In de strafzaak Ketchikan heeft de rechtbank Amsterdam op 26 april 2022 uitspraak gedaan over de geldigheid van de dagvaarding tegen de verdachte, die in verband wordt gebracht met de productie en verkoop van methamfetamine en amfetamine. De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard, omdat deze niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging was te algemeen en bood onvoldoende duidelijkheid over de specifieke gedragingen die de verdachte werden verweten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet voldoende feitelijk was en dat de verdachte zich niet adequaat kon verdedigen op basis van de huidige formulering. De officier van justitie had verzuimd om de tenlastelegging te concretiseren, ondanks verzoeken van de rechtbank en de verdediging. Dit leidde tot de conclusie dat de dagvaarding nietig moest worden verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder kon worden behandeld zonder een geldige dagvaarding. De rechtbank benadrukte het belang van een duidelijke en begrijpelijke tenlastelegging, vooral in een complexe zaak met meerdere verdachten en een omvangrijk dossier.