ECLI:NL:RBAMS:2022:3713

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
13/159300-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op avondwinkel met gebruik van wapens en geweld

Op 30 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een gewelddadige overval op een avondwinkel in Amsterdam op 19 maart 2020. De verdachte, geboren in 1999, heeft samen met medeverdachten een geldbedrag van ongeveer 40 euro weggenomen, waarbij geweld is gebruikt tegen de aangever. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 16 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. N. Neij, de vordering heeft gedaan en de verdediging is gevoerd door mr. B.W.J. Krämer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de avondwinkel binnenkwamen, gewapend met een mes en een taser, en de aangever hebben bedreigd en fysiek geweld hebben aangedaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de camerabeelden als bewijs gebruikt. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij aanwezig was bij de overval, maar heeft geprobeerd zijn rol te minimaliseren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, en dat het feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 253 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 1.500,- toegewezen aan de benadeelde partij, de aangever, voor immateriële schade. De rechtbank heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte in de afgelopen jaren en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/159300-20 (Promis)
Datum uitspraak: 30 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1999,
wonende op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Neij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B.W.J. Krämer naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
op of omstreeks 19 maart 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een (avond)winkel een geldbedrag (van ongeveer 40 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [persoon] en/of avondwinkel [avondwinkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- (gewapend met een mes en/of een elektrische stok/taser) voornoemde avondwinkel binnen te gaan en/of
-tegen voornoemde [persoon] te roepen: "ga liggen, ga liggen" althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-voornoemde [persoon] (bij zijn hoofd) vast te pakken en/of vast te houden en/of naar beneden te duwen en/of
-voornoemde [persoon] eenmaal of meermalen tegen het hoofd te slaan en/of
-tegen voornoemde [persoon] te roepen: "waar is het geld, geef mij het geld", althans woorden van gelijke aard of strekking;
subsidiair de poging daartoe.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de aangifte, het proces-verbaal ten aanzien van de camerabeelden en bekennende verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten. Er is sprake van een voltooid delict, omdat geld uit de kassa is aangetroffen in de tas van medeverdachte [medeverdachte 1]. Dat medeverdachte [medeverdachte 1] op heterdaad is betrapt en de buit om die reden niet uit de avondwinkel heeft kunnen meenemen, doet niets af aan het feit dat de diefstal op dat moment al was voltooid. Bij de overval is geweld gebruikt door aangever naar beneden te trekken en vervolgens op zijn hoofd te slaan. Omdat tussen verdachte en zijn medeverdachten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, kan worden bewezen dat zij het feit in vereniging hebben gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het primair tenlastegelegde feit niet bewezen kan worden, omdat de diefstal niet is voltooid. Het geld is aangetroffen in de tas van medeverdachte [medeverdachte 1] en hij had de avondwinkel niet verlaten. Het geld is direct aan de aangever geretourneerd. Er is daarom slechts sprake van een poging, het subsidiair tenlastegelegde feit.
