ECLI:NL:RBAMS:2022:3871

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
C/13/717550 / KG ZA 22-418
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging bankrelatie door ABN AMRO wegens onvoldoende inzicht in activiteiten en betaalstromen van klant

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen en een natuurlijke persoon, een verbod op de beëindiging van hun bankrelatie door ABN AMRO. De bank had de relatie opgezegd omdat zij onvoldoende inzicht had gekregen in de activiteiten en betaalstromen van de eisers, die zich bezighouden met de in- en verkoop van cosmetica en dameskleding, en eerder ook met telecommunicatieapparatuur. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2022 hebben de eisers hun vorderingen toegelicht, waarbij zij stelden dat zij steeds tijdig en volledig gehoor hebben gegeven aan de informatieverzoeken van ABN AMRO. De bank voerde aan dat de eisers onvoldoende transparantie boden over hun bedrijfsvoering, wat leidde tot het vermoeden van witwassen en belastingfraude. De voorzieningenrechter oordeelde dat ABN AMRO de bankrelatie met de eisers mocht beëindigen, omdat de bank niet in staat was om aan haar zorgplicht te voldoen zonder de benodigde informatie. De opzegging was niet onaanvaardbaar en de belangen van de bank om risico's te beperken wogen zwaarder dan het belang van de eisers bij het behoud van de bankrekening. Echter, voor eiser 3, die nog geen andere bank had gevonden, werd de bankrelatie voor een korte periode voortgezet. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/717550 / KG ZA 22-418 AB/MvG
Vonnis in kort geding van 15 juni 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eisers bij dagvaarding van 23 mei 2022,
advocaten mr. M. Goorts en mr. K. van Laar te Eindhoven ,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Achterberg te Amsterdam.
Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiser 4] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] B.V. worden genoemd en gezamenlijk eisers. Gedaagde zal hierna ABN AMRO worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 1 juni 2022 hebben eisers de vorderingen toegelicht. ABN AMRO heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en eisers tevens een pleitnotitie.
Vonnis is bepaald op vandaag.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van eisers: [eiser 4] , ultimate beneficial owner van [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] B.V., met mrs. Goorts en Van Laar,
- aan de zijde van ABN AMRO: [naam 1] met mr. Achterberg.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] , opgericht in september 2014, houdt zich bezig met de in- en verkoop van cosmetica en dameskleding. In het verleden deed zij ook in refurbished telefoons (tot augustus 2019), LCD-schermen (tot juni 2020) en onderdelen voor telefoons (tot september 2020). [eiser 3] , opgericht in november 2019, exploiteert een beautysalon en verkoopt als groothandel parfums en cosmetica. [eiser 4] B.V., eveneens opgericht in november 2019, is een holdingvennootschap. [eiser 4] is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser 4] B.V. en [eiser 2] . [eiser 4] B.V. is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser 3] .
2.2.
Eisers bankieren bij ABN AMRO. Op deze bankrelatie zijn van toepassing de Algemene Bankvoorwaarden 2017 en de Algemene Bankvoorwaarden ABN AMRO.
2.3.
Bij brieven van 21 oktober 2021 heeft ABN AMRO in het kader van een klantonderzoek informatie bij [eiser 2] en [eiser 3] opgevraagd. Aan [eiser 2] is, voor zover van belang, gevraagd naar informatie (onderbouwd met documentatie) over:
- de feitelijke bedrijfsactiviteiten, de inkoop- en afzetmarkt en het verdienmodel,
- hoe [eiser 2] in contact is gekomen met leveranciers en afnemers,
- ontvangen betalingen van [naam bv 1] B.V. in de periode januari 2019 tot en met januari 2021 voor in totaal een bedrag van € 4.031.167,50,
- ontvangen betalingen van [naam bv 2] B.V. in de periode oktober 2019 tot en met maart 2020 voor in totaal een bedrag van € 545.626,00 en betalingen aan [naam bv 2] voor in totaal een bedrag van € 3.575.400,57 in de periode juni 2019 tot en met november 2020,
- ontvangen betalingen van [naam bv 3] B.V. in de periode oktober 2018 tot en met april 2019 voor in totaal een bedrag van € 1.698.587,00 en betalingen aan [naam bv 3] voor in totaal een bedrag van € 419.135,00 in de periode november 2018 tot en met april 2019,
- ontvangen betalingen van [naam bv 4] B.V. in de periode 2 juli tot en met 13 juli 2020 voor in totaal een bedrag van € 473.120,70 en betalingen aan [naam bv 4] voor in totaal een bedrag van € 410.221,00 in de periode 13 mei tot en met 12 juni 2020,
- ontvangen betalingen van [naam bv 5] B.V. in de periode november 2018 tot en met september 2019 voor in totaal een bedrag van € 548.896,94 en betalingen aan [naam bv 5] voor in totaal een bedrag van € 3.166.173,50 in de periode oktober 2018 tot en met juli 2019.
