In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte beschuldigd van gewoontewitwassen. De zaak betreft contante stortingen op de bankrekeningen van verdachte tussen 1 januari 2015 en 31 december 2020, waarbij in totaal € 47.170,- is gestort. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op 4, 11 en 13 april 2022, vastgesteld dat verdachte niet in staat was om een verifieerbare verklaring te geven voor de herkomst van deze gelden. De officier van justitie heeft bewezen verklaard dat verdachte wist dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, en dat hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een legale herkomst van de contante stortingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen telefoons aan de verdachte gelast.