ECLI:NL:RBAMS:2022:3861

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
C/13/718500 / KG ZA 22-496
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van moeder met kinderen in het kader van eerwraakrisico

In deze zaak, die op 6 juli 2022 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de man (eiser in conventie) verzoekt om een verhuisverbod voor de vrouw (gedaagde in conventie) met hun kinderen naar [plaats 2]. De vrouw heeft in reconventie vervangende toestemming gevraagd om met de kinderen te verhuizen. De partijen zijn in 2011 in Syrië getrouwd en hebben twee minderjarige kinderen. Na een conflict in juni 2021 heeft de vrouw met de kinderen de woning verlaten en verblijft sindsdien in een vrouwenopvang. De man heeft bezwaar tegen de verhuizing, omdat hij vreest dat dit zijn contact met de kinderen zal bemoeilijken en zijn wens voor een 50/50 zorgverdeling in de toekomst in gevaar brengt. De vrouw stelt echter dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar veiligheid en die van de kinderen, gezien de eerdere incidenten en de huidige opvangsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet onredelijk gehinderd wordt in het contact met de kinderen en dat de verhuizing in het belang van de kinderen is. De vordering van de man is afgewezen, terwijl de vrouw vervangende toestemming is verleend om te verhuizen. De proceskosten zijn tussen partijen verrekend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/718500 / KG ZA 22-496 AB/MAH
Vonnis in kort geding van 6 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 13 juni 2022,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. T. de Jong te Utrecht ,
tegen
[gedaagde],
wonende op een geheim adres,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. Krim te Haarlem .
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 22 juni 2022 waren partijen aanwezig met hun advocaten. De vrouw werd bijgestaan door de tolk M.L. el Majdoubi. Toen aan het begin van de zitting bleek dat de tolk van de man vast zat in het verkeer, heeft El Majdoubi op verzoek en met instemming van beide partijen voor hen beiden getolkt.
Ook was – op uitnodiging van de voorzieningenrechter na een verzoek van de advocaat van de vrouw – op de zitting aanwezig: [naam] namens de gecertificeerde instelling (GI) Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE).
1.2.
Op de zitting heeft de man de dagvaarding toegelicht en de vrouw de eis in reconventie (tegenvordering). Partijen hebben over en weer verweer gevoerd, de vrouw mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
Bleeker heeft het standpunt van de GI toegelicht, mede aan de hand van een op 20 juni 2022 ingediende brief met bijlagen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 3 september 2011 getrouwd in Syrië. Zij zijn in 2015 naar Nederland gekomen en na verblijf in een AZC samen in [woonplaats] gaan wonen.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw de Syrische.
2.2.
Partijen hebben twee kinderen:
• [minderjarige 1] . geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats] , en
• [minderjarige 2]
,geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] .
Zij hebben gezamenlijk gezag.
2.3.
Omstreeks 15 juni 2021 heeft de vrouw na een echtelijke ruzie, met de kinderen, de woning verlaten. De politie is erbij geweest en er is een melding bij Veilig Thuis gedaan. Sindsdien verblijven de vrouw en de kinderen in een vrouwenopvang in [plaats 1] .
2.4.
Op 2 juli 2021 heeft de vrouw bij de rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot echtscheiding ingediend. Vooruitlopend op de echtscheidingsprocedure heeft de man op 28 juni 2021 bij de rechtbank Midden-Nederland een verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend, waarop de vrouw tegenverzoeken heeft ingediend. De mondelinge behandeling was op 27 juli 2021; de rechtbank heeft dezelfde dag beslist dat de kinderen voorlopig worden toevertrouwd aan de vrouw.
2.5.
Tijdens die zitting heeft de Raad voor de Kinderbescherming mondeling de voorlopige ondertoezichtstelling van de kinderen verzocht, die vervolgens door de kinderrechter bij afzonderlijke mondelinge beschikking van eveneens 27 juli 2021 voor drie maanden is uitgesproken. Daartoe heeft de kinderrechter overwogen:
“(…) Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen.
Er zijn namelijk grote zorgen over de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De verhalen van de vader en de moeder over de situatie bij de andere ouder zijn heel verschillend, maar beide verhalen zijn zorgelijk en laten een onveilige situatie voor de kinderen zien. Volgens de vader zou de moeder banden hebben met IS en wil zij met de kinderen uitreizen naar Syrië. Volgens de moeder wil juist de vader met de kinderen uitreizen naar Jordanië en was er in het gezin sprake van huiselijk geweld. De moeder verblijft op dit moment in de vrouwenopvang met de kinderen en de vader weet niet waar zij verblijven. Er is hierdoor al ruim een maand geen contact tussen de vader en de kinderen. De GI heeft op de zitting aangegeven het contact tussen de vader en de kinderen niet binnen het vrijwillig kader te kunnen organiseren. De kinderrechter vindt het belangrijk dat het contact tussen de vader en de kinderen zo spoedig mogelijk hersteld wordt op een voor de kinderen veilige manier.