Aan [eiser 3] is gevraagd, voor zover van belang, naar informatie (onderbouwd met documentatie) over:
- de feitelijke bedrijfsactiviteiten, de inkoop- en afzetmarkt en het verdienmodel,
- hoe [eiser 3] in contact is gekomen met leveranciers en afnemers,
- betalingen van [eiser 4] B.V. aan [eiser 3] voor in totaal een bedrag van € 220.230,00 in de periode december 2019 tot en met augustus 2021,
- betalingen van [eiser 2] aan [eiser 3] voor in totaal een bedrag van € 61.000,00 in de periode juli tot en met december 2020,
- betalingen van [eiser 3] aan [eiser 2] voor in totaal een bedrag van € 10.000,00 in de periode oktober 2020 tot en met maart 2021.
2.4.
Bij e-mail van 2 november 2021 heeft [naam 2] RA van Wesselman Accountants | Adviseurs de vragen van ABN AMRO aan [eiser 2] als volgt beantwoord:
- De activiteiten zijn de in- en verkoop van parfums, cosmetica en telecommunicatieapparatuur (telefoons) en bijbehorende accessoires. De telecommunicatieapparatuur waren B2B activiteiten. In het voorjaar van 2020 is de handel daarin door corona stilgevallen en per september 2020 is [eiser 2] hiermee gestopt.
- [eiser 2] is in 2017 gestart met de verkoop van parfums en cosmetica. Eerst via een eigen website en vanaf het tweede kwartaal van 2019 volledig via Bol.com.
- In 2019 bedroeg de totale omzet € 5.541.553,00 waarvan € 5.404.460,00 uit de verkoop van telecommunicatieapparatuur.
- [naam bv 1] is een grote afnemer geweest van communicatieapparatuur. Aan deze ontvangsten liggen verkoopfacturen en levering van producten ten grondslag.
- [naam bv 2] , [naam bv 3] en [naam bv 5] zijn afnemer en leverancier geweest van communicatieapparatuur. Aan ontvangsten door en betalingen van [eiser 2] liggen verkoop- respectievelijk inkoopfacturen ten grondslag.
- [naam bv 4] is leverancier geweest van communicatieapparatuur. In 2020 heeft [eiser 2] inkoop- en creditfacturen van haar ontvangen. De inkoopfacturen zijn door [eiser 2] aan [naam bv 4] betaald en de bedragen op creditfacturen zijn door [naam bv 4] aan [eiser 2] terugbetaald.
- [eiser 2] is met [naam bv 2] , [naam bv 3] en [naam bv 4] in contact gekomen doordat zij contact hebben opgenomen met [eiser 4] .
- [eiser 2] is met [naam bv 1] en [naam bv 5] in contact gekomen op een beurs in Duitsland.
Bij deze e-mail zijn (concept) aangifte vennootschapsbelasting en jaarrekeningen meegestuurd en Excel bestanden met een overzicht van alle verkoop- en/of inkoopfacturen van de hierboven genoemde partijen en telkens één willekeurige factuur. [eiser 2] heeft in deze e-mail aangeboden om meer facturen aan te leveren.
2.5.
Bij e-mail van eveneens 2 november 2021 heeft de accountant de vragen van ABN AMRO aan [eiser 3] als volgt beantwoord:
- [eiser 3] is een beautysallon en verkoopt daaraan gerelateerde producten.
- Zij heeft vijf werknemers aan wie maandelijks het salaris via de bank wordt betaald.
- Haar afnemers zijn particulieren die schoonheidsbehandelingen nemen in de beautysalon en daar producten kopen.
- [eiser 3] koopt haar producten hoofdzakelijk (95%) in bij Nederlandse leveranciers.
