ECLI:NL:RBAMS:2022:3866

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
13/070211-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging met vuurwapen en veroordeling voor bezit vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging en de poging tot dwang, omdat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten te bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer niet voldoende werd ondersteund door objectief bewijs, zoals camerabeelden, die niet duidelijk genoeg waren om de verdachte te identificeren. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte in zijn woning een vuurwapen en munitie voorhanden had. Dit feit werd als ernstig beschouwd, gezien de risico's van vuurwapenbezit in de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen, onttrokken aan het verkeer. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor de feiten waardoor schade was ontstaan, werd vrijgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/070211-22 (Promis)
Datum uitspraak: 1 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven op het adres [adres] ,
nu gedetineerd te: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Nij Bijvank en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.A.L.F. Frijns naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
1
bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [slachtoffer] op 13 maart 2022 in Amsterdam.
2
het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de periode 13 maart tot en met 22 maart 2022 in Amsterdam.
3
de poging [slachtoffer] op 13 maart 2022 in Amsterdam door geweld of bedreiging met geweld wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen en/of te dulden.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden en heeft zich daartoe gebaseerd op de verklaring die het slachtoffer direct na het incident heeft afgelegd, de camerabeelden van het filiaal van Kruidvat waarop te zien is dat het slachtoffer wordt geconfronteerd door een persoon op een wijze die past bij zijn aangifte, dat tien dagen later een vuurwapen en munitie in de woning van verdachte is aangetroffen en dat verdachte en het slachtoffer in het verleden in dezelfde strafzaak zijn veroordeeld tot, onder meer, de betaling van schadevergoeding. De laatstgenoemde omstandigheid past bij de aangifte van het slachtoffer waarin hij heeft verklaard dat verdachte hem zocht omdat verdachte wilde dat het slachtoffer de schadevergoeding zou betalen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de persoon is die deze feiten heeft gepleegd. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
4.2.1
Het bewijs bestaat uit een discutabele aangifte
Het enige bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten is de aangifte, terwijl deze op verschillende punten onjuistheden bevat. Zo heeft het slachtoffer verklaard dat verdachte een vuurwapen op zijn hoofd heeft gezet. Dit is niet te zien op de camerabeelden. Ook is de jas van het slachtoffer kort na de aangifte in beslag genomen en onderzocht op sporen. Daarop is geen DNA van verdachte aangetroffen, terwijl het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte aan zijn jas heeft getrokken. Verder heeft het slachtoffer verklaard dat hij een conflict had met verdachte en dat verdachte rondliep met een foto van het slachtoffer. Er is echter geen foto van het slachtoffer aangetroffen bij verdachte. Dit sterkt de verdediging in de overtuiging dat het slachtoffer zich vergist en dat hij die dag door een ander dan verdachte is bedreigd.
4.2.2
De camerabeelden zijn niet geschikt voor identificatie
Daarnaast heeft de raadsman er op gewezen dat op basis van de camerabeelden niet kan worden vastgesteld dat het verdachte degene is geweest die aangever heeft bedreigd. Verdachte ontkent dat hij te zien is op de camerabeelden en heeft verklaard dat hij op dat moment thuis een wedstrijd van Ajax keek. Bovendien zijn de camerabeelden zo onduidelijk dat zelfs de huidskleur van de personen die uit de auto stappen niet te zien is, zodat deze personen niet kunnen worden vergeleken met het signalement van verdachte.
Verder blijkt niet uit de stukken dat het bij de bedreiging gebruikte vuurwapen hetzelfde wapen is als het wapen dat later bij verdachte thuis wordt aangetroffen.
Voor het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.Vrijspraak feit 1 en 3
Het slachtoffer heeft in de aangifte verklaard dat verdachte hem op 13 maart 2022 in Amsterdam heeft bedreigd met, onder meer, een vuurwapen en heeft geprobeerd hem in een auto te bewegen. Over de reden van dit incident heeft het slachtoffer verklaard dat hij en verdachte in 2020 veroordeeld zijn voor een poging afpersing in vereniging, dat verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding in deze zaak en dat hij aan het slachtoffer te kennen heeft gegeven dat laatstgenoemde deze schadevergoeding moest betalen. Het slachtoffer heeft de schadevergoeding niet betaald en dit zou, volgens het slachtoffer, de reden zijn van de gebeurtenissen die hebben geleid tot de aangifte.
Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte en slachtoffer in 2020 zijn veroordeeld voor een poging afpersing in vereniging en dat op de in het procesdossier opgenomen camerabeelden van het filiaal van Kruidvat een conflict te zien is dat past bij de aangifte van het slachtoffer. Echter, de kwaliteit van de camerabeelden is niet van dien aard dat verdachte hierop kan worden herkend en er zijn, op de aangifte na, geen andere bewijsmiddelen die ondersteunen dat verdachte te zien is op de camerabeelden.
Gezien de voornoemde feiten en omstandigheden twijfelt de rechtbank niet aan de aangifte voor wat betreft de toedracht van het conflict, maar kan zij noch in de eigen waarneming van de camerabeelden noch het procesdossier objectieve ondersteuning vinden voor de verklaring van het slachtoffer dat verdachte de persoon is die zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. De enkele omstandigheid dat tien dagen na het incident bij verdachte een vuurwapen wordt aangetroffen dat voldoet aan de omschrijving die het slachtoffer heeft gegeven van het bij de bedreiging gebruikte vuurwapen, is daartoe onvoldoende.
4.3.2
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank acht feit 2, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, bewezen. Het vuurwapen en de munitie zijn in de woning van verdachte aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen in bewaring had voor een vriend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 22 maart 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, type P-10 S, kaliber 9mm x19 zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 13 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feiten 1 en 3. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman verwezen naar de LOVS-richtlijnen waarin op het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning vier maanden gevangenisstraf staat. De verdediging heeft erop gewezen dat er geen sprake is van recidive en dat verdachte een bedrijf heeft en per september 2022 staat ingeschreven voor een hbo-opleiding.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Dat is bijzonder kwalijk, omdat het gebruik van vuurwapens levensgevaarlijk is en het toenemende aantal incidenten ermee veel onrust veroorzaakt in de samenleving. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet dan ook krachtig worden bestreden.
Er zijn landelijke richtlijnen voor strafoplegging voor een aantal veel voorkomende feiten. Deze zogenoemde LOVS-oriëntatiepunten vermelden voor het voorhanden hebben van het pistool als bedoeld in feit 2 (categorie III.1) in woning een gevangenisstraf van vier maanden. Daarnaast staan in de LOVS-oriëntatiepunten verschillende strafvermeerderende factoren die in onderhavig geval van toepassing zijn, te weten de ernstige lokale vuurwapen-gerelateerde problematiek en de omstandigheid dat er patronen in de houder zaten en het vuurwapen derhalve geladen was.
8.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 28 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict, te weten een poging tot afpersing in vereniging.
Uit het reclasseringsadvies van 24 maart 2022 blijkt dat er op de leefgebieden van betrokkene geen problemen zijn geconstateerd, op het gebrek aan een inkomen na, en dat verdachte voldoende intelligent lijkt hier zelf zorg voor te dragen. De reclassering ziet daarom geen aanknopingspunten voor het inzetten van interventies of hulpverlening en adviseert geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
8.3.3.
De op te leggen straf
Nu de rechtbank verdachte alleen veroordeelt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, bestaat aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank hanteert daarbij het LOVS-oriëntatiepunten van vier maanden gevangenisstraf als uitgangspunt. Daarnaast weegt de rechtbank strafverzwarend mee dat vuurwapengeweld in Amsterdam steeds vaker voorkomt en dat bijna wekelijks incidenten met vuurwapens plaatsvinden. Ook was het vuurwapen dat verdachte onder zich had geladen en kon het met slechts één handeling schietklaar gemaakt worden. Het feit dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd zijn sporen te wissen, omdat hij bang was dat hij later gelinkt zou worden aan misdrijven die met dat wapen zouden zijn gepleegd, getuigt ervan dat verdachte zich bewust was van de ernstige strafbare feiten die met vuurwapens gepleegd worden en dat de kans bestond dat dit vuurwapen daarvoor gebruikt zou worden.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingediend voor vergoeding van de door hem geleden immateriële schade. Hij stelt dat hij zich niet meer veilig voelt en om die reden heeft moeten verhuizen. Er wordt geen concreet geldbedrag gevorderd.
De vordering van de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte voor de feiten waardoor benadeelde schade zou hebben geleden, wordt vrijgesproken.

