bewezen.
3.3.6.
Zaak F
Op grond van de aangifte, de twee processen-verbaal waarin de audio- en videoberichten worden uitgewerkt en de bekennende verklaring van verdachte, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de bedreiging van de gezinsmanagers bij de Jeugdbescherming. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.3.7.
Zaak G
3.3.7.1. Feit 1 primair
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat feit 1 primair kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
De verbalisanten kregen op 8 september 2020 omstreeks 03:50 uur melding dat er op de [straatnaam 2] een geparkeerde taxi werd opengebroken, waarbij de vermoedelijke verdachten heen en weer liepen naar een zwarte Volkswagen Golf. Ter plaatse zien verbalisanten de Volkswagen Golf, met daarin verdachte als bijrijder en [persoon 4] als bestuurder.
De verbalisanten hebben onderzoek ingesteld in de Volkswagen Golf en troffen daarbij een schroevendraaier aan. Aan de buitenrand van het raam van de taxi zat op acht plekken schade. Uit onderzoek is vervolgens gebleken dat de schade op de taxi paste bij de schroevendraaier. De eigenaar van de taxi, [persoon 3] , heeft aangifte gedaan.
De melder van het incident, [getuige] , heeft verklaard dat hij vanuit zijn slaapkamer zicht had op de situatie en dat hij zag dat één van de mannen, degene die aan het schreeuwen was, steeds bij de auto was. Deze man bleek verdachte te zijn. [getuige] verklaarde dat hij zag dat de man steeds bij de auto in de buurt stond en dat de man af en toe gebukt stond. De man stond dan bij de auto, liep weer wat verder de straat in en kwam dan weer terug bij de auto. Ook zag [getuige] dat de man af en toe terugkwam bij de auto waar een andere man al die tijd in zat. De man heeft volgens [getuige] gebukt gestaan aan de zijde waar er schade is ontdekt.
[getuige] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij geluiden hoorde uit de straat, te weten een tikkend geluid. Toen hij uit het raam keek zag hij iemand achter een taxi staan. [getuige] kon niet zien wat de man deed, maar hoorde wel het geluid. Op een gegeven moment hoorde hij een hardere ‘tok’, alsof er met een ruitentikker op het raam werd geslagen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de persoon is die door getuige [getuige] bij de taxi is gezien. [getuige] heeft verdachte aangewezen en hij maakt in zijn verklaring een duidelijk onderscheid tussen de man die steeds bij die taxi bezig was en de andere man, die al die tijd in de andere auto zat. Uit de verklaring van [getuige] bij de rechter-commissaris is niets voortgekomen wat aan de betrouwbaarheid van die verklaring afdoet.
De rechtbank is van oordeel op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, dat die gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden opgevat dan gericht op de poging tot diefstal van de auto dan wel van één of meer goederen uit die auto. Feit 1 primair in zaak G kan dan ook worden bewezen.
3.3.7.2. Feit 2
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte de bewoordingen heeft geuit als gevolg van frustratie en onmacht nadat hij tijdens zijn aanhouding door een van de verbalisanten bij zijn keel werd gegrepen. Om die reden kon bij de verbalisanten niet de redelijke vrees ontstaan dat zij door verdachte daadwerkelijk bedreigd werden.
De rechtbank overweegt hiertoe dat verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] aangifte van bedreiging hebben gedaan, omdat verdachte, onder andere, riep dat hij een AK voor hen ging kopen en dat hij de verbalisanten zou opzoeken. De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen van verdachte zonder meer bedreigend van aard zijn, dat bij de verbalisanten de redelijke vrees kon ontstaan zij het leven zou kunnen verliezen en dat de opzet van de verdachte daarop was gericht. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. Gelet op het voorgaande kan feit 2 in zaak G worden bewezen.
3.3.7.3. Feit 3
Uit hetgeen hiervoor onder 3.3.7.1. is overwogen volgt, anders dan de raadsman heeft betoogd, dat de aanhouding van verdachte rechtmatig was. Op grond van de aangiften van de verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en de verklaring van verdachte op de zitting dat hij de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit, is de rechtbank van oordeel dat feit 3 in zaak G kan worden bewezen.
3.3.8.