- [eiser 3] heeft voor de opening van de beautysalon het gehuurde pand laten verbouwen voor een bedrag van € 112.242,00. Daarnaast is geïnvesteerd in gezichtsbehandelingsapparatuur en inventaris voor circa € 56.000,00. De opening van de beautysalon is in 2020 vanwege corona uitgesteld. De werknemers waren reeds aangenomen en er is geen omzet gemaakt. Daardoor is voor het jaar 2020 een verlies geleden van meer dan € 100.000,00.
- De bedragen die door [eiser 4] B.V. en [eiser 2] aan [eiser 3] zijn overgemaakt zijn leningen en zien op de financiering van de investeringen, werkkapitaal en aanloopverlies.
- Het geld voor de lening die [eiser 4] B.V. aan [eiser 3] heeft verstrekt heeft zij ontvangen van [eiser 2] .
- De € 10.000,00 die door [eiser 3] aan [eiser 2] is betaald, is een aflossing op de lening.
2.6.
In reactie op bovenstaande antwoorden heeft ABN AMRO bij brief van 5 november 2021 aan [eiser 2] , voor zover van belang, de volgende vervolgvragen gesteld:
- Welke partijen zijn verantwoordelijk voor de logistiek van de verkochte communicatieapparatuur?
- [eiser 2] heeft geantwoord dat zij in september 2020 is gestopt met de in- en verkoop van telecommunicatieapparatuur. Waarom is er daarna nog € 119.879,00 van [naam bv 1] en € 113.256,00 van [naam bv 2] ontvangen en € 29.870,00 aan [naam bv 1] betaald?
Verder heeft ABN AMRO in deze brief aan [eiser 2] verzocht om een toelichting over de handelsrelaties met [naam bv 1] , [naam bv 2] , [naam bv 3] , [naam bv 4] en [naam bv 5] , waarom de in- en verkoop van producten bij dezelfde partijen wordt gedaan en gevraagd om alle in- en/of verkoopfacturen die zijn verstuurd naar dan wel ontvangen van deze partijen toe te sturen.
2.7.
Bij brief van 5 november 2021 heeft ABN AMRO aan [eiser 3] geschreven dat, anders dan haar accountant heeft geschreven, [eiser 4] B.V. de € 220.230,00 die zij heeft geleend aan [eiser 3] niet heeft verkregen van [eiser 2] , maar dat die afkomstig is van de privérekening van [eiser 4] . ABN AMRO heeft [eiser 3] verzocht deze discrepantie uitgebreid toe te lichten en met stukken te onderbouwen.
2.8.
Bij brief van 5 november 2021 heeft ABN AMRO aan [eiser 4] gevraagd waarom hij voor in totaal een bedrag van € 292.793,66 van [eiser 2] heeft ontvangen.
2.9.
Bij e-mail van 17 november 2021 heeft de accountant de vragen van ABN AMRO aan [eiser 2] als volgt beantwoord:
- het transport van de in- en verkoop van de communicatieapparatuur werd verzorgd door [eiser 4] of door de klant/leverancier. Dit vanwege de relatief hoge kosten voor transport en de daarbij behorende transportverzekering. Er zijn derhalve geen facturen of contracten voorhanden. Refurbished telefoons hebben vaak lichte beschadigingen. Het heeft daarom de voorkeur om de acceptatie bij inkoop en aflevering persoonlijk te doen, om zo achteraf geen onduidelijkheid te hebben over de kwaliteit van de geleverde telefoons.
- [eiser 2] , [naam bv 1] , [naam bv 2] , [naam bv 3] , [naam bv 4] en [naam bv 5] zitten allemaal in de telecommunicatieapparatuur. In deze branche kan je zowel leverancier als klant zijn. Het gaat erom wie wat op voorraad heeft.
- De laatste in- en verkopen met [naam bv 1] en [naam bv 2] zijn geweest in september 2020. Betalingen die [eiser 2] daarna nog heeft ontvangen van of heeft gedaan aan deze partijen zien op leveringen in september 2020.
Bij separate e-mail van dezelfde dag heeft de accountant alle in- en verkoopfacturen van en aan [naam bv 1] , [naam bv 2] , [naam bv 3] , [naam bv 4] en [naam bv 5] aan ABN AMRO gestuurd.
2.10.
