Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 juni 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 april 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de brief van 3 mei 2022 van mr. Benjamins namens [eiser] met opmerkingen op het proces-verbaal;
- de brief van 9 mei 2022 van mr. Pietersz namens [gedaagde] met een reactie op de brief van mr. Benjamins.
2.De feiten
ende heer [eiser] , [adres] ’. In de brief staat, voor zover relevant:
uiterlijk vrijdag 17 mei 2013schriftelijk te bevestigen dat u de overeenkomst in het vervolg stipt zult nakomen en de inmiddels verschuldigd geworden aflossingstermijnen van EUR 10,000,-- voor de maanden januari 2013 tot en met mei 2013, zijnde een bedrag ad EUR 50,000,-- uiterlijk binnen 14 dagen na heden, derhalve
uiterlijk 31 mei 2013, zult voldoen. (…)’
3.Het geschil
4.De beoordeling
3.540,00(2 punten x tarief V)