Door de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen kan de GI dit contact zo spoedig mogelijk hervatten. Bovendien vindt de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk omdat daarmee makkelijker en sneller ingegrepen kan worden als een van beide ouders probeert uit te reizen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen daarom voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1: 257 Burgerlijk Wetboek).”
De voorlopige ondertoezichtstelling is uitgevoerd door SAVE als GI.
2.6.
Naar aanleiding van een verzoek van Veilig Thuis van 23 juni 2021 heeft de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek ingesteld en op 29 september 2021 rapport uitgebracht. De conclusie was dat de kinderrechter om een ondertoezichtstelling zou worden verzocht.
2.7.
Bij e-mail van 21 oktober 2021 heeft de politie aan SAVE bericht dat er geen signalen zijn gevonden van betrokkenheid van de vrouw bij IS(IS).
2.8.
Bij beschikking van 25 oktober 2021 heeft de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor een jaar uitgesproken, dat wil zeggen tot 25 oktober 2022. Het toezicht wordt uitgevoerd door SAVE.
2.9.
Op 12 november 2021 heeft SAVE de politie verzocht onderzoek te doen naar de risico’s van eergerelateerd geweld in de situatie van partijen.
2.10.
Bij mondelinge beschikking van 30 november 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bepaald bij de vrouw. Op 14 maart 2022 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.11.
Nadat de vrouw tijdens een gesprek met SAVE aan de man had gemeld dat zij met de kinderen naar [plaats 2] wilde verhuizen, heeft de man in mei 2022 zijn toestemming geweigerd. Daarop heeft de advocaat van de vrouw geantwoord dat zij haar plannen niet zal wijzigen.
2.12.
In de brief van de GI aan de voorzieningenrechter van 20 juni 2022 (zie 1.2) staat onder meer dat onder regie van de GI vanaf augustus 2021 wekelijks begeleide omgang heeft plaatsgevonden tussen de man en kinderen, in aanwezigheid van een tolk, op donderdag van 15:00-17:00 uur op het kantoor van SAVE.
Verder staat in de brief, voor zover relevant:
“In de eerste week van december 2021 ontving SAVE Jeugdbescherming een rapport van het Landelijk Expertise Centrum EGG [Eergerelateerd Geweld – vzr] politie (…). In het rapport wordt aangegeven met welke risico’s rekening zou moeten worden gehouden en advies gegeven hoe de mogelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. (…) SAVE Jeugdbescherming heeft kennis genomen van deze rapportage, haar beleid hierop afgestemd en de uitgebreide adviezen opgenomen in de aanpak van de situatie.
SAVE Jeugdbescherming betrok in december 2021 medewerkers van Veilig Thuis met de expertise EGG en Siloan (intensieve ambulante gezinsbegeleiding vanuit interculturele expertise) bij de uitvoering van het advies van het LEC EGG systeemgesprekken om met [gedaagde] en [eiser] te voeren. (…) Sinds december 2021 zijn er vele intensieve en indringende gesprekken gevoerd. (…)
Actuele situatie.
Sinds januari 2022 verbleven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om het weekend bij hun vader in [woonplaats] . In de maand maart 2022 werd dat uitgebreid en verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ieder weekend bij hun vader. Het resultaat van alle gesprekken en inspanningen is het tot stand komen van de huidige omgangsafspraken, waar beide ouders het mee eens zijn (…), het niet langer noodzakelijk is dat SAVE Jeugdbescherming de overdracht van de kinderen op het kantoor in Utrecht begeleidt en dit door ouders zelf wordt gedaan.
In de maand juni 2022 verzoekt SAVE Jeugdbescherming de Rechtbank te Utrecht tot het vaststellen van zorg- en opvoedtaken conform de huidige omgangsafspraken:
• Tijdens de week (zondag 17. 00 uur – vrijdag 16.30 uur) wonen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij [gedaagde] .
• Tijdens het weekend (vrijdag 16.30 uur – zondag 17.00 uur) verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij [eiser] .
• De overdracht van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de andere ouder vindt plaats op NS station [naam station] .
• Bij de overdracht van de kinderen zijn alleen [eiser] en [gedaagde] aanwezig, er zijn geen andere personen (familie of bekenden) aanwezig.
• [eiser] haalt de kinderen op bij het NS station [naam station] en brengt de kinderen terug naar het NS station [naam station] .
• Telkens wanneer de kinderen worden aan de ene ouder overgedragen, ontvangt de andere ouder de paspoorten van de kinderen.
Over de verdeling van schoolvakanties, suikerfeest en offerfeest zijn ouders het eens geworden. Om te komen tot verder herstel van wederzijdse samenwerking en vertrouwen als ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is nog veel tijd, geduld en vele gesprekken nodig.