Bij e-mail van 17 november 2021 heeft de accountant namens [eiser 3] aan ABN AMRO bericht dat het bedrag van in totaal € 220.300,00 eerst door [eiser 2] is overgemaakt naar de privérekening van [eiser 4] , die vervolgens de bedragen heeft overgemaakt aan [eiser 4] B.V., die het op haar beurt heeft overgemaakt aan [eiser 3] . De accountant heeft toegelicht dat dit zo is gedaan om de juridische structuur aan te houden en te voorkomen dat er tussen de zustermaatschappijen [eiser 2] en [eiser 3] financiële verhoudingen ontstaan. Verder heeft de accountant geschreven dat de afspraken tussen deze partijen hierover (nog) niet zijn vastgelegd in leningsovereenkomsten.
2.11.
Bij e-mail van 17 november 2021 heeft de accountant namens [eiser 4] aan ABN AMRO bericht dat [eiser 4] niet € 292.793,66, maar € 282.793,66 van [eiser 2] heeft ontvangen. [eiser 2] heeft daarvan € 216.000,00 aan [eiser 4] overgemaakt, die hij op zijn beurt heeft overgemaakt aan [eiser 4] B.V, als investering in [eiser 3] .
De overige € 66.793,66 betreft € 45.390.00 aan netto-salaris en € 21.403,66 aan overige opnamen en vergoedingen voor privé door [eiser 4] gemaakte onkosten.
2.12.
Bij brief van 26 november 2021 heeft ABN AMRO, voor zover van belang, nog de volgende vragen gesteld aan [eiser 2] :
- Wat is de reden dat [naam bv 5] de btw heeft verlegd naar [eiser 2] ?
- Wat is de reden dat [eiser 2] in de periode van maart 2019 tot en met februari 2021 voor in totaal een bedrag van € 322.502,00 aan [naam bv 6] B.V. heeft overgemaakt?
2.13.
Bij e-mail van 2 december 2021 heeft de accountant ABN AMRO gewezen op een artikel over een verleggingsregeling voor mobiele telefoons en chips op de website van de belastingdienst. Verder heeft de accountant aan ABN AMRO bericht dat [naam bv 6] leverancier is van elektronische producten en accessoires en [eiser 2] bij haar producten heeft ingekocht die aan de betalingen ten grondslag liggen.
2.14.
Bij separate brieven van 17 maart 2022 heeft ABN AMRO de bankrelatie met eisers opgezegd tegen 17 mei 2022. In deze brieven heeft ABN AMRO onder verwijzing naar artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden als reden voor de opzegging vermeld dat zij bij gebrek aan informatie en inzicht niet aan haar wettelijke verplichtingen kan voldoen en dat zij niet kan uitsluiten dat de producten en of diensten (bedoeld of onbedoeld) oneigenlijk en/of onrechtmatig worden gebruikt. Verder is in deze brieven aan eisers meegedeeld dat hun (persoons)gegevens voor de duur van vijf jaar worden vastgelegd in de CAAML-lijst.
2.15.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt bij ABN AMRO en haar verzocht om haar besluit te heroverwegen en om aan hen te laten weten welke informatie ABN AMRO wil hebben, zodat zij aan haar verplichtingen kan voldoen. ABN AMRO heeft vastgehouden aan de opzegging van de bankrelatie met eisers. Wel heeft zij de uitvoering van haar beslissing opgeschort tot de uitkomst van dit kort geding.
2.16.