10.Beslag

Onder verdachte zijn volgende voorwerpen in beslag genomen, waarover door de rechtbank nog een beslissing moet worden genomen:
1. STK Holster (Omschrijving: PL1300-2022056397-6165601, Zwart, Merk: Vega)
1. STK Vuurwapen (Itemnummer: 6165511)
1. STK Patroonhouder (Itemnummer: 6165512)
1. STK Telefoontoestel Google (PGP-telefoon) (Itemnummer: 6165579)
1. STK Telefoontoestel Iphone (Itemnummer: 6165595)
1. STK Telefoontoestel Nokia (Itemnummer: 6165545)
1. STK Telefoontoestel Samsung (Itemnummer: 6165548)
Munitie (Itemnummer: 6165541)
10.1
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: het holster, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het in feit 2 bewezen geachte is begaan.
10.2
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: het vuurwapen, de patroonhouder en de munitie dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het in feit 2 bewezen geachte feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De aan de verdachte toebehorende Google PGP telefoon, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit is aangetroffen, zal eveneens worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang en dit voorwerp kan dienen tot het voorbereiden van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
10.3
Teruggave aan de rechthebbende
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de Nokia-telefoon, de Samsung-telefoon en de Iphone-telefoon dienen te worden teruggegeven aan verdachte nu niet kan worden vastgesteld dat daarmee strafbare feiten zijn begaan dan wel dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur
van6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslissing op de vordering benadeelde partij [slachtoffer]
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaart verbeurd:
Holster (Omschrijving: PL1300-2022056397-6165601, Zwart, Merk: Vega)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
Vuurwapen (Itemnummer: 6165511)
Patroonhouder (Itemnummer: 6165512)
Telefoontoestel Google (PGP-telefoon) (Itemnummer: 6165579)
Munitie (Itemnummer: 6165541)
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1. STK Telefoontoestel Iphone (Itemnummer: 6165595)
1. STK Telefoontoestel Nokia (Itemnummer: 6165545)
1. STK Telefoontoestel Samsung (Itemnummer: 6165548)
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en S.H.M. Helder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2022.