(…)
In vergelijking met de maand juni 2021 gaat het inmiddels veel beter met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] gaat naar school, [minderjarige 2] gaat naar de voorschool. Beide kinderen hebben zich redelijk hersteld van de heftige gebeurtenissen in 2021. (...) De heldere kaders gevormd door de duidelijkheid over de thuisbasis bij hun moeder, het wekelijkse bezoek van de kinderen aan hun vader, en het voortzetten van de intensieve begeleiding is van groot belang voor veiligheid, stabiliteit en een gezonde sociaal emotionele ontwikkeling van beide kinderen. (…) Het contact tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en hun vader is hersteld.
De Rechtbank heeft eerder geconstateerd dat het niet mogelijk bleek voor ouders om tot een ouderschapsplan te komen, ook SAVE Jeugdbescherming ziet hier geen enkele mogelijkheid toe. Een co-ouderschap regeling, een 50/50 verdeling van zorg- en opvoedtaken acht SAVE Jeugdbescherming niet haalbaar. Indien [eiser] een verzoek indient voor een 50/50 verdeling van zorg- en opvoedtaken, zal SAVE Jeugdbescherming dit verzoek niet steunen en benadrukken dat de bereikte resultaten, het handhaven van de huidige situatie en verder werken aan herstel binnen de huidige context in het belang zijn van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
(…)
[gedaagde] en [eiser] zijn familie van elkaar, zij dragen dezelfde achternaam en zijn opgegroeid in Syrië. In het licht van de culturele, religieuze achtergrond en sterke familieverbanden kan [gedaagde] niet anders dan dat zij, nu zij van [eiser] gescheiden is, met haar kinderen in de directe omgeving van haar familieleden in [plaats 2] gaat wonen. In [plaats 2] en [plaats 3] wonen ooms van [gedaagde] , zij zijn broers van haar moeder. Binnen de familieverbanden neemt een van beide ooms de plaats in van de vader van [gedaagde] . Na alle heftige en ingrijpende gebeurtenissen tijdens het huwelijk en de scheidingsperiode, heeft [gedaagde] behoefte aan de bescherming van haar directe familie, zij zoekt haar veiligheid bij haar familie om zich verder te kunnen ontwikkelen in haar leven.”

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert, kort gezegd,
- primair:
de vrouw (voorlopig) te verbieden om met de kinderen te verhuizen naar [plaats 2] , op straffe van dwangsommen,
- subsidiair:
indien de vrouw al met de kinderen naar [plaats 2] is verhuisd: haar te bevelen terug te verhuizen naar de omgeving van [plaats 4] , bij gebreke waarvan de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man wordt bepaald.
3.2.
Hij licht dit als volgt toe. Het is zijn diepste wens om in de toekomst een 50/50 zorgverdeling te hebben. Met een verhuizing van de vrouw naar [plaats 2] wordt dit onmogelijk gemaakt. Zij moet in de omgeving van [woonplaats] of [plaats 4] wonen, want dan kan ook de man de kinderen naar school brengen en ophalen. Bovendien drukken het gereis naar en van station [naam station] en de kosten zwaar op zijn schouders. Zonder spits neemt het circa 50 minuten in beslag om van [woonplaats] naar station [naam station] te rijden en nog een keer 50 minuten terug. Dit twee keer per week. Daarnaast is het gebruikelijk dat ouders na een echtscheiding bij elkaar in de buurt blijven wonen. De vrouw schijnt hier geen acht op te slaan. De belangen van de kinderen dienen hierbij te worden betrokken, met name het belang van de kinderen bij instandhouding van de band met de man. Hij maakt al sinds de geboorte deel uit van hun leven.
3.3.
De vrouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert, kort gezegd, vervangende (voorlopige) toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats 2] .
4.2.
Zij stelt daartoe het volgende. Na het incident in juni 2021 heeft zij in samenspraak met de politie dezelfde nacht met medeneming van de kinderen de woning verlaten. Zij is naar een oom gegaan, die in [plaats 2] woont. Vervolgens
heeft zij 10 dagen bij een andere oom in [plaats 3] gezeten en daarna twee weken in een tijdelijke opvang in [plaats 4] . De opvang heeft bepaald dat zij 7 juli 2021 in een vrouwenopvang in [plaats 1] werd geplaatst. Daar verblijven zij en de kinderen nog altijd. Omstreeks februari 2022 heeft de vrouw een urgentieverklaring gekregen. Zij mocht een stad kiezen, waarvoor zij een urgentie wilde aanvragen. Zij heeft gekozen voor [plaats 2] omdat zij daar familie heeft wonen: de oom in [plaats 2] en de oom in [plaats 3] , dat op 10 autominuten ligt van [plaats 2] . Inmiddels heeft zij een woning in [plaats 2] geaccepteerd. Zij is heel blij met deze sociale huurwoning (normaal zijn daarvoor jarenlange wachttijden) en zij wil spoedig verhuizen. Zij begrijpt de bezwaren van de man niet. Het is gezien de voorgeschiedenis al heel bijzonder dat deze omgangsregeling tot stand is gekomen. Voor de man verandert er aan die omgangsregeling niets door de verhuizing. Alleen de vrouw zal verder moeten reizen, met meer kosten, om de kinderen naar station [naam station] te brengen en daar weer op te halen. De man heeft bovendien elke dag telefonisch contact met de kinderen.