[eiser 4] heeft inmiddels een bankrekening kunnen openen bij Rabobank en [eiser 2] bij Knab.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, samengevat, ABN AMRO:
I. primair te verbieden de bankrelatie te beëindigen en te gebieden om de dienstverlening ook na 7 juni 2022 voor onbepaalde tijd en onder dezelfde voorwaarden voort te zetten, op straffe van een dwangsom,
II. subsidiair te gebieden om de dienstverlening na 7 juni 2022 onder dezelfde voorwaarden voort te zetten totdat eisers een nieuwe bankrekening hebben geopend bij een respectabele bank uit de SEPA-zone, op straffe van een dwangsom,
III. meer subsidiair te gebieden om de dienstverlening na 7 juni 2022 onder dezelfde voorwaarden voort te zetten tot 7 juni 2024, op straffe van een dwangsom,
IV. in alle gevallen te gebieden om eisers uit de CAAML-lijst en eventuele soortgelijke registers te (laten) verwijderen, althans de duur van deze registratie(s) te beperken tot twee jaar, althans een in goede justitie te bepalen termijn,
V. in alle gevallen te veroordelen in de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Eisers stellen daartoe dat zij steeds tijdig en volledig gehoor hebben gegeven aan de informatie- en documentatieverzoeken van ABN AMRO. Hun handelsactiviteiten zijn legaal. Noch uit de informatieverzoeken noch uit de opzeggingsbrieven hebben zij kunnen afleiden wat ABN AMRO hun precies verwijt. Pas voor het eerst in de conclusie van antwoord zijn eisers te weten gekomen waarom ABN AMRO de bankrelaties met hen heeft opgezegd. De opzeggingsbrieven zijn zeer algemeen geformuleerd. Er staat niet in welke informatie en/of documentatie volgens ABN AMRO ontbreekt. Zij heeft de belangen van eisers bij haar besluit om de bankrelatie op te zeggen niet meegewogen. ABN AMRO heeft de bankrelatie beëindigd vanwege de handel in telecommunicatieapparatuur. Eisers hebben de handel daarin echter vanaf augustus 2019 afgebouwd en zijn daar in september 2020 mee gestopt. De vraag of ABN AMRO de bankrelatie met eisers mocht opzeggen moet worden beoordeeld naar de stand van zaken ten tijde van de opzegging. De handel in telecommunicatieapparatuur mocht zij dus niet ten grondslag leggen aan de opzegging. De opzegging is in strijd met de zorplicht van ABN AMRO, dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Gelet op dit alles is er volgens eisers ook geen reden om hen op de interne waarschuwingslijst van ABN AMRO te zetten.
3.3.
ABN AMRO heeft aangevoerd dat [eiser 2] de betalingen die zij ontvangt via haar Bol.com-account weliswaar voldoende inzichtelijk heeft gemaakt en dat deze legitiem ogen, maar dat dit slechts gaat om 5% van de omzet op haar betaalrekening. Voor de overige 95% van de omzet, die zij haalt uit de verkoop van telecommunicatieapparatuur, heeft [eiser 2] geen verklaring kunnen geven. Van 1 januari 2019 tot en met 27 mei 2021 is een bedrag van in totaal € 9.986.299,66 op de betaalrekening van [eiser 2] bijgeschreven en een bedrag van € 9.832.602,25 afgeschreven. Opvallend is dat de bijschrijvingen op haar rekening continu worden gevolgd door afschrijvingen en het saldo op de betaalrekening daardoor laag blijft. De betaalrekening van [eiser 2] lijkt hoofdzakelijk te worden gebruikt als tussenrekening voor het verplaatsen van grote sommen geld tussen niet dan wel summier verifieerbare partijen. [naam bv 1] , [naam bv 2] , [naam bv 3] , [naam bv 4] , [naam bv 5] en [naam bv 6] zijn in openbare bronnen niet of nauwelijks vindbaar. Geen van deze partijen heeft een werkende website of fysieke winkel. Verder is het ABN AMRO opgevallen dat deze partijen veelal na 2017 zijn opgericht en direct in staat waren om voor miljoenen euro’s handel te drijven. [naam bv 3] en [naam bv 2] zijn gevestigd geweest in een berucht pand in Heerhugowaard. Dat pand is door de burgermeester van Heerhugowaard gesloten nadat er vele vormen van criminele activiteiten zijn geconstateerd, waaronder witwassen van geld, belastingontduiking en vele vormen van fraude. Verder heeft ABN AMRO geconstateerd dat van al deze partijen kort na de handel met [eiser 2] het BTW-nummer is ingetrokken, dan wel ongeldig bleek. ABN AMRO heeft daarom sterk het vermoeden dat [eiser 2] betrokken is bij BTW-fraude. De vermeende miljoenenhandel van [eiser 2] kan niet worden geverifieerd. Inkoop-, transport en verzekeringsovereenkomsten zijn er niet en leningsovereenkomsten tussen de groepsentiteiten ontbreken. Er lijkt nimmer zekerheid te zijn gesteld voor de substantiële betalingen en onduidelijk is gebleven met welk en wiens startkapitaal [eiser 2] haar gestelde miljoenenhandel is gestart. Ieder bewijs dat goederen daadwerkelijk door [eiser 2] zijn gekocht, doorverkocht en feitelijk zijn geleverd ontbreekt. De accountant van eisers heeft alleen facturen overgelegd. Verder staat er niets op papier. Het verdienmodel van [eiser 2] is onduidelijk gebleven en het bestaansrecht van [eiser 2] als kennelijke schakel in een langere B2B keten is voor ABN AMRO niet te doorgronden.