Zaak H
3.3.8.1. Feit 1
De rechtbank komt op grond van de twee aangiften, het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] en de bekennende verklaring van verdachte op de zitting tot een bewezenverklaring van de bedreiging van die [verbalisant 6] en [verbalisant 7] . Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.3.8.2. Feit 2
De raadsman heeft aangevoerd dat de opzet op de mishandeling van verbalisant [verbalisant 7] niet kan worden bewezen, omdat de tenlastegelegde gedraging van verdachte vooral gericht lijkt te zijn op het onttrekken aan de staande houding. Daarnaast bestaat het bewijs volgens de raadsman uitsluitend uit de verklaring van één getuige, waardoor niet aan het bewijsminimum is voldaan.
De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] volgt dat zij merkten dat verdachte niet wilde meewerken aan zijn staande houding, dat verdachte hen probeerde vast te pakken met zijn handen en hen duwde richting de centrale voordeur. De verbalisanten hielden verdachte vervolgens tegen door voor zijn zicht te gaan staan. Verbalisant [verbalisant 7] zag en voelde dat verdachte zijn rechterhand krachtig vastpakte, deze vasthield en niet meer losliet. Hierdoor voelde [verbalisant 7] pijnscheuten in zijn rechterhand. De rechtbank vindt dan ook dat verdachte [verbalisant 7] heeft mishandeld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
Zaak A:
1.
op 2 oktober 2020 te Amsterdam, [verbalisant 1] (hoofdagent van de politie eenheid Amsterdam) en [verbalisant 2] (hoofdagent van de politie eenheid Amsterdam heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en/of
- verkrachting, en/of
- met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Die Hollanders die je net zag, die gaan je pakken gap. Geloof me, ze gaan je pakken. Jij slaat mij toch? Pepperspray. Ze gaan je neuken. Die jonge gasten die je net zag? Ze gaan je neuken? Wanneer jij naar [straatnaam 3] gaat, bij rode kruis he, ga ik opletten welke auto jij rijdt gap. Ik ga er voor zorgen waar jij woont jongen. Je gaat zien gap. Dit is een dreigement jongen, vertel dat maar aan de rechter. Ik ga jou volgen gap. Je kop is onthouden door Hollanders. Ze gaan je neuken gap. Ze gaan je kankerhard neuken. Ze gaan je kankerhard neuken.”;
2.
op 2 oktober 2020 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van de politie eenheid Amsterdam) en [verbalisant 2] (hoofdagent van de politie eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte door
- zich los te rukken uit de greep van die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , en
- die [verbalisant 2] te duwen, en
- zich in een andere richting te bewegen dan de richting waarin die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte wilden brengen;
3.
op 2 oktober 2020 te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel krachtens artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan
- het speekselonderzoek en
- het bloedonderzoek en
- het onderzoek van de psychomotorische functies en/of de oog- en spraakfuncties,
hieraan geen gevolg te geven;
Zaak B:
in de periode van 4 november 2020 tot en met 8 januari 2021 te Amsterdam, [wijkagent] (buurtregisseur/wijkagent) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door zijn boosheid naar die [wijkagent] aan de netwerkpartner van de Jeugdbescherming van die [wijkagent] te uiten en door die [wijkagent] via voornoemde netwerkpartner van de Jeugdbescherming dreigend de woorden toe te voegen: “Ik koop een wapen in Amsterdam West, ik kan daar voor minder dan 2000 euro aan een wapen komen. Ik schiet [wijkagent] helemaal overhoop” en “Ik zou jou willen afknallen” en “Ik kan zo aan een wapen komen” en “Ik kan zo voor 2000 euro een wapen op straat kopen” en “Ik ken mensen ik kom uit een crimineel circuit wat ik achter mij heb gelaten maar ik was geen kleine” en “Ik koop een junk op straat om dit voor mij te doen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak C:
op 1 januari 2021, opzettelijk en wederrechtelijk een tuinhek, dat aan [persoon 1] toebehoorde, heeft vernield;
Zaak D:
