ECLI:NL:RBAMS:2022:3675

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
13/266371-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor handel in harddrugs en deelname aan criminele organisatie

Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in harddrugs en deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1996 en gedetineerd, samen met anderen handelde in verschillende soorten harddrugs, waaronder cocaïne en MDMA, van 20 december 2020 tot en met 7 december 2021. De zaak kwam aan het licht na de aanhouding van een medeverdachte, waarbij de politie ontdekte dat de verdachte betrokken was bij een criminele organisatie die zich richtte op drugshandel. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de organisatie vastgesteld, waarbij hij fungeerde als manager van een dealtelefoon die werd gebruikt voor het plaatsen van bestellingen voor harddrugs. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 32 maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook beslag gelegd op een auto en een telefoon die in verband stonden met de drugshandel. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/266371-21
Datum uitspraak: 29 juni 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[plaats] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2022. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 29 juni 2022. De rechtbank heeft direct na de sluiting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.N. Refos, en van wat verdachte en zijn advocaat, mr. A. Wijburg, naar voren hebben gebracht.

2.Voorbereidend onderzoek en beschuldiging

Medeverdachte [medeverdachte 1] is in een ander onderzoek op 21 mei 2021 aangehouden. Uit onderzoek aan zijn telefoon rees bij de politie de verdenking dat verdachte met anderen betrokken zou zijn bij de handel in harddrugs onder de naam [naam 1] . De politie heeft hier nader onderzoek naar gedaan (onderzoek Hamtoke). Dit onderzoek heeft voor verdachte geleid tot de volgende, samengevatte, beschuldigingen: [1]
Samen met anderen handelen in harddrugs van 1 december 2020 tot en met 7 december 2021;
In dezelfde periode deelnemen aan een criminele organisatie die als doel de handel in harddrugs heeft.
Aan de criminele organisatie zouden, naast verdachte, onder andere [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben deelgenomen.
De zaken tegen [medeverdachte 1] (parketnummer 13/261113-21), [verdachte] (parketnummer 13/266371-21) en [medeverdachte 2] (parketnummer 13/299299-21) zijn samen op zitting behandeld en de rechtbank doet vandaag in de drie zaken uitspraak.

3. Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat beide feiten kunnen worden bewezen. De pleegperiode begint in ieder geval op 20 december 2020. Vanaf dat moment gebruikte verdachte de dealtelefoon van de ‘ [naam 1] ’, die onder hem in beslag is genomen.
3.2.
Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft aangevoerd dat de pleegperiode pas begint op 27 april 2021. Voor zover kan worden bewezen dat verdachte daarvoor al – sinds 20 december 2020 – in het bezit was van die dealtelefoon, kan niet worden vastgesteld dat die dealtelefoon toen ook door hem is gebruikt voor drugshandel. Het eerste bewijs van gebruik van de telefoon voor drugshandel betreft een gesprek door ‘ [bijnaam verdachte] ’ (verdachte) op 27 april 2021.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte in drugs heeft gehandeld en deelnemer was aan een criminele organisatie die zich daarmee bezig hield. Op basis van de bewijsmiddelen in bijlage II stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Criminele organisatie en de handel in drugs
De criminele organisatie bestond uit de volgende personen en hun rollen en/of taken:
[medeverdachte 1] (bijnaam: [bijnaam medeverdachte 1] ) is leider van het samenwerkingsverband. Hij stuurt de medeverdachten aan, verstrekt opdrachten, doet betalingen aan andere verdachten en is verantwoordelijk voor de inkoop van de harddrugs.
[medeverdachte 2] (bijnaam: [bijnaam medeverdachte 2] ) bewerkt en verpakt de harddrugs in opdracht van [medeverdachte 1] en verstrekt ze aan de koeriers die de harddrugs naar de klanten brengen. [medeverdachte 2] legt hierover verantwoording af aan [medeverdachte 1] . De koeriers halen de verpakte harddrugs op bij [medeverdachte 2] .
[verdachte] (bijnaam: [bijnaam verdachte] ) is manager en beheerder van het telefoonnummer [telefoonnummer] [bijnaam verdachte] . Op dit nummer worden bestellingen geplaatst voor harddrugs. De bestelling wordt vervolgens via Telegram (privé groep) doorgegeven aan de koeriers.
[medeverdachte 4] (bijnaam: [bijnaam medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 3] (bijnaam: [bijnaam medeverdachte 3] ) zijn koeriers. De koerier krijgt via Telegram de opdracht van een manager om een bepaalde hoeveelheid harddrugs te leveren aan een klant die kort daarvoor een bestelling heeft geplaatst bij de manager.
De personen met de bijnamen [bijnaam 1] , [bijnaam 2] , [bijnaam 3] , [bijnaam 4] , [bijnaam 5] , [bijnaam 6] , [bijnaam 7] en [bijnaam 8] kunnen als managers, verkopers of koeriers worden aangemerkt. Deze personen zijn niet allemaal geïdentificeerd.
Uit deze rollen blijkt dat verdachte deel uitmaakte van een op drugshandel gericht samenwerkingsverband. Hij heeft zelf ook handelingen verricht en daarmee bijgedragen aan de drugshandel. Het samenwerkingsverband heeft een structuur, een hiërarchie, iedereen heeft zijn eigen taak en onderling wordt verantwoording afgelegd. Ook heeft het samenwerkingsverband enige tijd bestaan. Daarmee is voldaan aan de wettelijke eisen aan een strafbare criminele organisatie.
Uit de rol van verdachte in de criminele organisatie; manager van de dealtelefoon, blijkt ook dat verdachte samen met anderen heeft gehandeld in harddrugs, en die drugs als medepleger voor dat doel heeft bewerkt en verwerkt door het te verpakken.
Begin pleegperiode deelnemen aan criminele organisatie en medeplegen van drugshandel
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte vanaf 20 december 2020 heeft deelgenomen aan de criminele organisatie en de drugshandel. De rechtbank stelt vast dat verdachte de gebruiker is van de [naam 1] -telefoon ( [telefoonnummer] ). De telefoon waarin dat telefoonnummer werd gebruikt is op 7 december 2021 aangetroffen in zijn woning. Op basis van historische uitpeil- en contactgegevens kan dit telefoonnummer in ieder geval vanaf 20 december 2020 aan verdachte worden gekoppeld. Vanaf dat moment peilt het nummer ’s nachts voornamelijk uit in de omgeving van de woning van verdachte en zijn er veel contactmomenten met het nummer van de vriendin van verdachte, [naam 2] . Dat uitpeil- en contactpatroon blijft gelijk tot aan de aanhouding van verdachte, waarbij die telefoon in beslag is genomen. Uit het dossier blijkt dat het [naam 1] -nummer al lang voor 20 december 2020 als dealnummer in gebruik was. Vanaf dat moment heeft verdachte die bestaande drugsdeallijn (telefoonnummer) dus beheerd en daarmee deelgenomen aan de criminele organisatie gericht op drugshandel en aan de drugshandel zelf.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 20 december 2020 tot en met 7 december 2021 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd cocaïne, MDMA, GHB (4-hydroxyboterzuur), speed (amfetamine), LSD (lysergide) en 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine);
2.
in de periode van 20 december 2020 tot en met 7 december 2021 te Amsterdam heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
  • [medeverdachte 1] en/of
  • [medeverdachte 2] en/of
  • [verdachte] en/of
  • [medeverdachte 4] en/of
  • [medeverdachte 3] en/of
  • andere personen,
die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet, namelijk het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en MDMA, GHB (4-hydroxyboterzuur), speed (amfetamine), LSD (lysergide) en 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine).