[eiser 3] is feitelijk gefinancierd door [eiser 2] . Het financieren van een legitiem, arbeidsintensief en kapitaalarm bedrijf als een beautysalon met vermoedelijk niet-legitieme middelen is een veel voorkomende vorm van witwassen. Dit levert voor ABN AMRO een onaanvaardbaar risico op.
[eiser 4] en [eiser 2] hebben geen belang bij hun vordering, omdat zij al een andere bank hebben gevonden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een gebod om een bankrelatie voort te zetten, kan in kort geding worden uitgesproken als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter die vordering zal toewijzen en als niet van de eisende partij kan worden gevergd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen volgt in dit geval uit de aard van de vorderingen.
4.3.
Op grond van artikel 35 Algemene Bankvoorwaarden mag ABN AMRO de relatie met een klant beëindigen zonder dat die klant in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen. Beëindiging van de relatie is alleen niet toegestaan als die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij moet de bank wel haar zorgplicht jegens de klant in acht nemen.
4.4.
Banken hebben geen formele opsporingsbevoegdheden en zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 van de Algemene Bankvoorwaarden).
4.5.
De vraag of ABN AMRO gebruik mocht maken van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid moet worden beoordeeld naar de stand van zaken ten tijde van de opzegging (gerechtshof Amsterdam 30 juli 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2822, r.o. 3.5). Anders dan eisers stellen betekent dit niet dat ABN AMRO transacties of gebeurtenissen uit het (recente) verleden niet aan de opzegging ten grondslag mag leggen, maar alleen dat feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de opzegging niet alsnog daaraan ten grondslag kunnen worden gelegd.
4.6.
De bestuurder van [eiser 2] , [eiser 4] , heeft een punt als hij stelt dat ABN AMRO heel algemeen heeft geformuleerd waarom de bankrelatie is opgezegd.
Van ABN AMRO mag worden verwacht dat zij in de opzeggingsbrief stelt en onderbouwt welke concrete feiten aanleiding zijn voor de opzegging. Dit is in het belang van de partij met wie de bankrelatie wordt opgezegd, zodat deze weet waartegen hij zich moet verweren. Ook mag van ABN AMRO worden verwacht dat zij gedurende het informatietraject beter bereikbaar is. [eiser 4] heeft ter zitting verklaard dat het bijna onmogelijk was om iemand van ABN AMRO aan de lijn te krijgen en dat het drie dagen heeft geduurd eer hij eindelijk een ingevoerde medewerker te spreken kreeg.
4.7.
Dit alles neemt niet weg dat het [eiser 2] aan de hand van de informatieverzoeken duidelijk moet zijn geweest dat het ABN AMRO te doen was om inzicht te krijgen in haar businessmodel.
4.8.
De vragen van ABN AMRO, die ertoe strekten inzicht te krijgen in de handel van [eiser 2] , zijn voor een belangrijk deel onbeantwoord gebleven. [eiser 2] heeft ABN AMRO onvoldoende in staat gesteld greep te krijgen op haar verdienmodel. [eiser 2] handelt niet met distributeurs aan het begin van de keten of met telecomwinkels waar de keten eindigt, maar is een schakel in een langere keten van tussenhandelaren. De relatie tussen de verschillende schakels is die van leverancier en klant maar ook andersom. Hoe desondanks de winstgevendheid of meerwaarde van [eiser 2] kan worden verklaard, heeft zij niet inzichtelijk gemaakt. Bij het ontbreken van toegevoegde waarde in de handelsketen hebben de activiteiten van [eiser 2] veel weg van het heen en weer pompen van geld, wat een indicator is voor witwassen en/of BTW-fraude. [eiser 2] heeft in betrekkelijk korte tijd voor bijna € 10 miljoen gehandeld in telecommunicatieapparatuur. Hoe zij aan startkapitaal is gekomen om voor miljoenen euro’s te handelen, is onduidelijk gebleven. Documentatie over waar de producten vandaan komen en waaruit blijkt dat deze feitelijk zijn geleverd ontbreekt. Ook onderliggende overeenkomsten ontbreken, omdat telkens zou zijn gehandeld op basis van mondelinge afspraken. De conclusie is dat ABN AMRO ten tijde van de opzegging onvoldoende inzicht had in de activiteiten en betaalstromen van [eiser 2] . De opzegging van de bankrelatie met [eiser 2] is dan ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en evenmin in strijd met de zorgplicht van ABN AMRO.
