ECLI:NL:RBAMS:2022:3703
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in strafzaak tegen verdachte Ketchikan met betrekking tot vuurwapens en verdovende middelen
Dit vonnis betreft de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1975, die op 12 januari 2021 in Nederland, te Doesburg, vuurwapens en een aanzienlijke hoeveelheid hennep in bezit had. De rechtbank Amsterdam heeft op 26 april 2022 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting dat plaatsvond op 4, 11 en 13 april 2022. De officieren van justitie, A. Kramer en A.J.S. Visser, hebben de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een gaspistool en het aanwezig hebben van hennep, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Tijdens de zittingen is er een splitsing van de tenlasteleggingen gevorderd, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten 1, 2 en 3 gesplitst moesten worden van de feiten 4 en 5. De rechtbank heeft uiteindelijk de feiten 4 en 5 niet bewezen geacht en de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar strafbare feiten zijn begaan, maar dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder een pistool en verdovende middelen, zijn onttrokken aan het verkeer, terwijl andere voorwerpen aan de verdachte zijn teruggegeven. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.