op 7 november 2020 te Amsterdam, [persoon 1] en [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [persoon 1] en [persoon 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga jullie allemaal doodmaken, allemaal doodmaken" en "Als jij naar buiten komt, ik ga je kapot maken. Het zijn alleen maar eieren, maar dit is een waarschuwing" en "Het zijn gewoon eieren, wees blij dat het nog geen dynamiet is" en "Je mag blij zijn dat ik geen granaat op je gooi he" en "ik ga je doodmaken als je dat doet";
Zaak E:
in de periode van 6 november 2020 tot en met 9 november 2020 te Amsterdam, [wijkagent] (buurtregisseur/wijkagent) telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, door die [wijkagent] (via een reclasseringsmedewerker middels WhatsAppberichten) dreigend de woorden toe te voegen: “Dit ben ik kwijt door [wijkagent] en niemand doet wat” en “Maar goed Nu gaan ze echt voelen” en “Ik heb 25 cobra ingekocht in flora” en “Ik wacht over tien dagen als ik me rijbewijs niet terugkrijg ga ik het hier afsteken geef het door aan [wijkagent] ” en “Ik ga haar riwuneren voor die rijbewijs en werk. Ik zweer op alles wat ik heb. Doelstelling staat vast. Is haar probleem als ze jankt”, waarbij hij, verdachte, een foto van die [wijkagent] doorstuurde, en “Ze gaat krijgen wat ik heb meegemaakt” en “Ik weet waar [wijkagent] woont. Laatste kans als ik me rijbewijs niet terug krijg gaat ze voelen wat ik voel” en “ [wijkagent] is de eerste in mijn plan” en “Ik ben rustig maar nu ga ik commando spelen. Vertel aan de rechter voordat ik dood ga. Ik ga zwz dood ik ben ready. Ik ga zwz dood voor hun en ga ze meenemen met mij. Vertel aan de rechter oorlog met mij met rode kruis [straatnaam 3] politie bureau” en “Als ik me rijbewijs niet terug krijg. Ik ga hun in de fik gooien” en “Ik pomp al geld op haar hoofd”, waarbij hij, verdachte, een foto van die [wijkagent] had geplaatst;
Zaak F:
in de periode van 24 februari 2022 tot en met 1 maart 2022 te Amsterdam, gezinsmanagers bij de Jeugdbescherming heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met
verkrachting en met brandstichting, door die gezinsmanagers telefonisch en middels voice-berichten en WhatsApp-berichten en videoberichten dreigend de woorden toe te voegen:
“Jullie spannen samen met [wijkagent] he. Jullie zijn nog steeds met elkaar in contact” en “Jullie moeten zorgen dat die gewiste beelden terugkomen, want anders gaan er dingen gebeuren” en “Als jullie aan de kinderen konen, steek ik jullie huis in de fik” en “Als het in de rechtbank komt, zal ik iedereen vermoorden” en “Als jullie mijn kinderen willen afpakken, ik zweer je, ik maak jullie allemaal af. Waarom? Dat doe ik voor mijn kinderen, want jullie weten wie die beelden heeft weggehaald. Ik heb voor niets gezeten” en “Als je aangifte gaat doen, dan zul je zien, dan maak ik je af, ik weet waar je woont, ik ben een sloper, ik ben een Amsterdammer, ik weet je te vinden” en "Als jullie mijn kinderen willen afpakken. Ik maak jullie allemaal af" en “ [voornaam 1] en [voornaam 2] als je nog een keer naar mij toe komt met je kanker bullshit gaan we oorlog plegen” en “Zogenaamd kinderbescherming, kanker racisten zijn jullie” en “ [voornaam 3] en [wijkagent] gingen samenwerken, hebben ze beelden weggehaald. Voordat gaan jullie boeten. Voordat gaan jullie boeten” en “Zeg tegen die [voornaam 3] en [wijkagent] als ik word aangehouden. Ik ga jullie allemaal zoeken. Een voor een. Waarom, ik ga jullie laten zien wie ik ben. Ik ben mongooltje toch. Je hebt aangifte tegen mij gedaan toch. Ik heb je niet eens bedreigd he. Zeg tegen die
[voornaam 3] . Je stuurt mail naar [voornaam 2] op mij. Ik ga jullie allemaal zoeken. Ik zeg persoonlijk tegen die rechter, jullie hebben ballen om aangifte tegen mij te doen” en “ [voornaam 1] en [voornaam 2] belt reclassering. Ik ga wraak nemen” en “Als ik nu aangehouden word, ga ik persoonlijk tegen de rechter zeggen, die corrupte, die [voornaam 3] , ik ga zijn kankermoeder neuken. Hoor je me? Hoor je me? [voornaam 1] , ja? Laat deze video aan de rechter zien! Als ik vrijkom, ga ik jullie allemaal kankermoeder neuken. Waarom? Weet je waarom ik dit zeg tegen jullie? Jullie hebben ballen om aangifte op mij te doen toch? Oké. Maar als ik vrij kom, ik ga direct jullie zoeken. Direct ga ik jullie zoeken. Waarom? Jullie zijn allemaal corrupt. Oké? Ik ga jou laten zien. Ik ga jou laten zien, wie ik ben”;
Zaak G:
1.
op 8 september 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een auto met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, toebehorende aan [persoon 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, meermalen naar voornoemd voertuig is toegegaan en telkens bij voornoemd voertuig stil is gaan staan en vervolgens naast voornoemd voertuig is gebukt en vervolgens met behulp van een schroevendraaier, aan het raam heeft gewrikt/heeft geprobeerd het raam te forceren van voornoemd voertuig, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 8 september 2020 te Amsterdam [verbalisant 4] en [verbalisant 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [verbalisant 4] en [verbalisant 5] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga een AK47 kopen en daarmee op collega’s schieten” en “Ik ga een AK47 kopen en zoek jullie allemaal op”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 8 september 2020 te Amsterdam, opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hun de woorden toe te voegen: "kanker koelie" en/of "jij kanker kale, kankerflikker" en/of "kankerlandverraders" en/of "jullie kankerflikkers" en/of "jullie zijn allemaal kankerlijers", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak H:
1.
op 5 januari 2022 te Amsterdam, [verbalisant 6] en [verbalisant 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 6] en [verbalisant 7] dreigend de woorden toe te voegen “Ik wil jullie stamnummers, daarna ga ik uitzoeken waar jullie wonen en dan maak ik jullie af”
en “Jullie zijn nog niet van mij af. Jullie zijn vieze kankerjoden, ik maak jullie dood” en “Kom maar met mij mee naar buiten dan laat ik jullie zien wat vechten is. Ik ga jullie afmaken. Ik ga jullie doodmaken”;
2.
op 5 januari 2022 te Amsterdam, een ambtenaar, [verbalisant 7] , gedurende de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met kracht de rechterhand van voornoemde [verbalisant 7] vast te pakken en vast te houden.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een zware periode achter de rug heeft, dat zijn gedrag voornamelijk voortkomt uit onmacht en dat er sprake is van feiten die doorgaans met een taakstraf worden afgedaan. Er moet dan ook een straf worden opgelegd die de duur van de voorlopige hechtenis niet overstijgt.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven bedreigingen, waarvan zes bedreigingen gericht waren tegen politieagenten, belediging van politieagenten, mishandeling van een politieagent en wederspannigheid. Dit getuigt van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Politieagenten die hun werk doen, moeten niet met dit soort gewelddadige handelingen en beledigende woorden worden geconfronteerd. Eén van de politieagenten, buurtregisseur en wijkagent [wijkagent] , heeft verklaard dat de bedreigingen een ernstige inbreuk waren op haar leven. Nadat zij aangifte had gedaan, viel ze onder een zwaar beveiligingsprogramma waardoor ze niet meer zelfstandig naar haar werk mocht. Doordat [wijkagent] haar werk in Amsterdam hierdoor niet meer kon verrichten, moest ze een andere baan zoeken. [wijkagent] durfde niet meer over straat te lopen en heeft therapie gehad als gevolg van de bedreigingen door verdachte. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft daarnaast gepoogd een auto open te breken en heeft een tuinhek vernield. Deze feiten hebben bij de eigenaar van de auto en de eigenaar van het tuinhek overlast en materiële schade veroorzaakt. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van aangevers.
Verder heeft verdachte niet meegewerkt aan middelenonderzoek door de politie.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 9 mei 2022, waaruit naar voren komt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Zo is verdachte op 21 januari 2021 veroordeeld voor meerdere bedreigingen en belediging van een ambtenaar. Op 21 oktober 2019 is verdachte veroordeeld voor een vernieling. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
Verdachte heeft geen medewerking verleend aan het persoonlijkheidsonderzoek door de psycholoog, zodat de rechtbank geen inzicht heeft gekregen in de persoon van verdachte. Zowel de psycholoog als de reclassering konden daardoor geen adviezen uitbrengen. De reclassering ziet de noodzaak tot interventies, gezien de ernst van de problematiek, maar gelet op de geringe motivatie van verdachte om zich te houden aan afspraken, wordt toezicht niet haalbaar geacht. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat en geadviseerd wordt om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op de zitting heeft verdachte geen enkel inzicht toont in het kwalijke van zijn handelen, en bleef de schuld buiten zichzelf leggen.
Strafoplegging
Al het voorgaande afwegende en in aanmerking nemende de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank vindt, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet zal overstijgen, een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen

9.1.
Vorderingen
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 421,97 aan vergoeding van materiële schade.
De benadeelde partij [wijkagent] vordert € 900,- aan vergoeding van materiële schade en € 1.610,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 1.000,- aan vergoeding van materiële schade.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de
wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [persoon 1] ten aanzien van de kosten voor het tuinhek kan worden toegewezen. Ten aanzien van de zorgkosten moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
De vordering van [wijkagent] kan ten aanzien van het immateriële deel in het geheel worden toegewezen. Het materiële deel moet niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze kosten niet zijn onderbouwd.
De vordering van [persoon 3] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 649,98, nu dat de kosten zijn geweest voor de reparatie van de auto. Voor het overige moet de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingen te vermeerderen met de
wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [persoon 1] , voor zover deze ziet op de kosten voor het tuinhek, kan worden toegewezen. De zorgkosten zijn niet toewijsbaar, nu deze kosten geen verband houden met het strafbare feit en bovendien zien op behandelingen die voorafgaand aan het feit hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van de vordering van [wijkagent] heeft de raadsman aangevoerd dat het materiële deel onvoldoende is onderbouwd en dat het immateriële deel moet worden gematigd.
Volgens de raadsman moet de vordering van [persoon 3] worden afgewezen, nu deze onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair moet de vordering worden gematigd tot een bedrag van € 537,17, zijnde het factuurbedrag voor het herstel van de schade aan de auto zonder de btw.
9.4.
Oordeel van de rechtbank
9.4.1.
Benadeelde partij [persoon 1]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [persoon 1] door het onder in zaak C bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het gevorderde bedrag van € 56,85 voor de schade aan het tuinhek is door de raadsman niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021.
Het overige deel van de vordering, dat betrekking heeft op de kosten van psychische hulp, is onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.4.2.
Benadeelde partij [wijkagent]
De benadeelde partij [wijkagent] zal in de gehele vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu zowel het materiële deel als het immateriële deel niet zijn onderbouwd. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4.3.
Benadeelde partij [persoon 3]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [persoon 3] door het onder feit 1 in zaak H bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is door de raadsman betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van € 537,17 kan worden toegewezen, te weten de betaalde reparatiekosten exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2020. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering ten aanzien van dit deel onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4.4.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien
verdachte jegens de benadeelde partijen [persoon 1] en [persoon 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 180, 184, 266, 267, 285, 300, 304, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A feit 1:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond en met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
Ten aanzien van zaak A feit 2:
wederspannigheid;
Ten aanzien van zaak A feit 3:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B, zaak D, zaak G feit 2 en zaak H feit 1:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak C:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Ten aanzien van zaak E:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak F:
bedreiging met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak G feit 1 primair:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van zaak G feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak H feit 2:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
308 (driehonderd acht) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Benadeelde partij [persoon 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] toe tot een bedrag van € 56,85
(zesenvijftig euro en vijfentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade (
kosten tuinhek), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 1 januari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve
van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 56,85
(zesenvijftig euro en vijfentachtig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 1 januari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden
toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen
heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [wijkagent]
Verklaart [wijkagent] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Benadeelde partij [persoon 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 3] toe tot een bedrag van € 537,17
(vijfhonderd zevenendertig euro en zeventien eurocent) aan vergoeding van materiële schade (
kosten reparatie auto), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 8 september 2020, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve
van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 3] aan de Staat € 537,17 (vijfhonderd zevenendertig euro en zeventien eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 8 september 2020, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen
heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en S.H.M. Helder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2022.
[(...)]