4.9.
Een belangenafweging maakt dit niet anders. De belangen van ABN AMRO om de risico’s van witwassen te beperken en in het bijzonder om niet te worden geassocieerd met strafbare feiten wegen zwaarder dan het belang van [eiser 2] bij het behoud van de bankrekening bij ABN AMRO. Hierbij weegt ook mee dat [eiser 2] inmiddels beschikt over een bankrekening bij een andere bank.
4.10.
ABN AMRO heeft er terecht op gewezen dat [eiser 3] voor haar een onaanvaardbaar risico vormt om betrokken te raken bij witwassen, omdat [eiser 3] feitelijk is gefinancierd door [eiser 2] . Dit maakt dat ook de opzegging van de bankrelatie met [eiser 3] op zichzelf naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Omdat [eiser 3] , anders dan [eiser 2] , nog geen andere bank heeft gevonden en zij vijf werknemers in dienst heeft, is haar belang bij een korte tijdelijke voortzetting van de bankrelatie echter groter dan het belang van ABN AMRO bij onmiddellijke beëindiging daarvan. ABN AMRO zal dan ook worden veroordeeld om de bankrelatie nog drie maanden voort te zetten op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Aan deze veroordeling zal geen dwangsom worden verbonden, omdat ervan wordt uitgegaan dat ABN AMRO dit vonnis zal naleven.
4.11.
ABN AMRO heeft ook de relatie met [eiser 4] in privé opgezegd, omdat zij elk vertrouwen in hem heeft verloren, gelet op de manier waarop hij als (indirect) bestuurder van [eiser 2] en [eiser 3] aan zijn informatieplicht heeft voldaan, of liever gezegd niet heeft voldaan. Inderdaad is het [eiser 4] die ABN AMRO de gevraagde duidelijkheid had kunnen en moeten geven, maar dat niet heeft gedaan.
In de gegeven omstandigheden is ook de opzegging van de relatie met [eiser 4] niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar of in strijd met de zorgplicht. Bovendien zal [eiser 4] door die beëindiging niet zijn afgesloten van het economisch verkeer, nu hij elders een bankrekening heeft kunnen openen.
4.12.
Hoewel in het kader van het klantenonderzoek door ABN AMRO geen vragen zijn gesteld aan [eiser 4] B.V., volgt zij het lot van de groep waartoe zij behoort. ABN AMRO mocht dus ook de bankrelatie met [eiser 4] B.V. opzeggen.
4.13.
Het opnemen van persoonsgegevens op de CAAML (Client Acceptance and Anti Money Laundering)-lijst is een verwerking van persoonsgegevens en moet voldoen aan de eisen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dat betekent dat er een grond voor rechtmatige verwerking als bedoeld in artikel 6 AVG moet zijn. De bank moet op grond van artikel 6 lid 1 sub f van de AVG een afweging maken tussen het belang van de bank om in het kader van de veiligheid en integriteit van de bank zo min mogelijk risico te lopen en anderzijds het belang van de betrokken persoon om niet geregistreerd te staan. Uit vaste rechtspraak over de AVG volgt verder dat iedere verwerking van persoonsgegevens moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
4.14.
Gelet op deze maatstaf rechtvaardigen de hierboven vermelde omstandigheden het opnemen van de persoonsgegevens van eisers in de CAAML-lijst. Gezien de zwaarwegende gronden die ABN AMRO in dit geval heeft voor de opzegging van de bankrelatie met eisers en de relatief lichte maatregel van de registratie op de CAAML-lijst – een intern register dat alleen leidt tot een signalering van eerder geconstateerde risico’s als een nieuwe aanvraag bij ABN AMRO inclusief haar dochterondernemingen wordt gedaan – is voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Voor een gebod tot verwijdering van de persoonsgegevens van eisers is dan ook geen aanleiding.
4.15.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zullen eisers worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.
4.16.
De verzochte nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt ABN AMRO om de bankrelatie met [eiser 3] onder dezelfde voorwaarden voort te zetten tot en met 15 september 2022,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 1.692,00,
5.3.
veroordeelt eisers in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG