ECLI:NL:RBAMS:2022:3717

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
13/751042-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel; afzien van weigeringsgrond artikel 12 OLW

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juni 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Polen is geboren en daar gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante feiten en vonnissen uit Polen onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces in hoger beroep, maar heeft besloten om af te zien van de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het strafproces en dat er geen schending van zijn verdedigingsrechten is. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de wettelijke eisen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751042-22
RK nummer: 22/2070
Datum uitspraak: 28 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 november 2021 door
Sąd Okręgowy w Katowicach, Wydział V Karny (the Circuit Court in Katowice, V Penal Division),Polen en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in de [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een:
1)
judgment of the District Court in Chorzów of 17th March 2010 (reference II K 1013/05), which became final and valid on 25th March 2010;
2)
judgment of the District Court in Chorzów of 16th December 2013 (reference II K 514/12), which became final and valid on 1st April 2014.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen voor de duur van één jaar en twee maanden (II K 1013/05) en twee jaar en zes maanden (II K 514/12), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straffen resteren volgens het EAB nog één jaar, één maand en 27 dagen (II K 1013/05) en twee jaar, twee maanden en 27 dagen (II K 514/12). De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Vonnis met nummer II K 1013/05
In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Vonnis met nummer II K 514/12
De advocaat heeft de rechtbank verzocht om de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW nu de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces in hoger beroep.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om af te zien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 3 juni 2022 volgt dat er tegen het vonnis met nummer II K 514/12 hoger beroep is ingesteld waarbij definitief uitspraak is gedaan over de schuld en een straf is opgelegd nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. De rechtbank zal zodoende alleen de hoger beroepsprocedure toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces in hoger beroep, en dat zich geen van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In de aanvullende informatie van 3 juni 2022 staat dat de opgeëiste persoon persoonlijk het appèl heeft ingesteld. Hij heeft daarbij een correspondentieadres opgegeven. Op 17 februari 2014 heeft hij op het opgegeven adres in persoon correspondentie over het proces in hoger beroep ontvangen, namelijk de mededeling dat het hoger beroep ontvankelijk was. De oproep met de datum en plaats voor het proces in hoger beroep zijn daarna naar datzelfde adres gestuurd. Verder is de opgeëiste persoon in het vooronderzoek gewezen op de verplichting om eventuele adreswijzigingen door te geven en op de gevolgen van het niet voldoen aan die verplichting.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was klaarblijkelijk op de hoogte van het strafproces en, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van mishandeling;
poging tot diefstal, voorafgegaan/vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
diefstal, voorafgegaan/vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 47, 300 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy w Katowicach, Wydział V Karny (the Circuit Court in Katowice, V Penal Division),Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en W.B. van Bockel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.