Op 28 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Gdańsk, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1996, die in Polen wordt verdacht van mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 14 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. Y. Nieboer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat leidde tot het vonnis in Polen, maar heeft besloten om af te zien van de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelt dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de strafprocedure en dat hij de instructies om een adres op te geven voor correspondentie had ondertekend. Hierdoor is de rechtbank van mening dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de autoriteiten in Polen voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf van tien maanden.