De raadsman heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde geweld en de taser. De verklaring van aangever dat hij tegen zijn hoofd is geslagen en zijn vermoeden dat de zaklamp van verdachte een taser was, vindt geen steun in het dossier. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen messen heeft meegenomen of deze aan een van de medeverdachten heeft overhandigd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 19 maart 2022 is avondwinkel [avondwinkel] te Amsterdam overvallen. Aangever [persoon] heeft verklaard dat hij de avondwinkel aan het afsluiten was, toen drie jongens binnen kwamen gerend. Hij hoorde hen roepen: “ga liggen, ga liggen”. Aangever zag dat een overvaller een mes vasthield en een andere overvaller hield een stok vast. Aangever voelde dat hij bij zijn hoofd werd vastgepakt, naar beneden werd geduwd en werd geslagen op zijn hoofd. Aangever hoorde de overvallers zeggen “waar die geld, geef mij die geld”. Aangever zei dat hij het geld aan de overkant had en dat hij het geld ging halen. De broer van aangever zag vanaf de overkant van de straat dat er iets aan de hand was en kwam de avondwinkel binnengerend. Twee van de drie overvallers zijn toen gevlucht. De derde overvaller, medeverdachte [medeverdachte 1], was nog in de avondwinkel achtergebleven en is daar aangehouden. Aangever zag dat er uit de kassa meerdere vijf eurobiljetten weg waren. Bij medeverdachte [medeverdachte 1] is een zwarte tasje aangetroffen met daarin verschillende vijf eurobiljetten met een totale waarde van € 40,-.
Ook uit de camerabeelden blijkt dat er drie mannen, die allen een capuchon op hadden en een sjaal over hun neus en mond droegen, de avondwinkel binnen kwamen lopen. Een van hen hield een mes vast en een ander richtte een flikkerende zaklamp op aangever. Aangever werd door een van de overvallers bij zijn nek vastgepakt en naar beneden getrokken, waardoor zij uit beeld verdwenen.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij bij de overval aanwezig was en dat hij een van de twee jongens is die wist te ontkomen. Verdachte heeft verklaard dat hij een stok met licht aan het uiteinde bij zich had en dat hij messen bij zijn medeverdachten heeft gezien. Verdachte weet niet meer precies wat hij in de avondwinkel heeft gezegd, maar het ging over geld. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] aangever heeft vastgepakt.
4.3.2
Bewijsoverweging primair ten laste gelegde diefstal met geweld
Gelet op het proces-verbaal van aangifte, het proces-verbaal ten aanzien van de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging plegen van een diefstal met geweld, zoals primair ten laste is gelegd.
Door geld uit de kassa te pakken en in een tas te doen, hebben verdachte en zijn medeverdachten zich een zodanige heerschappij over het geld verschaft, dat de wegneming van het geld als voltooid kan worden beschouwd. Dat medeverdachte [medeverdachte 1] vervolgens met het geld in de winkel is aangehouden en daardoor niet met de buit heeft kunnen vluchten, doet hier niet aan af.
Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat bij de overval geweld is gebruikt. De verklaring van aangever dat hij door de overvallers is vastgepakt en naar beneden is getrokken, wordt ondersteund door de camerabeelden. Daarnaast wordt de verklaring van aangever dat hij vervolgens werd geslagen ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2].
De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en zijn medeverdachten sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat betekent dat hij strafrechtelijk niet alleen verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen, maar ook voor dat van zijn mededaders. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte dus ook verantwoordelijk is voor de aanwezigheid van het mes en de geweldshandelingen en uitlatingen van zijn medeverdachten.
Verdachte had tijdens de overval een stok met licht aan het uiteinde vast die door de aangever is omschreven als een vermoedelijke taser. Nu het voorwerp niet is aangetroffen en verdachte ontkent dat dit een taser was, kan niet worden vastgesteld dat dit daadwerkelijk een taser betrof. Verdachte wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
hij op 19 maart 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, in een avondwinkel een geldbedrag van 40 euro, dat toebehoorde aan [persoon] en/of avondwinkel [avondwinkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [persoon], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- gewapend met een mes en een stok voornoemde avondwinkel binnen te gaan en
- tegen [persoon] te roepen: "ga liggen, ga liggen" en
- [persoon] vast te pakken en naar beneden te duwen en
- [persoon] te slaan en
- tegen [persoon] te roepen: "waar is het geld, geef mij het geld”, althans