5.Straf

5.1.
Strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Het gaat om een zeer professioneel opgezette organisatie, waarmee enorm veel geld is verdiend. Verdachte was manager in de organisatie, stond bovenaan in de keten en bleef uit beeld maar heeft wel dikke winst gemaakt. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen. De officier van justitie heeft in de strafeis rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
5.2.
Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, voorgesteld. Verdachte stond laag in de organisatie en er is bijvoorbeeld geen sprake van import van grote hoeveelheden cocaïne. Verdachte is niet eerder veroordeeld en de huidige detentie heeft grote impact op hem, waardoor de kans op herhaling klein is. Verdachte heeft een vriendin en een dochter van twee jaar en was bezig met het aflossen van zijn schulden.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de ernst van de bewezenverklaarde feiten laten meewegen.
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband bezig gehouden met de handel in harddrugs. Hij had als manager een belangrijke rol in de organisatie. Het is algemeen bekend dat drugsgebruik gezondheidsrisico’s kent en dat de handel in harddrugs vaak samen gaat met andere vormen van criminaliteit, waarbij geweld niet wordt geschuwd. Kennelijk heeft dit verdachte er niet van weerhouden om op een eerlijke manier zijn geld te verdienen.
De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt over strafoplegging en wat in vergelijkbare zaken aan straffen is opgelegd. Daaruit volgt een uitgangspunt voor de hier bewezenverklaarde feiten van een gevangenisstraf van meerdere jaren.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en geen verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Hierdoor heeft de rechtbank geen inzicht gekregen in hoe en waarom verdachte tot de strafbare feiten is gekomen. De rechtbank kan daardoor het risico dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen niet goed inschatten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 32 maanden geboden.

6.Beslag

Op de beslaglijst staan een auto (Volkswagen) en een telefoon.
De auto moet worden teruggegeven aan [naam 2] , omdat uit het dossier voldoende blijkt dat zij de rechthebbende is. De telefoon wordt verbeurd verklaard, omdat de telefoon is gebruikt voor de drugshandel.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verboden, meermalen gepleegd;
2.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
32 (tweeëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
- een GSM (voorwerp 2 op de beslaglijst).
Gelast de teruggave aan [naam 2] van:
- een personenauto, rood, merk: Volkswagen (voorwerp 1 op de beslaglijst).
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. J. Huber en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2022.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging staat in bijlage I.