4.3.
De man voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. Dat betekent dat de vrouw de voorafgaande toestemming van de man nodig heeft om met de kinderen te verhuizen. Als partijen het – zoals in dit geval - niet eens worden, kan het geschil op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek worden voorgelegd aan de rechter. In uitspraken van bodemrechters over aan de rechter verzochte vervangende toestemming voor verhuizing is uitgangspunt dat het de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft (in dit geval de vrouw) in beginsel is toegestaan om met het kind te verhuizen om het leven na de scheiding opnieuw in te richten, tenzij de andere ouder (in dit geval de man) in een onredelijke mate zou worden gehinderd om op een aanvaardbaar niveau contact met zijn kinderen te onderhouden. Verder wordt daarbij onder meer betrokken de noodzaak tot verhuizen en de wijze waarop de vertrekkende ex-partner aan de andere ex-partner de zorg voor het kind waarborgt. Over een geschil als dit kan in kort geding worden beslist indien de zaak voldoende spoedeisend is. Dat is hier het geval, omdat de verhuizing die de man wenst te voorkomen op korte termijn gepland staat.
5.2.
Gelet op de melding van Veilig Thuis, de verklaringen van de GI (die het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld heeft ingeschakeld) en het rapport van de Raad, kan er vanuit worden gegaan dat de vrouw niet voor niets in juni 2021 met de kinderen het huis uit is gevlucht en nu nog altijd (met ‘code rood’) in een opvanghuis zit. Daarmee zijn de problemen begonnen en daar kan in dit kort geding niet aan voorbij worden gegaan. Ook de rechtbank vond de situatie zo ernstig dat eerst een voorlopige en daarna een definitieve ondertoezichtstelling werd opgelegd.
5.3.
Nu heeft de vrouw zicht op een woning in [plaats 2] waar ze zich veilig voelt, omdat er twee mannelijk familieleden van haar in de buurt wonen en mede omdat [plaats 2] op enige afstand van [woonplaats] ligt (waar de man woont). De opvang is een noodoplossing en de vrouw en kinderen zitten daar nu al een jaar. Het is zonder meer in het belang van de kinderen dat zij de opvang spoedig kunnen verlaten en aan een gewoon leven in een eigen huis kunnen beginnen.
5.4.
Partijen hebben, met hulp van onder meer SAVE, kans gezien om in relatief korte tijd een substantiële omgangsregeling af te spreken, op te bouwen en uit te voeren. Inmiddels zijn de kinderen sinds maart 2022 elk weekend bij hun vader. Dat is gegeven de voorgeschiedenis positief en een bijzondere prestatie. Deze regeling komt door de verhuizing niet in het gedrang, want de vrouw zal de kinderen net als nu naar [naam station] blijven brengen en daar weer ophalen. SAVE blijft bovendien betrokken en zal de rechtbank verzoeken (of heeft dat inmiddels gedaan) om de huidige regeling vast te leggen. Het enige is dat de verhuizing naar [plaats 2] de door de man gewenste toekomstige 50/50 zorgregeling mogelijk zal verhinderen. Of het ooit zover komt is echter maar zeer de vraag. Moeder zal zich daartegen verzetten en de GI ook (zie 2.12).
5.5.
De noodzaak van de verhuizing is al met al duidelijk en de man wordt door de verhuizing niet in onredelijke mate gehinderd om op een aanvaardbaar niveau contact met de kinderen te onderhouden. Er is ook geen aanleiding om te twijfelen aan de voortgezette medewerking door de vrouw aan de omgangsregeling. Bovendien houdt de GI daar toezicht op.
5.6.
De conclusie is dat er voorshands geen grond is voor een verhuisverbod. De vordering in conventie zal dus worden afgewezen. Daarentegen is er wel aanleiding voor de door de vrouw verlangde vervangende toestemming. Dit betekent dat de tegenvordering wordt toegewezen.
5.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden verrekend, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
weigert de gevraagde voorziening,
6.2.
verrekent de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
verleent de vrouw vervangende toestemming (in de plaats komend van de toestemming van de man) om naar [plaats 2] te verhuizen met hun kinderen
• [minderjarige 1] . geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats] , en
• [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] ,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
verrekent de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.
type: MAH
coll: mb