Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[naam vader],
1.De procedure
2.De feiten
(…)
Mijn man (…) en ik hebben in 2008 onze dochter (…) geholpen om de woning op [adres] te kopen, omdat zij toen geen voldoende inkomen had om zelf een hypotheek te krijgen. Om dat te regelen moest ik voor hypotheek tekenen en op papier 50% eigenaar worden van de woning. We hebben afgesproken dat zij de woning zonder ons iets hoeven te betalen op haar naam zet, zodra zij zelf hypotheek kan krijgen.
De litigieuze woning is in mei 2018(bedoeld is 2008, vzr)
door mevrouw [naam moeder] en cliënte gekocht. Aanvankelijk wilde cliënte zelf de woning kopen. Omdat toen is gebleken dat zij niet in aanmerking kwam voor een hypothecaire lening heeft mevrouw [naam moeder] aangeboden om mee te tekenen voor de hypotheek en mede-eigenaar te worden van de woning. Afgesproken werd dat mevrouw [naam moeder] de woning aan cliënte om niet over zou dragen zodra zij zelf voor de volledige hypotheekwaarde een financiering zou kunnen krijgen. De heer [eiseres] heeft niet meegetekend maar heeft wel met deze constructie ingestemd. Omdat de heer [eiseres] en mevrouw [naam moeder] in gemeenschap van goederen getrouwd zijn heeft de heer [eiseres] ook voor deze transactie ten overstaan van de notaris toestemming moeten geven. De hypotheekdocumenten zijn ook door hem goedgekeurd. De heer [eiseres] heeft met deze mondelinge overeenkomst ingestemd. Destijds stond het vermogen van de heer [eiseres] niet onder bewind. Derhalve stond het hem vrij om deze afspraak met zijn dochter te maken. Ter onderbouwing van deze stelling wordt hierbij een verklaring van mevrouw [naam moeder] overgelegd(de onder 2.10 geciteerde verklaring, vzr).