woorden van gelijke aard of strekking.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte t een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, wordt opgelegd. Zij heeft daarbij gevorderd dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, naast de algemene voorwaarden, ook bijzondere voorwaarden worden verbonden, in die zin dat het reclasseringstoezicht doorloopt zo lang de reclassering dat nodig acht en verdachte zich ambulant laat behandelen. De officier van justitie heeft gewezen op de ernst van het feit. Daarnaast heeft zij benoemd dat verdachte zijn rol kleiner probeert te maken dan hij daadwerkelijk is geweest en dat hij er alles aan heeft gedaan om uit de schijnwerpers te blijven, zoals blijkt uit tapgesprekken in het dossier.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform voorarrest, met als stok achter de deur een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit kan worden aangevuld met een taakstraf. Verdachte heeft aangegeven veel spijt te hebben en hij heeft sinds zijn schorsing in juni 2020 een positieve ontwikkeling laten zien. Hij heeft geen strafbare feiten meer gepleegd, heeft afstand gedaan van zijn negatieve sociale netwerk, volgt een studie en heeft stage gelopen. Een gevangenisstraf zou de toekomst van verdachte op het spel zetten, omdat hij dan zijn woning kan kwijtraken en zijn studie stop moet zetten. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dan ook de positieve ontwikkeling van verdachte doorbreken en de maatschappij meer kwaad dan goed doen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een overval op een avondwinkel, waarbij gebruik is gemaakt van wapens en waarbij tegen de aangever fysiek geweld is gebruikt. Overvallen zijn heftige en angstaanjagende feiten, voor het slachtoffer in het bijzonder en voor de samenleving in het algemeen. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat de aangever veel last heeft gehad van wat verdachte en zijn mededaders hem hebben aangedaan. Verdachte en zijn mededaders hebben zich bij hun handelen enkel laten leiden door hun eigen behoefte aan geld, zonder rekening te houden met de eigendommen en lichamelijke integriteit van de aangever. Dat neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 mei 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden drie keer is veroordeeld voor winkeldiefstal, maar niet eerder voor een (gewelddadige) overval. Dit heeft dan ook geen invloed op de straf.
Verdachte heeft na zijn aanhouding 13 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De voorlopige hechtenis is met ingang van 30 juni 2020 geschorst, waarbij hij zich aan diverse bijzondere voorwaarden moest houden. De afgelopen twee jaar heeft verdachte onder toezicht gestaan van de reclassering. Uit het reclasseringsrapport van 7 april 2022 blijkt dat het toezicht goed is verlopen. Verdachte heeft sinds het onderhavige feit geen justitiecontacten meer gehad en een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De relatie met zijn familie is verbeterd, hij volgt een opleiding en heeft een positief toekomstplan voor ogen. Zijn cannabisgebruik is verminderd en hij heeft afstand gedaan van zijn negatieve sociale netwerk. Ook heeft hij goed meegewerkt aan het schorsingstoezicht en een cognitieve vaardighedentraining succesvol voltooid. De reclassering acht het recidiverisico laag en het voortzetten van reclasseringstoezicht niet nodig. Volgens de reclassering is verdachte zelfredzaam en heeft hij een pro-sociale houding om zijn leven zelfstandig verder vorm te geven. Verder blijkt uit het rapport dat verdachte een zelfstandige woning heeft, dat de verwachting is dat hij in de zomer van 2023 zijn studie kan afronden, dat hij vier dagen in de week stage heeft gelopen en daarnaast ook nog een bijbaan heeft bij een fastfoodrestaurant. Ook heeft verdachte zich bereid verklaard om zich vrijwillig te laten behandelen bij De Waag, waarvoor hij ook al is aangemeld.
Ter terechtzitting is het de rechtbank gebleken dat verdachte veel spijt heeft van wat hij op 19 maart 2020 heeft gedaan. Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte al voor zijn aanhouding met zijn ex-vriendin sprak over zijn spijtgevoelens en daarbij erg moest huilen. Na zijn aanhouding heeft hij een excuusbrief geschreven aan aangever.
Toepassing volwassenenstrafrecht
Krachtens artikel 77c Sr, kan de rechtbank ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Verdachte was op de dag van de overval twintig jaar oud. De reclassering heeft in haar advies van 7 april 2022 geadviseerd om ten aanzien van verdachte het volwassenenstrafrecht toe te passen. Verdachte kan als volwassene functioneren en de verantwoordelijkheid nemen die bij zijn leeftijd past. Hij woont zelfstandig en gezinsgerichte hulpverlening is bij verdachte niet aan de orde. Naar het oordeel van de reclassering is toepassing van het jeugdstrafrecht daarom niet geïndiceerd. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare. Dit betekent dat ten aanzien van verdachte het volwassenenstrafrecht zal worden toegepast.
Strafmaat
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de afspraken zoals deze zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Als uitgangspunt voor de overval van een winkel geldt de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot drie jaar, afhankelijk van de mate van het toegepaste geweld.
Gelet op de houding van verdachte, het feit dat hij zijn leven op orde heeft en de afgelopen twee jaar een positieve ontwikkeling heeft laten zien, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van het oriëntatiepunt en een lagere straf aan verdachte op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat het lang heeft geduurd voordat deze zaak op zitting is gekomen. De redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Deze termijn is aangevangen op 17 juni 2020, toen verdachte is aangehouden, verhoord en in verzekering is gesteld. Nu op 30 juni 2022 uitspraak wordt gedaan, is de redelijke termijn met dertien dagen overschreden. Ook hier houdt de rechtbank rekening mee.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt, kan voortzetten. De rechtbank zal daarom geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Dat betekent dat verdachte niet opnieuw naar de gevangenis hoeft. De rechtbank zal wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen als stok achter de deur. Gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank wel aanleiding daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf van 253 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 240 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank ziet gelet op het advies van de reclassering geen aanleiding om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden te verbinden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon] vordert € 1.500,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente
.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn persoonlijke levenssfeer.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht de rechtbank wel bewezen dat tegen de benadeelde partij geweld is gebruikt door hem vast te pakken, naar beneden te duwen en tegen het hoofd te slaan. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.500,- (zegge: duizend vijfhonderd euro).

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
253 (tweehonderd drieënvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
240 (tweehonderd veertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderd veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
120 (honderd twintig) dagen.
Beslissing op vordering benadeelde partij [persoon]
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon] toe tot een bedrag van € 1.500,- (duizend vijfhonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een van de mededaders is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van het slachtoffer [persoon], aan de Staat € 1.500,- (duizend vijfhonderd euro)te betalen voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een van de mededaders is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2022.
[...]

2.[...]